Deze twee inheemse volken in Suriname laten zien: de strijd voor gelijke rechten kun je winnen

Karin Amatmoekrim
Correspondent Verzwegen geschiedenis
Portret van een Ojana-vrouw in Suriname met kind in een hangmat, 1937. Collectie Tropenmuseum, fotograaf onbekend.

Van de tot slaaf gemaakten tot de ‘Boeroes’, in mijn geboorteland Suriname heeft iedere groep zijn eigen monument. Behalve de inheemse volken. Via de rechter vochten twee volken voor erkenning van hun rechten. En wonnen.

Naast de trap in mijn huis leunen twee slanke, houten jagers tegen de muur. In de ene hand houden ze een boog omhoog, de andere hand ondersteunt een koker met pijlen. Ze dragen traditionele kleding; een lendendoek om de heupen. Uit hun haar steekt iets dat op een verentooi lijkt.

Het stellen inheemse Surinamers voor en de beeldjes barsten van de symboliek. Zo is elk onderdeel van een andere houtsoort gemaakt, als symbool van de rijkdom van de Surinaamse natuur en de veelkleurigheid van de bevolking.

Het duo is een geliefd souvenir dat niet zelden wordt aangeschaft uit weemoed, en uit de behoefte aan herkenning. Elke Surinamer die binnenkomt, weet bij de aanblik ervan: hier woont er een van ons.

De jagers komen ook terug in Dat is een schild, gedragen door twee inheemse mannen. En wie weleens naar een groot Surinaams evenement zoals Kwaku of Keti Koti is geweest, heeft misschien weleens gezien dat relatief veel mensen kleurige schouderdoeken dragen, een inheemse klederdracht.

Twee Carib-mannen tonen het wapenschild van Suriname en vormen daarbij het wapen van Suriname, 1887. Foto: J.E. Muller / Tropenmuseum

Suriname en de Surinamers dragen de ‘Ingi’, zoals de inheemsen in de volksmond heten, zichtbaar en expliciet met zich mee. Maar wat weten we, los van de symbolische elementen, eigenlijk van de oorspronkelijke bevolking van Suriname? Een gewetensvraag voor mij, als Surinaamse Nederlander. Want is hun geschiedenis niet het verst weggedrukt in mijn eigen historische bewustzijn, als het gaat om mensenrechten en de bescherming daarvan?

In postkoloniale samenlevingen zoals die in Suriname wordt het verleden intensief onderzocht, herdacht en verwerkt. Dat geldt dan voor het slavernijverleden, maar ook voor de migratie en oorspronkelijke cultuur van Aziatische contractarbeiders.

De positie van de inheemse bevolking maakt echter niet of nauwelijks deel uit van een nationaal gesprek. Zo zijn er monumenten ter herdenking van de Javaanse en van de Hindostaanse immigratie, en standbeelden die het slavernijverleden van de afro-Surinamers verbeelden.

Er is zelfs een monument voor de ‘Boeroes’, de afstammelingen van de Nederlandse boeren die zich ooit in Suriname hebben gevestigd. Maar een eerbetoon aan de oorspronkelijke bewoners van het land, ontbreekt nog altijd in Paramaribo.

Geen erkenning

Er is dus geen erkenning voor het verleden van de inheemsen, maar ook de aandacht voor hun situatie nú ontbreekt. Die kenmerkt zich door de schending van hun mensenrechten, de weigering hun grondrechten te erkennen en bedreiging van hun leefgebied.

Neem de Kali’na en Lokono, inheemse volken die leven bij de monding van de Marowijnerivier. Ze richtten samen een pressiegroep op: de Kali’na en Lokono Inheemsen Beneden Marowijne (KLIM). Alcoa, een grote Amerikaanse multinational, opende een bauxietmijn, de grondstof voor aluminium, in hun leefgebied.

De gevolgen waren groot voor de ongeveer 1.200 mensen die, verdeeld over zes dorpen, in het gebied wonen. ‘De Wane-kreek zat vroeger vol met vis, en de bossen waren vol met wild’, vertelt Louis Biswane van de KLIM me, die uit het gebied komt. ‘Wie een paar uur naar de kreek ging, kwam terug met genoeg eten voor een aantal dagen. Zo vol was het er.’

De kreek is leeg en het wild is weggetrokken. Nu moet je dagen jagen en heb je amper genoeg eten voor één dag

‘Maar nu? Er zijn zoveel bomen gekapt dat je zelfs geen korjaal (boot) meer kunt maken om erheen te varen. Je kunt geen huizen bouwen, want de bomen die we daarvoor gebruikten, zijn ook weg. De kreek is leeg en het wild is weggetrokken. Nu moet je dagen jagen om terug te komen met amper genoeg eten voor één dag.’

Ik ontmoet Biswane als hij een paar dagen in Nederland is, een tussenstop op zijn terugreis naar Suriname vanaf Australië, waar hij op werkbezoek was. De activist overlegde daar met lokale organisaties over hoe grondrechten het beste beschermd kunnen worden, en hoe je uitgeputte gebieden het best kunt herstellen. Kennis waar hij veel aan kan hebben bij zijn strijd in eigen land.

Toen Suriname in 2007 de VN-Verklaring over de rechten van inheemse volken tekende, leek dat een belangrijk kantelmoment te zijn, vertelt Biswane. Suriname verklaarde zich hiermee in te zetten voor de bescherming van de eigen inheemsen.

Maar in de praktijk veranderde er weinig: sindsdien is nog steeds zonder overleg met de bewoners grond ‘weggegeven’ aan multinationals. Ook de Grondwet bleef ongewijzigd, terwijl die artikelen bevat die inheemse volken bedreigen.

Andere wetten bleven intact. Zoals de bepaling die houtkapvergunningen mogelijk maakt (uit 1947). Of het Decreet Mijnbouw uit 1986, dat bepaalt dat alle delfstoffen in Suriname eigendom zijn van de Staat. In 1992 werd de Wet bosbeheer aangenomen. Deze legde vast dat de staat eigenaar was van alle bossen en grondstoffen in Suriname. Biswane: ‘Je gelooft het bijna niet, maar Suriname is het enige land op het westelijk halfrond dat geen enkele vorm van inheemse rechten heeft opgenomen in de Grondwet.’

Rechtszaak

In Suriname hebben de leiders van de inheemse volken zich verenigd in de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname (VIDS), die hun belangen behartigt. Samen met de KLIM en met hulp van internationale mensenrechtenorganisaties spanden zij in 2007 een rechtszaak aan tegen de Surinaamse staat, wegens schending van de rechten van de Kali’na en de Lokono.

Het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens nam de zaak in behandeling en oordeelde in 2015 dat de staat Suriname inderdaad de rechten van de Kali’na en de Lokono onvoldoende had beschermd. Het Hof droeg de staat onder meer op binnen drie jaar hun collectieve rechten op hun oorspronkelijk leefgebied te

Portret van een Arowakken-vrouw met kind (1904-1910). Foto: A.C.P. Curiel / Tropenmuseum

De uitspraak leidde tot grote vreugde in de inheemse gemeenschap. De betekenis van het vonnis werd tijdens een feestelijke bijeenkomst in Erowarte (een dorp aan de Marowijnerivier) aan de bewoners gepresenteerd. Mensen kwamen in traditionele klederdracht – getooid met araveren, kleurrijke lendendoeken – bij elkaar en proostten op een verbetering van hun situatie. Maar aan de kant van de overheid bleef het daarna akelig stil.

Biswane: ‘Na de uitspraak van het Hof nam de regering allerlei maatregelen. Zo heeft ze een presidentiële commissie ingesteld, met dorpshoofden en ministers, die het vonnis moest uitvoeren. Maar we zijn nu drie jaar verder en er is nog niets gebeurd. Ze schuiven het op de lange baan. Terwijl ze gedwongen zijn het vonnis uit te voeren. En wij zullen niet rusten totdat dit is gebeurd.’

Biswane zet zich sindsdien in voor de wettelijke erkenning van hun grondrechten, maar ook voor de rehabilitatie van het nu uitgeputte gebied, waaraan overheid en bedrijfsleven jarenlang geld hebben verdiend.

Onafhankelijke experts hadden eerder dit jaar al geconstateerd dat van de rehabilitatie van het Wane-gebied nog geen sprake is. ‘Men heeft totaal geen verstand van zaken: de verkeerde bomen worden geplant, en die trekken de verkeerde dieren aan, of zijn onbruikbaar voor onze doeleinden’, zegt Biswane.

Hij sprak uitvoerig met ouderen in dorpen in het Marowijnegebied. Op basis van die gesprekken, de bevindingen van de experts en zijn ervaring in Australië, stelde hij met de KLIM een actieplan op dat ze binnenkort de regering zullen aanbieden.

Een vonnis met weinig effect

Hoe is het mogelijk dat de autochtone bevolking van een land zo stelselmatig genegeerd wordt, zelfs met een internationaal vonnis op zak? Uiteindelijk zal Suriname zich aan de uitspraak moeten houden, zoals Biswane zegt.

Toch is het opvallend dat ondanks alle media-aandacht in Suriname voor de protesten en de inspanningen van inheemse organisaties, het effect ervan beperkt is. Andere Surinaamse bevolkingsgroepen lijken zich niet aangesproken te voelen door de inheemse roep om erkenning. Het blijft voor mensen in meer stedelijke gebieden een ver-van-mijn-bedshow. Bovendien eisen de economische crisis en politieke onrust alle aandacht op.

In Nederland is er al helemaal weinig aandacht voor de oorspronkelijke bewoners van wat ooit de Nederlandse achtertuin was. Ook in het debat over kolonialisme is de stem van de inheemsen nauwelijks te horen. Die stilte zegt misschien wel iets over het effect van datzelfde kolonialisme op inheemse samenlevingen.

Volgens Eithne Carlin, universitair docent aan de Universiteit Leiden en specialist op het gebied van inheemse talen in Guyana, Suriname en Frans-Guyana, is in veel voormalige koloniën de positie van de inheemse volken nauwelijks veranderd sinds de onafhankelijkheid.

Honderden jaren van overheersing hadden een verwoestend effect op de psyche, de identiteit en het gevoel van eigenwaarde

Carlin: ‘De gouverneurs werden simpelweg vervangen door afstammelingen van de kolonisten. Koloniale ideologieën zijn daardoor nooit echt uitgestorven, alleen de actoren zijn veranderd. Voor inheemse volken betekent dit dat ze nog steeds onder buitenlandse overheersing leven, die dicteert dat ze geen recht hebben op hun eigen voorouderlijk land. En dat hun talen, culturen en religieuze uitingen geen plaats hebben in de samenleving.’

Ze probeert zich voor te stellen wat dit betekent: ‘Wat alle gekoloniseerde mensen met elkaar gemeen hebben, is dat honderden jaren van overheersing een verwoestend effect hadden op de menselijke psyche, op iemands identiteit en gevoel van eigenwaarde. Dit maakt het moeilijk voor mensen om een ​​manier te vinden om terug te vechten, om hun plek opnieuw op te eisen.’

Terra nullius, het koloniale uitgangspunt

Om de positie van inheemse groepen in onze tijd te begrijpen, moeten we eerst begrijpen waarom Europeanen dachten zich grond op andere continenten te kunnen toe-eigenen.

Het uitgangspunt was het bestaan van terra nullius; land dat aan niemand toebehoorde. Land kon alleen geclaimd worden door een soevereine staat – en die soevereine staat moest weer door christelijke vorsten worden erkend.

Volgens deze ideologie waren Amerika, maar bijvoorbeeld ook Australië, ‘lege’ landen. De inwoners waren geen christenen, en werden daarom beschouwd als minder dan menselijk.

Oajana Josapé, een Wajana-man uit een dorp aan de rivier Paloemeu. Collectie Tropenmuseum, fotograaf onbekend.

De opvatting dat inheemsen een ‘lesser people’ zijn, leeft volgens Carlin nog steeds voort in ex-koloniën. In een aantal Pauselijke Bullen – door de paus opgestelde en ondertekende verklaringen – staan de oorspronkelijke bewoners van Noord- en Zuid-Amerika beschreven als ‘primitief en heidens’.

De bullen, vormden de ‘wettelijke’ basis voor de inname van grond in Noord-Amerika. Ze dragen ‘ontdekkingsreizigers’ op onder het gezag van de paus ‘heidenen en andere vijanden van Christus waar dan ook geplaatst’ op te sporen en aan zich te onderwerpen, en ‘om alle koninkrijken, hertogdommen, vorstendommen, heerschappijen, bezittingen en alle roerende en onroerende goederen te veroveren, ongeacht van wie zij het bezit zijn, en om hun personen tot eeuwige slavernij

Alleen de landen die door andere christelijke monarchen vóór 1493 waren opgeëist, vielen daarbuiten.

Opvallend genoeg zijn deze verklaringen nooit ingetrokken, noch heeft de kerk ze ooit

Inheemse organisaties wijzen erop dat de ideologie die in die verklaring besloten ligt, namelijk dat land alleen ‘in bezit’ kan zijn van mensen als zij Europese (en christelijke) waarden delen, nog steeds voortleeft.

Het helpt niet dat de inheemse volken vaak met maar weinig zijn (volgens de Verenigde Naties telt de wereldbevolking zo’n 370 miljoen mensen die zichzelf beschouwen als inheems. Hoewel ze slechts van de wereldbevolking vormen, zijn ze goed voor 15 procent van de allerarmsten en kwetsbaarste groepen die er zijn.

De ‘vernietiging van de Indiërs’

In de Amerika’s begon de decimering van de inheemse bevolking met de komst van de Spanjaarden. Hoe systematisch de bevolking op de Caribische eilanden is uitgemoord, bijvoorbeeld, weten we dankzij de Dominicaanse monnik Bartolomé de las Casas en zijn boek Een korte beschrijving van de vernietiging van de Indiërs (1552).

Hij vertelt daarin hoe de bevolking van de Spaanse kolonie Hispaniola – het huidige Haïti en de Dominicaanse Republiek – in enkele decennia werd teruggebracht van 400.000 tot tweehonderd.

In 1829 werd de inheemse bevolking van Newfoundland uitgestorven verklaard, als gevolg van epidemieën, honger

Een ander uniek en sinister voorbeeld van de vernietigende werking van het kolonialisme, is het lot van Shanawdithit, de laatste overlevende van haar volk de Beothuk, uit het Canadese Newfoundland. Zij stierf op 29-jarige leeftijd aan tuberculose.

Na haar dood in 1829 werd de inheemse bevolking van Newfoundland uitgestorven verklaard, als gevolg van epidemieën, honger en moord door Britse en Franse vissers en handelaren.

De cijfers zijn onnauwkeurig, en of er sprake is van volgens de juridische definitie is de vraag, maar vaststaat dat er huiveringwekkend veel slachtoffers vielen. Alleen besmettelijke ziektes eisten al de levens van tussen de 70 en 98 procent van de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent. Uitgaand van de schatting dat daar in 1491 zo’n 75 miljoen mensen leefden, komt het dodental onder de inheemse bevolking uit op 50 tot 60

Kleine aantallen, grote gebieden

In Suriname vormen, volgens de volkstelling van 2012, de inheemsen slechts 3,7 procent van de bevolking. Dat komt neer op een kleine twintigduizend inheemsen op een half miljoen Surinamers.

Een kleine groep mensen, dus. Maar wel een die een omvangrijk deel van het land bewoont. Terwijl het overgrote deel van de Surinamers in de hoofdstad Paramaribo leeft of op de smalle strook langs de Atlantische kust, beheren en bewerken de inheemsen – net als de ongeveer – uitgestrekte en kostbare delen van het binnenland.

Elders in de wereld is sprake van een vergelijkbare verdeling. Hoewel inheemse volken goed zijn voor 5 procent van de wereldbevolking, bevatten hun leefgebieden 80 procent van de biodiversiteit van de aarde. In die gebieden bevindt zich bovendien zo’n 11 procent van de

Alleen al daarom verdienen inheemse volken hulp om zichzelf en hun leefgebied te beschermen tegen verdrijving voor mijnbouw, houtkap, oliewinning, stropers en grootschalige landbouw, stelt onder meer het Wereld Natuur Fonds. En de natuurorganisatie staat daarin niet alleen: over de hele wereld voeren organisaties van inheemse volken actie voor behoud van hun natuurlijke

Inheemse man op weg naar zijn dorp Toelinde op de savanne, 1940. Collectie Tropenmuseum, fotograaf onbekend.

Kapconcessies bedreigen Donderskamp

In Suriname zijn de Kali’na en de Lokono niet de enige inheemse volken die bescherming nodig hebben. Dat geldt ook voor de bewoners van Donderskamp, een dorpje op een dag reizen van Paramaribo, dat alleen per boot bereikbaar is.

Ik spreek erover met Josee Artist, die binnen de VIDS belast is met gemeenschapsontwikkeling. Artist: ‘In de omgeving van Donderskamp geeft de overheid al tientallen jaren kapvergunningen uit. Het bos is sterk uitgedund, er is nog net geen sprake van complete kaalkap.’

Inheemse dorpen, ‘die zo afgelegen zijn dat je soms weken moet varen om er te komen’, hebben vooral last van Brazilianen die de grens met Brazilië oversteken ‘en aan kleinschalige goudwinning doen, met behulp van kwik’, vertelt Artist. ‘De rivieren raken vergiftigd, met alle gevolgen voor de visstand, de mensen en de grond.’

Goed bedoelde bemoeienis

Milieuorganisaties spelen van oudsher een belangrijke rol in de strijd van de inheemse volken. Hun streven de natuur te beschermen, gaat hand in hand met de bescherming van de rechten van de inheemsen, zou je zeggen. Toch staan inheemse organisaties soms achterdochtig tegenover hen. Slechte ervaringen met andere milieuorganisaties zijn daar meestal de oorzaak van.

In de omgeving van het dorp groeien Maripa-bomen, hun nootachtige vruchten zijn gewild vanwege de olie die je ervan kunt maken. Josee Artist: ‘Een milieuorganisatie kwam hier kijken en zei: ‘Jullie kunnen er een industrie van maken. De dorpelingen zouden meer bomen moeten planten, olie produceren en het verkopen.’

Het Oyana-opperhoofd Apetina, 1952. Collectie Tropenmuseum, fotograaf onbekend

‘Goed bedoeld, ongetwijfeld, maar beredeneerd vanuit de gedachte dat geld verdienen de oplossing is voor alles. Waar zulke activisten niet bij stilstaan, is dat als er van slechts één soort veel bomen bij geplant worden de balans zoek is en het lokale ecosysteem in de war raakt. Milieuorganisaties moeten stoppen met vanuit kapitalistische opvattingen naar inheemse gemeenschappen te kijken. Daarmee zijn zij niet geholpen.’

In inheemse grondrechten komt alles samen, zegt ook Louis Biswane: de balans, waar Artist aan refereert, de toekomst van de planeet, die voor een belangrijk deel in de handen van de inheemsen ligt, in feite de schatbewaarders van de aarde dankzij hun niet te onderschatten kennis van de natuur. Ook de geschiedenis vind je erin terug, die hen van die rechten heeft beroofd en van hen ‘indianen’ heeft gemaakt.

Biswane lacht als ik hem vraag of hij nog wel eens Ingi, indiaan, wordt genoemd. Hij geeft de voorkeur aan de term inheems. Dat is geen ijdelheid, maar noodzaak, benadrukt hij. Het verschil? ‘Indianen hebben namelijk geen rechten. Inheemsen wel.’

Met dank aan Veerle van Wijk en Ellen-Rose Kambel.

Dit verhaal is onderdeel van het project waarin we onderbelichte geschiedenissen delen die in elk schoolboek thuishoren. Partner biedt bronnen en achtergrondinformatie, organiseert evenementen en lesmateriaal.Radiozender maakt video’s en radio over dit thema. Dit jaar verschijnen meer verhalen in deze reeks, die

Lees verder: