Het kan wél: een heel jaar ouderschapsverlof in crisistijd

Marilse Eerkens
Correspondent Kinderomgang
Foto: Joyce van Belkom/Hollandse Hoogte

Betaald ouderschapsverlof was lange tijd een voorrecht van Scandinavische ouders. Maar sinds enkele jaren zijn ook landen als Duitsland en Engeland om. Waarom? En wat kunnen wij in Nederland van de Duitsers en Britten leren?

De cognitieve ontwikkeling van Nederlandse baby’s die naar de crèche gaan, is iets beter dan die van kinderen die niet naar de crèche gaan. Daar staat tegenover dat hun welbevinden minder is. Dat was - in een notendop – wat hoogleraar gezinspedagogiek Rien van IJzendoorn ons vertelde tijdens het debat over de babyopvang dat Ewoud Poerink en ik onlangs organiseerden.

Van IJzendoorn dat baby’s in de crèche meer last hebben van stress dan thuis. Daarnaast Dat is in het kinderdagverblijf vaak zo hard dat baby’s zich er door voelen. Ook zijn baby’s die naar de crèche gaan beduidend vaker ziek. 

Kinderombudsman Marc Dullaert toonde zich na afloop van de bijeenkomst bezorgd. Hij zei er zelfs serieus aan te twijfelen of de rechten van kinderen – zoals opgenomen in het Verdrag inzake de Rechten van het Kind - in de huidige Nederlandse babyopvang wel worden nageleefd. Niet omdat onomstotelijk is bewezen dat het vastgestelde onbehagen van baby’s op lange termijn schadelijk is - daar moet nog meer onderzoek naar worden gedaan - maar wel omdat het ‘onze plicht is ervoor te zorgen dat kinderen zich ook in het hier en nu prettig kunnen voelen.’

Daarnaast zei hij het onwenselijk te vinden dat ouders in Nederland min of meer gedwongen worden hun kinderen al op zo’n jonge leeftijd naar de opvang te sturen, simpelweg omdat zij het zich financieel niet altijd kunnen veroorloven om minder te werken. In plaats van het geld, zou het belang van het kind leidend moeten zijn in die beslissing.

Hoe zit dat in andere landen?

Na deze kritische noten over de Nederlandse opvang aangehoord te hebben, vroegen wij ons af: hoe gaan andere westerse landen eigenlijk om met de opvang van baby’s? Wijkt hun beleid af van het onze? En zo ja, valt daar nog iets van op te steken?

Bijna alle OESO-landen geven méér geld uit aan verlofregelingen voor ouders dan Nederland. Bron: OESO 2009. Illustratie: Momkai

Ja, is het korte antwoord: hun beleid wijkt in veel gevallen af. Volgens Willem Adema, senior economist bij de  in Parijs, investeert Nederland in vergelijking met andere OESO-landen heel weinig in regelingen en voorzieningen voor kinderen tussen de vier maanden en twee jaar. Tijdens zijn in januari van dit jaar toonde hij een grafiek waarin de leeftijd van een kind wordt afgezet tegen de hoeveelheid geld dat in hem wordt geïnvesteerd.

Nederland behoort tot de landen die het minste geld uitgeven aan verlofregelingen voor ouders

Je ziet dan inderdaad een opvallende investeringskloof in de doorgaans opgaande lijn. Die kloof zie je in andere landen ook, maar volgens Adema is die veel minder diep dan in Nederland. Opvallend is ook de waarin je kunt aflezen hoeveel een land besteedt aan verlofregelingen voor ouders: Nederland behoort tot de landen die hier het minste geld aan uitgeven.

Want waren het vroeger alleen de Scandinavische landen en Finland die het ouderparen financieel mogelijk maakten om een jaar of langer voor hun baby te zorgen, sinds enige jaren hebben stellen in Duitsland (2007) en Engeland (2008) ook het recht op twaalf tot veertien maanden betaald - of deels betaald - verlof na de geboorte van een kind.

Dit in tegenstelling tot Nederland, waar ouders na zestien weken betaald zwangerschapsverlof voor de moeder, alleen hebben op een onbetaald ouderschapsverlof van zesentwintig weken. Dat verlof moet worden verdeeld over twaalf maanden. Je komt als ouder in die periode nu nog in aanmerking voor een belastingkorting, maar dat voordeel wordt per 2015 weer afgeschaft.

Ruim 10 procent van de publieke sociale uitgaven in Nederland gaat naar gezinnen met kinderen (OESO 2009). Dat geld is bestemd voor kinderopvang, kinderbijslag en andere voorzieningen. Nederland neemt daarmee een gemiddelde positie in. Illustratie: Momka

Engeland: één jaar verlof

Waarom investeren landen als Engeland en Duitsland - ondanks de crisis - wél in verlofregelingen en andere voorzieningen voor heel jonge kinderen? Onderzoeker Serv Vinders verzamelde hier informatie over voor de stichting  Hij komt tot de conclusie dat deze landen hun beleid rond de allerjongste kinderen meer baseren op wetenschappelijke kennis dan Nederland. 

Neem Engeland. Volgens de aan de universiteit van Oxford en Londen verbonden professor Edward Melhuish is het zwangerschapsverlof daar uitgebreid tot bijna één jaar, omdat de langetermijneffecten van babyopvang waren. Tegelijkertijd gaf zijn naar de effecten van peuteronderwijs de Engelse regering genoeg munitie om alle kinderen vanaf twee jaar vijftien uur per week gratis naar de peuterschool te laten gaan.

Achter het Engelse beleid zit een duidelijke ideologie die op lange termijn naar alle waarschijnlijkheid ook nog eens meer geld gaat opleveren

Uit dit onderzoek kwam namelijk duidelijk naar voren dat kinderen die wekelijks een aantal uur - fulltime of parttime - naar de peuterschool gingen, slimmer en socialer werden. Dit zogenaamde EPPE-onderzoek loopt nog steeds en laat zien dat de effecten die op zesjarige leeftijd werden gemeten, op veertien jarige leeftijd nog steeds grotendeels opgaan - vooral voor kinderen uit kansarme gezinnen en vooral als de kwaliteit van het peuteronderwijs hoog is. Engeland ziet peuteronderwijs en goede zorg voor hele jonge kinderen dan ook als een sterk wapen in de strijd tegen ongelijkheid en armoede.

Anders dan in Nederland waarin verlof- en kinderopvangregelingen alleen worden gezien als middelen om ouders te helpen om werk en zorg te kunnen combineren – ofwel: ter bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen - zit achter het Engelse beleid een duidelijke ideologie die op lange termijn naar alle waarschijnlijkheid ook nog eens meer geld gaat opleveren. Onderzoek  dat er geen leeftijd is waarop het zo de moeite waard is om te investeren in kinderen als tussen de nul en de vier jaar.

Duitsland: twaalf maanden verdelen

Opvallend is dat ook in Duitsland kinderopvang en ouderschapsverlof veel meer zijn dan ‘arbeidsmarktinstrumenten.’ Volgens Johanna Possinger van het Deutsches Jugendinstitut maakte men zich in Duitsland erg veel zorgen over het geboortecijfer. Dat was gedaald naar 1,3 kind per huishouden; het laagste geboortecijfer van Europa. In Nederland is dit 1,75. Door een goede verlofregeling te introduceren hoopte men dit cijfer op te krikken. Sinds de invoering van de regeling in 2007, is het geboortecijfer maar licht gestegen naar 1,4.

Om vaders te stimuleren ook gebruik te maken van de regeling, krijgen ouders twee maanden éxtra verlof als de vader minimaal twee maanden verlof voor zijn rekening neemt

Toch is dat tot op heden geen reden om de verlofregeling ongedaan te maken. Volgens Possinger wil de Duitse overheid ouders ook de mogelijkheid geven om in alle rust en zonder geldzorgen een goede band op te bouwen met hun kind in de belangrijke eerste levensmaanden. Ook het welbevinden van ouders en kinderen speelde dus een rol bij de beslissing.

En dan zit er in Duitsland nog een emancipatieverhaal aan vast. Tot 2007 kregen ouders die thuisbleven om voor hun kinderen te zorgen, per kind, drie jaar lang een financiële bijdrage van 300 euro per maand. Het gevolg: vrouwen werkten lange tijd niet en accepteerden door dit cv-gat banen die onder hun niveau waren.

Volgens Possinger werden vrouwen na het krijgen van kinderen financieel afhankelijk van hun partner. Om die reden krijgen ouders nu twaalf maanden verlof te verdelen, waarbij ze 67 procent van hun netto inkomen van de staat vergoed krijgen (met een maximum van 1.800 euro). Om vaders te stimuleren ook gebruik te maken van de regeling, krijgen ouders twee maanden éxtra verlof – veertien maanden in totaal dus – als de vader minimaal twee maanden verlof voor zijn rekening neemt.

Nederland: werk gaat vóór het kind

Het zou te simpel zijn om nu te concluderen dat Duitsland en Engeland voor ouders en kinderen een paradijs op aarde zijn. Zo heeft Duitsland nog veel moeite om ouders, na die veertien maanden verlof, een goede kinderopvangplaats te bieden. Net als in Nederland zo’n vijf jaar geleden staat de kwantiteit van de crèches daardoor hoger op de politieke agenda dan de kwaliteit. 

Iets waar je volgens Johanna Possinger ook vraagtekens bij kunt plaatsen, is de financiële compensatie die ouders kunnen krijgen als ze helemaal geen gebruik maken van de kinderopvang na die eerste veertien maanden verlof. In de praktijk zie je dat deze maatregel ervoor zorgt dat met name laagopgeleide vrouwen thuisblijven en hun kinderen niet laten profiteren van de ontwikkelingsmogelijkheden die goede crèches hun kunnen bieden. En dan zijn er nog de kosten van de kinderopvang. Die wisselen erg per gemeente, waarbij de particuliere crèches vaak een stuk duurder (en luxer) zijn dan de staatscrèches of de crèches die worden gerund door kerkelijke instanties - met ongelijkheid tot gevolg.

Evengoed valt op het Engelse beleid nog flink wat af te dingen. Zo is kinderopvang in Engeland, los van de gratis vijftien uur voor peuters vanaf twee jaar, gemiddeld een kwart van het inkomen van beide ouders gaat hier aan op. In Nederland is dat 10 procent, in Zweden 4 procent. Ander bezwaar is dat het lange zwangerschapsverlof in Engeland ertoe leidt dat de zorg voor de baby volledig bij de moeder terecht komt. Per 2015 komt er daarom een regeling die ouders in staat stelt het verlof over beide partners te verdelen.

Kortom, zaligmakend is het allemaal niet in het buitenland. Maar er wordt wel wel meer vanuit een visie gehandeld, waarbij de ontwikkeling en het welbevinden van het kind centraal staat. Daar zouden we in Nederland wel een voorbeeld aan kunnen nemen.

Deze update is geschreven door Marilse Eerkens.