Boekentip voor de zomer: een absurde roadtrip door de grootste stad van Afrika
Grote thema’s als ongelijkheid, corruptie en oorlogsmisdaden verweven in een humoristisch en bizar verhaal – daarin slaagt de jonge Nigeriaanse schrijfster Chibundu Onuzo in haar roman Welcome to Lagos. Ze sleurt ons mee, eerst door de jungle van de Nigerdelta, dan door de jungle van Lagos.
De grootste stad van Afrika, Lagos, in Nigeria, heeft meer inwoners dan heel Nederland: naar schatting zo’n 21 miljoen.
En elke dag komen er zo’n zevenhonderd tot tweeduizend mensen bij.* Niet door geboorte, maar door migratie. Want in Lagos (slogan: Centre of Excellence), daar kun je het maken.
Ook ik voegde me een maand geleden bij die gigantische stroom mensen die in deze stad een leven voor zichzelf probeert op te bouwen. En in het vliegtuig las ik een boek dat ik simpelweg vanwege de toepasselijke titel heb opgepakt: Welcome to Lagos, van de jonge Nigeriaanse schrijfster Chibundu Onuzo.
Nu is Lagos niet echt een vakantiebestemming te noemen. Toch wil ik van harte aanraden Welcome to Lagos in je zomerkoffer te stoppen. Want Onuzo weet op lichte toon zware thema’s als ongelijkheid, corruptie en oorlogsmisdaden aan de kaak te stellen – en vertelt een humoristisch en bizar verhaal, dat me van begin tot het eind meesleepte in de krochten van deze megastad.
Een onwaarschijnlijke roadtrip in onwaarschijnlijk gezelschap
Het boek begint niet in Lagos, maar diep in de Nigerdelta, waar het Nigeriaanse leger, onder leiding van Kolonel Benatari (wiens huid door juju ondoordringbaar zou zijn voor kogels) probeert lokale rebellengroepen de kop in te drukken. Daarbij lapt de Kolonel elk oorlogsrecht aan zijn laars.
Officier Chike en soldaat Yemi beginnen zich daar steeds ongemakkelijker bij te voelen.
‘De woestheid van de kolonel leek nauwelijks in bedwang te worden gehouden door zijn stijf gebleekte uniform. [...] Chike kreeg het gevoel dat de Kolonel, als hij de kans zou krijgen, de scalps van zijn vijanden aan een gordel zou rijgen, en de riem van leer en staal die zijn middel nu omcirkelde zou weggooien.’
Als de Kolonel hun op een nacht opdraagt een dorp in brand te steken en de burgers point blank neer te schieten – als vergelding voor twee gedode soldaten – besluiten Chike en Yemi ervandoor te gaan. Ze deserteren.
De zweterige, klamme spanning van de eerste bladzijden geeft het boek een gigantische vaart mee – en zet de toon voor een absurde Afrikaanse roadtrip, met een snel groeiend reisgezelschap.
Elke reiziger heeft zo zijn eigen redenen om op weg te willen naar dé plek waar iedereen anoniem kan zijn: Lagos
Want nog voor de soldaten de jungle goed en wel hebben verlaten, pikken ze twee reizigers op: de jonge, eveneens gedeserteerde guerrillero Fineboy (‘Na which kind name be that?’ ‘Na my mama give me!’), en Isoken, een meisje dat haar familie is kwijtgeraakt toen rebellen haar dorp overvielen.
Als ze een busje het gebied uit nemen, komt er nog een reisgenoot bij: Oma, een vrouw die is weggelopen voor het huiselijk geweld van haar echtgenoot.
Elke reiziger heeft zo zijn eigen redenen om op weg te willen naar dé plek waar iedereen anoniem kan zijn: Lagos. Dat geen van hen daar een verblijfplaats, baan of bekenden heeft, verbindt het bij elkaar geraapte zootje tot een soort familie. Met Chike als leider. ‘Chike wist niet hoe hij plots het commando van het ene peloton had ingewisseld voor dat van een ander.’
De roadtrip van de groep eindigt zonder pretenties, onder een brug.
Het is de enige verblijfplaats die de groep kan betalen. Want ja, ook een slaapplek onder een brug is in Lagos niet gratis: de area boys, een soort zelfverklaard buurtbestuur, innen er huur. Er heerst een georganiseerde vorm van chaos:
‘De onderkant van bruggen vormen multifunctionele ruimtes: schaduw en beschutting, huis en kantoor, kerk en moskee, met betonnen pilaren zoals je aantreft in grote villa’s. [...] Er heerst een vreemde, chaotische orde op deze plekken. Elke voedselverkoper, elke kapper, zelfs elke bedelaar heeft zijn huur betaald en in ruil daarvoor verwachten ze veiligheid. ‘Nobody dey steal for here,’ zegt een area boy trots. ‘Onder de brug, our government dey work.’
Het is een tijdelijke oplossing, besluit de groep wanneer ze onder de brug in slaap proberen te komen. Maar ja, dat zegt iedereen onder de brug – ook zij die hier al jaren slapen. ‘Het was de Lagos-illusie.’
De klasse die bóven de brug leeft
Welcome to Lagos is een knap samengestelde ensemble-roman: elk personage heeft zijn eigen dromen, zijn eigen achtergrond. Niemand komt eendimensionaal over – en dat is knap voor een boek dat zo bomvol karakters zit.
En de gelaagdheid houdt niet op bij de de vijf reisgenoten, wier perspectieven elkaar steeds afwisselen in het boek. Er zijn nóg twee lagen die Onuzo toevoegt: personages die bóven de brug leven.
De eerste is Chief Sandayo: Nigeria’s nieuwe minister van Onderwijs. Hij woont in een gigantisch huis, laat zich rondrijden in een gigantische auto, en is gigantisch ongelukkig sinds de dood van zijn vrouw.
De tweede is journalist Ahmed Bakare, die uit hetzelfde milieu komt als Sandayo: zijn vader heeft altijd voor de overheid gewerkt. Maar Ahmed probeert te breken met het leven van zijn ouders. Hij veracht de manier waarop zijn vader rijk is geworden.
Niemand wil meer adverteren in een krant die onpopulair is bij de president
Hij herinnert zich hoe zijn vader hem als kind voor het slapengaan verhalen vertelde over Ijapa de schildpad, die het hele dierenrijk in de luren legde met leugens en bedrog. ‘Toen Ahmed ouder was en meer begreep van de papieren in zijn vaders kantoor, zag hij de daden van Ijapa terug in hun huizen in Amerika en Dubai. Zijn vader was het logge systeem gemakkelijk te slim af.’
Ahmeds levenswerk is de krant die hij heeft opgericht. De Nigerian Journal is een poging eerlijke, kritische journalistiek te bedrijven in Nigeria.
Maar eigenlijk is die poging keihard aan het mislukken – vooral sinds de krant stukken publiceerde over verkiezingsfraude. Niemand wil meer adverteren in een krant die onpopulair is bij de president.
‘PRESIDENT ROEPT OP TOT NATIONALE GEBEDSDAG: dit was de kop waarmee zijn redactie dacht hun lot te keren.
‘Maar het is geen nieuws’, had Ahmed gezegd in de ochtendvergadering.
‘We hebben adverteerders nodig.’
De werelden botsen op elkaar
Hoe de verhalen van de vijf wanhopige brugbewoners, de doodongelukkige minister van Onderwijs en de falende journalist precies samenkomen – dat zou een te grote spoiler zijn om hier te vertellen.
Maar de botsing van hun werelden boven en onder de brug levert een prachtig schouwspel op. Een schouwspel vol onbegrip, want de parallelle werelden in Lagos komen normaliter vrijwel nooit met elkaar in aanraking.
Neem het moment dat de vader van Ahmed voorstelt dat Chike’s groep van hun zwembad gebruik mag maken. Chike: ‘Waar dacht deze man met zijn getrimde grijze sikje dat ze hadden leren zwemmen? Wie kon zwemlessen of de luxe van zwembrilletjes en zwembandjes betalen?’
Door telkens van perspectief te veranderen, pelt deze roman de lagen van de Nigeriaanse samenleving een voor een af, in al haar nuances.
Nigeria is bijvoorbeeld diep religieus. Journalist Ahmed vertegenwoordigt de kritiek op een volk dat alles aan God overlaat. ‘Bij elke crisis werden de ogen gesloten, de knieën gebogen, de hoofden naar Mekka gericht, en de ruggen toegekeerd aan het probleem.’
En ook Chief Sandayo heeft een afkeer van religieus fanatisme. Zijn kijk op de wereld is zo mogelijk nóg donkerder. ‘Aardbevingen, hongersnoden, oorlogen: allemaal tekenen en voorbodes van de apocalyps. Het was een manier om een wereld te verklaren waar het nooit beter werd.’
Maar Chike toont de andere kant van de religieuze medaille: elke avond leest hij zijn reisgezelschap voor uit de Bijbel. Dat bindt hen, dat biedt hun steun. En als ze door een bizarre gebeurtenis miljoenen dollars in hun schoot geworpen krijgen, besluiten ze die niet zomaar te verbrassen. De groep gaat het geld als volleerde filantropen besteden.
Een hoopvolle én zwartgallige kijk op de wereld
Welcome to Lagos is een sprankelende weergave van het leven in een megastad. Een prettige vertelling met hoopvolle én zwartgallige blikken op de wereld.
Tekenend is bijvoorbeeld hoe Chief Sandayo reageert op de filantropische bedoelingen van de groep. ‘En waartoe? Dit was een land dat niet uit de modder getrokken kon worden. Modder werd Nigeria. Vuil was haar natuurlijke schutkleur.’
Onuzo weet alle verhaallijnen aan elkaar te knopen, zonder zoetsappig te worden. Misschien is ze zelfs een tikje fatalistisch – of moet ik realistisch zeggen. Want hoewel de werelden boven en onder de brug in deze roman op volle snelheid tegen elkaar klappen, schrijft ze: ‘Lagos was een jungle, een geordend ecosysteem, met een getrapte voedselketen, winnaars en verliezers, wier lot al vast lag voor ze geboren werden.’