Er was een tijd dat ik geloofde dat de Literatuur onthult hoe de mensen diep vanbinnen zijn en dat, als ergens antwoorden te vinden zijn op de vraag hoe te leven, het tussen de kaften van literaire meesterwerken is.
Het is wellicht een gevoel dat bij de adolescentie hoort en dat de meesten met het klimmen der jaren verliezen. Altijd ben ik een veellezer gebleven, maar de ervaring dat een boek me overweldigde met schoonheid en waarheid, het weken door mijn hoofd spookte en mijn blik bepaalde, werd zeldzamer en zeldzamer.
Of lag het niet aan mij maar aan de boeken zelf? In Land, land!..., zijn herinneringen aan de jaren 1944-1948, schreef de Hongaarse schrijver Sándor Márai (1900-1989): ‘... er was iets gebeurd met het Boek als genre. Het leek niet meer gemaakt uit gedachten, zenuwen, herinneringen en dromen, maar uit Ersatz-materiaal.’
Zijn eigen Land, land!... was voor mij juist een boek dat Márais diagnose logenstrafte. Het leek volledig te bestaan uit diepe gedachten en ware emoties. Het deed mijn oude geloof in de kracht van literatuur herleven.
Márai was lang een vergeten schrijver. Eind jaren negentig werd hij herontdekt. In die dagen verscheen heruitgave na heruitgave van zijn romans en waren boeken als zijn novelle Gloed het gesprek van de dag. Ik verslond toen de ene na de andere Márai. Maar vooral Land, land!... maakte indruk. En ook nu ik het anno 2018 heb herlezen, blijf ik het ervaren als grootse literatuur.
De mens dient zelf met oplossingen te komen
In Land, land!... tekende Márai begin jaren zeventig zijn herinneringen op aan de laatste vier jaar in zijn vaderland, totdat hij het communistische regime ontvluchtte en hij zich na omzwervingen door Europa in de Verenigde Staten vestigde. Daar joeg hij zich, vereenzaamd na de dood van zijn vrouw, in 1989 een kogel door de kop.
Het boek is (onder meer) een meditatie op wat ‘land’ betekent, door een schrijver voor wie naar eigen zeggen geen thuis meer bestaat. Ooit was voor hem de Hongaarse stad Kassa (tegenwoordig Košice in Slowakije) een echt thuis. Die tijd vereeuwigde hij in zijn roman Bekentenissen van een burger (1934).
‘Burger’ is voor hem, ontdekken we in die vroege roman en opnieuw in Land, land!..., geen scheldwoord maar een eretitel. Hij staat voor hem voor de (altijd vergeefse) poging de instincten te overwinnen en wreedheid en haat te beteugelen. Voor een geloof dat een mens zich moet proberen te verheffen door te proeven van de vruchten van wetenschap en kunst. Voor een leven, zoals dat van zijn vader die hij bezingt in de slotpagina’s van Bekentenissen van een burger, ’in het teken van ‘goedhartigheid, elegantie en hoffelijkheid’.
De burger is de mens van het humanisme. Dat is voor Márai, schrijft hij in Land, land!..., ‘het grote geschenk van Europa aan de mensenwereld’.
‘Het woord had de geur van studeerkamertjes en bibliotheken’, erkent de schrijver. Maar eigenlijk is het een ‘eis die het leven en het lot van de mensen heeft gevormd’. Waar bestaat die dan in? ‘Het is de menselijke maat. Dat het individu de maat bepaalt. Dat het individu de zin van de ontwikkeling is. (Als er al ‘ontwikkeling’ is, als het al mogelijk is dat de mens controle uitoefent over de instincten die hij uit de grot heeft meegenomen.) Het is de houding waarbij de mens geen bovennatuurlijk antwoord verwacht op het probleem van de dood, en de oplossing van zijn aardse problemen niet bij bovenmenselijke krachten zoekt.’
Het is, vind ik, een elegante formulering van de enige houdbare levensfilosofie. Maar Márai vreest dat het geloof in de mens het heeft afgelegd tegen de barbarij. ‘Wat ik pijnlijk miste, was ‘het menselijke’. Want dat was verloren gegaan in Europa. Waar? In de gaskamers van Auschwitz, het massagraf van Katyn, de hel van de strafkampen van de Russen en de Duitsers, onder de ruïnes van Dresden en Coventry, in het struikgewas van de maquis?’
Dezer dagen kunnen we daar nog aan toevoegen: op de Middellandse Zee, in vluchtelingenkamp Moria op Lesbos, in het discours over de hordes migranten die aan onze poorten staan te trappelen.
Márai tekent met galgenhumor zijn vertrek uit Europa op
Als Márai zich afvraagt wat ‘Europa’ betekent, voelt hij zich bijna een heiligschenner. ‘Was Europa niet ‘alles’, de zin van het leven?’ Tegelijkertijd voelt hij zich in West-Europa afgewezen. ‘In het Westen ben ik een provinciaal omdat ik Hongaar ben.’ Hij is bang dat hij er ‘eeuwig een gedoogde vreemdeling zou zijn’.
Ook heeft Europa in zijn ogen zijn roeping verloren: ‘Was er buiten de experimenten van een gemeenschappelijke markt en unificatie nog een spoor van een Europees bewustzijn in kunst en literatuur? Was het westerse beschavingsbewustzijn al weggetrokken van dit continent, naar de overkant van de oceaan?’
Het is het late inzicht dat onlangs ook in premier Mark Rutte indaalde: de EU is meer dan munt en markt.
Wat Europa voor Márai zeker niet mag zijn, is een pletwals die nationale verschillen uitvlakt. Na de oorlog wil hij eerst in Hongarije blijven, juist omdat de Hongaarse taal zijn thuis is.
Europa mag voor Márai geen pletwals zijn die nationale verschillen uitvlakt
Maar langzaam maar zeker rijpt het inzicht is dat het beter is te vertrekken. De vrienden met wie hij sinds jaar en dag zwom in het oude bad in de buurt van zijn huis, ziet hij een voor een niet langer komen opdagen.
Márai tekent het met galgenhumor op: ‘Eerst dacht ik dat de afwezige verkouden was. De middagkrant meldde echter dat hij niet verkouden was maar de nacht daarvoor was opgepakt op verdenking van samenzwering.’
Waar hij voor de oorlog een gezaghebbende stem is in de Hongaarse kranten, zit niemand nu meer op zijn stukken te wachten. Zijn romans schrijft hij ‘voor de lade’.
Waar hij het bangste voor is, is dat het de machthebbers zal lukken ook hem langzaam maar zeker te hersenspoelen. ‘Het allergrootste gevaar was dat ik zou blijven en me op enig moment die andere ik niet meer zou herinneren, die kort daarvoor nog de kracht en de wil had om te protesteren.’
Land, land!... zit vol onvergetelijke scènes
Land, land!... opent op 18 maart 1944, de dag dat nazi-Duitsland Hongarije bezet. Het is tevens de naamdag van Sándor, waarop zijn familie bij elkaar zit. Bij het flakkerende kaarslicht heeft Márai het gevoel ‘alsof wij, afstammelingen van burgers uit Opper-Hongarije en Boeda, voor de laatste keer het leven van onze vaders naspeelden.’ Het is een dag waarop ‘de totale vernietiging en verdwijning van een levenswijze’ volgt.
Het boek is daarmee een bespiegeling op een manier van zijn die verloren is gegaan en op een Europa dat zijn aard heeft verloochend. Vrolijke kost is het dus niet, al verlicht Márais humor zijn soms plechtstatige taal en vaak sombere gedachten.
Maar zoals ik het nu opschrijf, lijkt het alsof Land, land!...vooral een denkboek is, geen literatuur waarin de stijl de gedachten vleugels geeft en een instrument is om scènes te schilderen. En dat klopt van geen kanten.
Onvergetelijk is bijvoorbeeld de scène waarin Márai schijnbaar koel maar vol onderhuidse emotie beschrijft dat op diezelfde 18 maart 1944 Poldi Krausz, de eigenaar van de kroeg De Diepe Kelder waar hij vaak vertoefde, bij hem langskomt.
Krausz heeft zojuist gehoord dat iemand hem bij de Gestapo heeft aangegeven en ze hem zullen komen halen. Hij wil zijn kostbaarste bezit in bewaring geven: een album waarin zijn gasten - ‘schrijvers, journalisten, kunstenaars, nachtmensen’ - stukjes hebben geschreven. Márai adviseert hem het album elders af te geven, omdat hij vreest dat het bij hem niet veilig is. ‘Later, van een onmetelijk afstand, over oceanen heen, zag ik soms dit beeld voor me: Poldi Krausz, die de trap afloopt met het album onder zijn arm.’
Het zijn scènes die erin hakken. Maar dankzij zijn stilistische en verbeeldingskracht biedt Márai soms ook troost. Zoals met deze onvergetelijke zin:
‘Hij wist dat uit de verschrikkelijke chaos van het leven geen andere uitweg mogelijk was dan een goed geformuleerde zin: al het andere was een gebroken eed of betekenisloze blabla.’
Wil je op de hoogte blijven van mijn Brusselse zoektocht? Elke zondag om 10.00 uur publiceer ik een nieuwsbrief waarin ik verslag doe van mijn pogingen het spel in Brussel te doorgronden en initiatieven voor een mooier Europa in kaart te brengen. Die verschijnt op de site, maar kan je ook in je mailbox ontvangen.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!