Tijdens de klimaatramp is het op sommige plekken prima toeven (mits je het juiste toegangspasje hebt)

Jelmer Mommers
Correspondent Democratie & Klimaat
Foto: Isabelle van Hemert (beeldredacteur van De Correspondent)

Deze zomer ervaren we de impact van klimaatverandering aan den lijve. Maar als het echt misgaat, heeft niet iedereen er evenveel last van. Die ongelijkheid beschrijft Margaret Atwood in haar vlijmscherpe én vermakelijke boek Oryx and Crake.

De afgelopen weken, toen het zo absurd warm was in Nederland dat asfalt smolt, spoorlijnen kromtrokken en het metaal in oude bruggen zo ver uitzette dat ze ‘op slot’ kwamen te zitten, werd er veel gesproken over klimaatverandering. Veroorzaakte die de hittegolf? Moesten we hieraan wennen?

Ja, antwoordde Hittegolven komen in een warmer klimaat vaker voor, duren langer en zijn intenser. Een hittegolf zoals we die net hebben meegemaakt zal in Nederland gemiddeld elke vijf jaar terugkeren, aldus Verwacht ook meer en

Kortom: het podium waarop ieder menselijk verhaal zich afspeelt, komt in beweging. Maar gaan we dat ook zo ervaren? Wat als we de opwarming als gegeven gaan zien? Wat als de ontwrichting van het klimaat wordt overschaduwd door nog grotere ontwrichtingen?

Na het lezen van (2003) van de Canadese schrijfster Margaret Atwood kan ik me dat goed voorstellen.

Schone lucht voor de winnaars, oorlog voor de verliezers

Oryx and Crake is het eerste deel van een trilogie die de schrijfster zelf typeert als ‘speculatieve fictie’. Dat genre neemt bestaande ontwikkelingen zoals klimaatverandering als uitgangspunt en

Vroeg in het boek kom je erachter dat hoofdpersoon Jimmy de enige menselijke overlevende is van een wereldwijde pandemie. Die is niet uitgebroken omdat een of ander virus beter gedijde in een warmer klimaat, nee: de ziekte kwam er door menselijk handelen, door gentech.

Jimmy is een slimme, jonge, onsentimentele waarnemer en daarmee een perfect personage om na te vertellen wat er gebeurd is. Zijn flashbacks stuwen het plot voort; ze tonen een wereld die veel lijkt op de onze, maar dan een tikje extremer. Gentechbedrijven zijn oppermachtig, hun personeel leeft en werkt in ultra-beveiligde compounds, en de rest van de mensheid rot weg in gevaarlijke, smerige steden. Beveiligers in dienst van bedrijven hebben de politie vervangen.

Het klimaat is ingrijpend veranderd. Atwood beschrijft hoe het grondwater aan de kust verzilt, hoe in het noorden smelt en uit de toendra bubbelt, hoe de Aziatische steppes zanderige duinen

Maar binnen de compounds, de bedrijfsterreinen, merk je daar niets van. In een van zijn flashbacks wordt Jimmy rondgereden over het terrein van het allerrijkste gentechbedrijf (hij is een van de gelukkigen met een toegangspasje). Alles is er sprankelend schoon, aangeharkt, puur natuur. De lucht is vrij van fijnstof dankzij luchtwassers die werken op zonne-energie en zijn vermomd als moderne kunst (omdat het kan). Binnen de muren van het bedrijventerrein wordt een microklimaat in stand gehouden; vlinders zo groot als borden zweven er

Intussen op het nieuws: ‘Meer plagen, meer hongersnoden, meer overstromingen, meer uitbraken van insecten, microben, of kleine zoogdieren, meer droogtes, meer chickenshit boy-soldier wars in

Een wereld vol grensmuren en toegangspasjes – kennen we die niet ergens van?

Deze speculatieve fictie voelt realistisch. Niet alleen omdat we zulke oorlogen kennen en evenmin omdat ontwerper Daan Roosegaarde werkt aan

Ik vind vooral de extreme ongelijkheid en de vijandige bescherming daarvan herkenbaar. De grensmuren en die Atwood beschrijft zijn er al, of ze worden gebouwd (zie of Het is niet moeilijk je voor te stellen dat rijke mensen en landen zich in de toekomst verder verschansen, terwijl een onderklasse van ontheemden buiten achterblijft, overgeleverd Die mogelijkheid baart mij net zoveel zorgen als de almaar stijgende CO2-uitstoot en de impact van klimaatverandering zelf.

Voor de pandemie woont Jimmy met zijn vader en moeder op een compound. Zijn moeder noemt het ‘allemaal kunstmatig’, een pretpark. Maar zijn vader verdedigt de omheining. ‘Je kunt zonder angst rondlopen, niet? Een stukje fietsen, op een terras zitten, een ijsje kopen.’ Het was als in de tijd van kastelen, zegt hij. Die ‘waren er om jou en je vriendjes comfortabel en veilig binnen te houden, en iedereen

Jimmy leeft in zo’n kasteel en hij wordt erdoor gevormd. Hij voelt niets als hij naar het lijden van anderen op tv kijkt, hoogstens verveling. Hij sluit dingen uit, net als zijn vriend Glenn, met wie hij Extinctathon speelt – een spel waarin je de namen en voormalige habitats van uitgestorven diersoorten moet raden, plus de reden dat ze zijn gesneuveld.

Atwood is briljant en Oryx and Crake is verrassend grappig voor een post-apocalyptisch boek, het wordt nergens zwaar. Maar het is ook een heldere spiegel om onszelf te zien. Misschien lijkt onze tijd meer op die van de kastelen dan we denken, lijkt Atwood te zeggen. Pas als Jimmy buiten leeft, in de ruïnes van de ‘beschaving’, ervaart hij het verlies. ‘He’d grown up in walled spaces, and then he had become

Meer lezen?