Het raadgevend referendum is dood. Taiwan experimenteert met het alternatief
Een constructief gesprek op internet, kan dat eigenlijk wel? Jullie stuurden me tal van voorbeelden van pogingen daartoe. Vandaag bespreek ik het idee dat mij het meest aansprak: hoe een land burgers online laat meepraten én meebeslissen.
De Eerste Kamer heeft op 10 juli het raadgevend referendum ten grave gedragen. De Nederlandse burger moet zich weer tot het stemhokje beperken.
Of we dat moeten betreuren, laat ik even in het midden. Mij leek het referendum altijd een gebrekkig antwoord op de juiste vraag.
Want ja, er zijn tal van onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de Donorwet, waarover ik best geraadpleegd had willen worden. Maar het terugbrengen van complexe zaken tot een ‘voor’ of ‘tegen’ trof mij altijd als een wat armoedige vorm van interactie.
Maar misschien verwacht ik gewoon te veel. Neem digitaal stemmen: het is 2018, we hebben al een kwarteeuw internet tot onze beschikking, en nog kunnen we dit niet op een veilige manier doen. De – retorische – vraag is ook of het wel wenselijk is dat een overheid zoveel te weten komt over de overtuigingen van haar burgers.
Een beter online publiek debat zal, kortom, vanuit de samenleving zélf moeten komen. Bijvoorbeeld vanuit de journalistiek.
Kunnen robotten debatteren?
Laat dat nu net de grote ambitie zijn waarmee ik dit voorjaar op pad ging. Na de zomer gaan we experimenteren met online debatten. Maar voor het zover is: welke experimenten met een beter online debat zijn er al geweest? En wat kunnen we daar bij De Correspondent van leren?
Jullie wezen me de afgelopen maanden op de meest uiteenlopende initiatieven.
Op oorlogsspellen, bijvoorbeeld, die je zouden helpen sneller en beter besluiten te nemen. Op kunstmatige intelligentie, waarmee je hele discussies kunt simuleren. En op algoritmes die discussies in goede banen leiden.
Met hoe meer mensen je in gesprek gaat, hoe minder je eraan hebt
Kunnen robotten debatten verbeteren? Daar bestaat grote scepsis over. Toch zou ik kunstmatige intelligentie niet te snel af willen schrijven.
In developertaal is hét probleem van online debatteren in drie woorden samen te vatten: it doesn’t scale. Met hoe meer mensen je in gesprek gaat, hoe minder je aan zo’n gesprek hebt. In het visualeren van de ‘stemming’ in een grote groep burgers kan kunstmatige intelligentie zeker helpen.
En er is één eilandstaat die daarmee een heel eind op weg lijkt te zijn. Voor een best practice moeten we naar Taiwan.
Het land dat zijn burgers online laat meebeslissen
Taiwan is een nog jonge democratie, die zich zo ongeveer tegelijk met de informatierevolutie heeft ontwikkeld. Persvrijheid en de eerste personal computers zijn in dit land in hetzelfde jaar geïntroduceerd (in 1986) en toen tien jaar later de eerste sites werden gelanceerd, hadden ook de eerste vrije verkiezingen plaats.
In 2014 hebben de burgers de regering voor het eerst teruggefloten, aanvankelijk via studentenprotesten. Deze Zonnebloemrevolutie heeft de digitale ambities van Taiwan verder aangewakkerd. Sindsdien is er zelfs een minister voor Digitale Zaken en een website waarop de dialoog met burgers wordt gefaciliteerd: vTaiwan.
Het lijkt daarom geen toeval dat dit land absolute koploper is op het gebied van online debatteren. Eerdere pogingen burgers online te raadplegen, strandden vaak omdat ze nogal op geschreven teksten dreven. Behalve hoogdrempelig (niet iedereen drukt zich even goed uit in tekst) waren deze discussies vaak ook verwarrend. Je zag simpelweg door de bomen het bos niet meer.
Wortels in de Occupybeweging en de Griekse polis
Daarom bezocht een vertegenwoordiger van de Taiwanese overheid in 2015 een ‘hackathon’, waar ze developers voor de uitdaging stelde een manier te zoeken om met de Taiwanese burgers een rationeel debat te voeren over beleidsvraagstukken. Bij deze hackathon was een jonge developer aanwezig van een kleine start-up uit Seattle: Collin Megill. Hij liet zich uitdagen door deze vraag en kwam met een oplossing: Polis.
De wortels van deze tool liggen in de Occupybeweging, waarvan de leden probeerden zo veel mogelijk besluiten te nemen op basis van consensus. Zijn wat romantische interpretatie van de Griekse polis, waarbij tot wel zesduizend burgers naar het stadsplein kwamen om over de kwesties van de dag te delibereren, was de bron van inspiratie voor Megills.
Polis wil een heel land aan het praten krijgen en zo de besluitvorming beïnvloeden
Taiwan was voor Polis het gedroomde experiment om de technologie in de praktijk te brengen. Zou het lukken een heel land aan het praten te krijgen over belangrijke kwesties, om zo de besluitvorming te beïnvloeden?
Polis werkt stukken eenvoudiger dan discussiefora: het schotelt burgers vragen en stellingen voor waarmee ze het eens of oneens kunnen zijn – of die ze kunnen negeren als ze geen antwoord paraat hebben. Vervolgens visualiseert het programma waarover op dat moment de meeste consensus is door verschillende ‘opiniegroepen’ in beeld te brengen.
Het idee is dat je doorgaat met stellingen opwerpen tot de consensus het grootst is. En dat is waar machine learning om de hoek komt kijken: het programma houdt realtime de stand van zaken bij. De grootst mogelijke consensus beschouw je vervolgens als de uitkomst van het gesprek.
In 80 procent van de gevallen zet de overheid de uitkomst van deze discussies om in wetgeving of beleid
Die cijfers zijn behoorlijk indrukwekkend: in februari 2018 meldden de initiatiefnemers dat er in een kleine drie jaar al 26 kwesties zijn bediscussieerd. En, hier komt het bijzonderste: in zo’n 80 procent van de gevallen heeft de overheid de uitkomst van dit debat daadwerkelijk omgezet in wetgeving of gebruikt bij het maken van beleid.
Zo was er in het land al zes jaar discussie over hoe de online verkoop van alcohol moest worden gereguleerd. Door burgers over dit beleid te laten praten, kon er in zo’n drie à vier maanden consensus worden bereikt om het nieuwe beleid op te baseren. Politici kregen eerst de wind van voren van hun kiezers bij elke vorm van regulatie. Nu burgers zélf aan het roer stonden, kwamen ze uit bij een aantal voorwaarden waar kopers en verkopers van drank aan moesten voldoen.
Ook de invoering van Uber en AirBnB in het land werd aan zulke consultaties onderworpen.
Na een eerste discussie volgt het wetgevingsproces en ook de conceptwet wordt aan de Polis-discussianten voorgehouden. Indien nodig organiseert vTaiwan ook offline inspraakbijeenkomsten, om meer te weten te komen over de motivaties achter de stemmen.
Wat neem ik mee uit dit experiment?
Wat Polis me leert is dat een online discussie pas écht zin heeft als er iets op het spel staat. Dat de overheid daadwerkelijk iets doet met de uitkomsten van deze gesprekken, tilt het gesprek boven het niveau van ‘vrijblijvendheid’ uit. Het maakt dat de deelnemers – net als bij een referendum – weten dat de uitkomsten van hun discussie mogelijk ergens toe leiden. Dat zorgt voor een bepaalde betrokkenheid bij het publiek.
Ik kan me voorstellen dat het motiveert om te weten dat een discussie op De Correspondent tot een artikel of een manifest leidt, waarvan de groep de auteur kan worden genoemd. Dan druk je echt een stempel met je gesprek. Want volgens mij is dat de grote succesfactor van vTaiwan: dat je niet alleen raad geeft, maar ook een opdracht aan de overheid verstrekt om iets met de uitkomsten van een gesprek te doen.
Wat laat ik achter?
vTaiwan is in handen van de overheid, maar functioneert als een bottum-up opensource-initiatief van burgers en developers die alles in hun eigen tijd organiseren. Toch is het de overheid die zich opstelt als de luisterende partij.
Hoe mooi dat ook klinkt, uiteindelijk lijkt het me toch geen goed idee wanneer de overheid zoveel informatie over haar burgers bezit. Toen ik contact zocht met Polis-ontwerper Megill en de organisatie achter vTaiwan bleven zij stil over de privacywaarborgen die nodig zijn om te voorkomen dat, ik noem maar iets, een partij als Cambridge Analytica met de discussiedata aan de haal gaat.
Hier ligt dan ook bij uitstek een kans voor de journalistiek en het maatschappelijk middenveld, om zich met een beroep op publieke waarden als debatforum op te werpen. De kunst is dan wel om de urgentie te behouden die Polis in Taiwan heeft. Zolang er met hoge privacystandaarden wordt gewerkt, zie ik de meerwaarde van dit soort tools zeker in.
Stel je eens voor dat we de Donorwet aan een online gesprek à la Polis onderwerpen
Stel je eens voor dat we de Donorwet aan een online gesprek à la Polis onderwerpen. Het mooie van de zoektocht naar consensus is dat het dan niet bij een binair besluit hoeft te blijven.
Als er een referendum over de wet zou zijn gekomen, stonden er twee polen overeind. ‘Ja, alle organen mogen worden gebruikt, tenzij iemand daar bezwaar tegen aantekent’ versus ‘nee, de overheid mag niet aan de organen van overleden burgers komen, tenzij die daar expliciet toestemming voor hebben gegeven’.
Wellicht dat het gebruik van een tool als Polis een derde weg kan bieden: ‘Nee, de overheid mag niet zonder toestemming over de organen van overleden burgers beschikken. Maar ze mag burgers wel dwingen een keuze te maken vóór of tegen orgaandonatie, zolang ze maar op die keuze mogen terugkomen.’
Een consensusreferendum in plaats van een ja/nee-referendum. Zit daar iets in?
Dit artikel kwam tot stand met dank aan een tip van een van onze leden, Sicco van Sas, developer bij de Open State Foundation.