Op het Amerikaanse platteland is de geest van Elvis Presley nog springlevend
Meestal lees je lijstjes met 10 plekken waar je echt naartoe moet. Deze zomer schrijf ik over drie plekken die je kunt overslaan. Vandaag: de restanten van het Elvis Is Alive Museum in Wright City, Missouri. Toen ik er bij toeval langskwam, leerde ik hoe de geest van Elvis nog over het Amerikaanse platteland waart.
Als je Elvis Presley wilt bezoeken, kun je natuurlijk naar Graceland gaan, daar ligt hij begraven.
Maar je kunt beter naar Wright City, Missouri: daar is de geest van de zanger nog springlevend.
Het plattelandsstadje ligt op een uur rijden van St. Louis. Vanaf de snelweg zie je al gauw het vijf meter hoge houten bord, een uitsnede van Elvis. Hij draagt een kruis als Jezus. Deze verkleurde Elvis is het weinige dat rest van het Elvis Is Alive Museum.
Waar ooit het Elvis-museum stond, is nu een voedselbank
Ik ontdekte het verdwenen museum een paar jaar terug bij toeval. Ik moest in de buurt van Wright City een tweedehands kano ophalen die ik via internet had gekocht. Gelokt door dat Elvis-bord week ik van de route af en nam een kijkje. Binnen verscheen een oudere man die zich voorstelde als Bill Beeny, ‘de enige echte’.
Beeny vertelde me dat het museum al sinds 2007 dicht was. Tot de collectie behoorden ooit krantenknipsels en een witte Cadillac waar Elvis eens in zat. Maar het pronkstuk was de uitslag van een DNA-test die zou bewijzen dat Elvis nog leeft.
De collectie had hij verkocht, voor ruim 8.000 dollar. In het pand was nu een voedselbank gevestigd voor behoeftigen in Wright City.
Thuis googelde ik naar informatie over de man en zijn museum. Bill Beeny was een dominee en verzorgde ook het conservatief-christelijke programma Mighty Stream Radio, las ik in het archief van de St. Louis Post-Dispatch. Hij was inmiddels bijna negentig jaar oud.
In Wright City wonen heel veel mensen die op Elvis lijken
Ik las ook dat hij een extreemrechts verleden had gekend. In de jaren zestig organiseerde hij al ‘anticommunistische’ jongerenbijeenkomsten. Hij trainde jongeren in wapengebruik om zich te weren tegen de opkomende burgerrechtenbeweging. Hij was een voorstander van segregatie en steunde de segregatiepolitiek van George Wallace.
Hij leek me een relict uit een ver, ver verleden.
Die wetenschappelijke aanpak onderscheidde hem van de mensen die zomaar beweerden dat ze Elvis nog hadden gezien
In 1992 was deze extreemrechtse dominee zijn Elvis Presley-museum begonnen. Hij verkleedde zich als lookalike. En hij publiceerde ook twee boeken, beide met bijna dezelfde titel: Elvis’ DNA Proves He’s Alive! en DNA Proves That Elvis Is Alive!. Die wetenschappelijke aanpak onderscheidde hem van de mensen die zomaar beweerden dat ze Elvis nog hadden gezien in een benzinestation of de Walmart, zei Beeny eens tegen TheNew York Times: ‘Our approach is more factual. We have DNA.’
Uit die verhalen kreeg ik de indruk dat Beeny een charlatan was, en wie weet ook een racist. Maar zijn bewering dat Elvis nog leeft, daar vond ik wel wat in zitten.
Ik bedoel niet dat de zanger zelf nog leeft. Maar wel heel veel mannen die op hem lijken, zeker in stadjes zoals Wright City.
Het Amerikaanse platteland zit vol met gekrenkte, wanhopige witte mannen
Elvis was een tragische witte man van middelbare leeftijd met flink overgewicht die verslaafd was aan pillen en die zelfdestructief leefde. Aan die profielschets voldoen veel mensen op het platteland.
Elvis’ liedjes getuigen van wanhoop. Luister maar naar Heartbreak Hotel, over een man die suïcide pleegde. En ze getuigen van een man die zich in zijn mannelijkheid voelt aangetast, in zijn eer. Luister naar Don’t Be Cruel en (You’re The) Devil in Disguise.
Die gekrenkte, wanhopige mannen: ook die vind je veel op het platteland in het midwesten. ‘Middle-Aged White Americans Are Dying of Despair’, schreef The Atlantic een poosje geleden. Laagopgeleide witte Amerikanen zijn zieker en sterven jonger. Ze zijn vaker verslaafd aan pillen en heroïne. Ze zijn vaker te dik. Ze zijn, kortom, wanhopig.
Vooral arme witte mannen plegen zelfmoord. En het worden er steeds meer
De cijfers voor zelfdoding zitten al een poosje in de lift. Bijna 84 procent van de slachtoffers is wit en 77 procent is man, lees ik in The New York Times. Juist arme, witte mannen lopen het risico, lees ik ook in The Economist.
Wanhoop en zelfdestructie: je zou het het Elvis-syndroom kunnen noemen. Het is alleen geen relict uit het verleden.
Er zijn duizenden van zulke Elvissen te vinden op het kapotte platteland van Missouri. Het zijn de mannen voor wie er in Wright City liefst drie voedselbanken zijn. De gekrenkte mannen die zich aangetrokken voelen tot rechtse ideeën, tot verlossers en autoritaire charlatans. Elvis is niet dood, hij is vermenigvuldigd.