‘Welk boek ga je ook alweer tippen’, vraagt mijn vriendin.

Ik: ‘Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland.’

Vriendin: ‘O ja, dat vergeet ik steeds omdat het zo saai is.’

Nu verschijnen er veel saaie boeken over onderwijs – ik haal zelden het einde – maar het boek van emeritus hoogleraar Nederlandse geschiedenis Piet de Rooy dat dit jaar verscheen hoort daar niet bij. In een soepele stijl verweeft hij de onderwijsgeschiedenis vanaf de Griekse oudheid met zijn familiegeschiedenis. De Rooys vader wist zich met hulp van onderwijs op te werken uit een boerenfamilie en werkte later als onderwijzer en leraar pedagogiek, tot hij er in de docentenkamer van zijn laatste school bij neerviel.

Mijn exemplaar staat vol potloodstrepen en uitroeptekens, om de tien pagina’s heb ik een ezelsoor gevouwen en m’n boek heeft een rug als een riksjarijder in New Delhi.

Ik vouwde een oortje op de bladzijde over het gymnasium, dat men ook in de jaren zestig al verouderd vond. Ik zette een streep bij een passage over Jo Cals, de minister van Onderwijs die in datzelfde decennium de Mammoetwet door het parlement loodste en die zei dat wetgeving tot dan toe mislukt was omdat leraren altijd dwarslagen.

Flexibele leerling gevraagd

Bij een aanval op de Nieuw-Zeelandse onderwijsvernieuwer John Hattie, die vandaag de dag gezien wordt als dé kenner van ‘wat werkt in onderwijs’, zette ik een uitroepteken. Daar wil ik binnenkort een stuk over schrijven.

De Rooy ontwaart in zijn geschiedenis drie ‘concepten’ die altijd schuilgaan achter onderwijs. Een klassieke traditie, die ook wel ‘Bildung’ wordt genoemd, waarin de nadruk ligt op persoonsvorming door middel van cultuuroverdracht.

Een traditie die gestoeld is op een rationele, moderne, industriële samenleving, waarin de nadruk ligt op taal en rekenen. En een traditie gebaseerd op de geïndividualiseerde maatschappij, waarin de nadruk ligt op het ontwikkelen van vakoverstijgende vaardigheden en waarin van leerlingen vooral flexibiliteit verwacht wordt.

In Een geschiedenis van het onderwijs ligt de nadruk dan weer meer op het een, dan weer op het ander, maar het onderwijs is altijd een compromis. De Rooy kiest dan ook niet voor een van de drie scholen, al blijkt uit zijn toon wel waar zo’n beetje z’n persoonlijke voorkeur ligt, maar constateert slechts dat het onderwijs nooit aan ieders zin kan voldoen.

Juist de illusie dat volmaakt onderwijs binnen handbereik is, sluit waardering voor alles wat al bereikt is uit

De Rooy: ‘Daarom ook vond ik de opmerking dat álles anders moet’ – en misschien de bijval daarvoor nog meer – ‘zo kortzichtig. Juist de illusie dat volmaakt onderwijs binnen handbereik is, als we maar zouden willen, sluit waardering voor alles wat al bereikt is uit en belemmert het zicht op de werkelijke vernieuwing van het onderwijs: de gestage aanpassing van de school aan een wereld, die niet slechts de laatste jaren, maar van begin onophoudelijk verandert.’

Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland is een standaardwerk dat door iedere leraar en schoolleider gelezen zou moeten worden, als een Bijbel om onderwijsprofeten mee van hun podium te slaan. Binnenkort gaat correspondent Goede Gesprekken Lex Bohlmeijer in gesprek met Piet de Rooy.