Een schoen zonder zool, een okselvlek kruipend naar een rugvlek. Hij ziet er gesjochten uit na twee dagen dansen in het zand, permanent het terrein afzoeken naar verloren gewaande vrienden, ontluikende liefde in de toiletrij en tosti’s voor anderhalf muntje.

Ook ik smolt vandaag, van in- en externe warmte; liefde, bas en hitte zijn bedacht door dezelfde professor. De zon viel door bomen op glitterwangen en zweet in borsthaar. Nu hebben lampen die rol overgenomen, maar het valt niet minder op dat m’n rechter wenkbrauw intussen alvast naar huis is en m’n lange haar nu schouderlengte heeft van de klit. Na een reeks amicale beledigingen over en weer met hem die ook even tegen dit hek was gaan zitten, sluit ik af met een zwak maar welgemeend ‘je moeder’.

Hij trekt zijn telefoon uit zijn zak. Het scherm licht zijn ogen op, pupillen die naar de buitenste rand van zijn irissen reiken. ‘Ik moet haar bellen.’ Ze hebben ruzie gemaakt. Die ging over zijn vriendin. Of eigenlijk ex, maar dat klinkt nu nog te kil, geef het een maand. Hij is bij haar weggegaan omdat ze niet lief voor hem was. Maar op de een of andere manier jeukt het hem wanneer zijn moeder dat benoemt. Dan zou hij bijna uit protest zijn ex gaan appen voor een verzoeningspoging die sowieso maar kort zou duren.

Zijn moeder is slecht in relaties. In die met zijn vader was ze zelfs zo matig, dat de jongen vanaf zijn elfde om het weekend drie dorpen ver moest fietsen om bij hem te logeren. Pa had niks in huis, frisdrank was bij spa rood gegoten ranja. Van die laffe frambozen-Euro Shopper. Een geschaafde knie kreeg ducttape. Zijn vaders nieuwe lief was er altijd bij.

Zijn moeder had er ook zo een gehad, een lief, maar die was destijds buiten het zicht van hem en zijn zusje gebleven. Die lief was er zelfs eerder geweest dan die van zijn vader, in het geheim, als ze de tweede auto meenam om vrijwilligerswerk te gaan doen. Toen het uitkwam vertrok zijn vader. Hij had zijn moeder de ruimte gegund haar eigen verhaal te bedenken. De lieve vrede, die telde, tot er vorig jaar kerst teveel amaretto in de tiramisu zat.

‘Hey mam. Oh, kut.’ Een meisje in afgeknipte spijkershorts en badpak struikelt over zijn voeten. Hij schreeuwt sorry, helpt haar niet omhoog. ‘Mam?’

Ik app verloren gewaande vrienden. ‘Rechts achter bij die paal waar we net stonden’, ‘beetje naast dat ene podium’, ‘even plassen’. Naast me zegt de jongen dat hij niet weet hoe laat het is. Nee, er is niks aan de hand, sorry als ze sliep.

Hij steekt zijn hand naar me uit, ik pak hem vast. Hij verheft zijn stem, de telefoon in zijn wang gedrukt. ‘Ik wil gewoon geen ruzie maken.’ … ‘Wat? Nee? Nee ik dacht dat jíj boos was.’ Hij laat mijn hand los, staat op, steekt een vinger in zijn onbezette oor. ‘Ma, doe rustig. Ik bén niet boos. Jíj bent boos.’