Lezen of luisteren: Ik vond de ziel van Amerika in de grootste ketchupfles ter wereld

Arjen van Veelen
Correspondent Natuur

Welkom bij de podcast Amerikanen lopen niet, waarin ik verhalen vertel over het vergeten Amerika. In deze aflevering bezoek ik de grootste ketchupfles ter wereld, in Collinsville, Illinois – een toonbeeld van Amerikaanse grootheidswaanzin, maar ook een baken van hoop.

In het stadje Collinsville, Illinois, niet ver van Cahokia, staat de grootste ketchupfles ter wereld. Of nou ja, het is eigenlijk een watertoren, in de vorm van een rood-witte fles op stalen poten.

Het hele gevaarte is vijftig meter hoog. Het markante ding stamt uit 1949. De ketchupfleswatertoren moest de naastgelegen fabriek van Brooks Ketchup van water voorzien. De officiële naam luidt dan ook ‘Brooks Catsup Bottle Water Tower’.

Die fabriek zelf is al lang dicht, maar de toren staat er nog. Fier, als een baken, een attractie, een van de beroemde roadside memorabilia die je aantreft langs dit gedeelte van de legendarische Route 66.

Collinsville is een wat slaperig stadje, met veel boeren die gespecialiseerd zijn in het verbouwen van mierikswortel. Want behalve de stad met de grootste ketchupfles ter wereld is Collinsville ook de mierikswortelhoofdstad van de wereld: elk jaar vindt hier het Internationale Mierikswortelfestival plaats.

Goed, de ketchupfles. Ik had hem eens eerder bezocht, met mijn vrouw, omdat we toch in de buurt waren. En we waren, zoals dat heet, underwhelmed. De grote ketchupfles bleek inderdaad: een grote ketchupfles.

Op die letterlijke betekenis viel niets af te dingen, maar daarmee leek ook het meeste gezegd. Er waren geen andere bezoekers, er was geen kraampje waar je replica’s kon kopen. Het verkeer raasde gewoon voorbij. We stonden voor paal, zo voelde het.

Toch liet de ketchupfles me niet los. Want ik dacht dat de ziel van Amerika in die ketchupfles verstopt zat. Dat kwam zo.

Foto via: Mike Gassmann / Flickr

Ketchup als grootheidswaanzin

Rond die tijd begonnen de Amerikaanse presidentsverkiezingen op stoom te komen. Ene Donald Trump, toen nog een lachertje van een kandidaat, kwam steeds vaker op televisie. Hij noemde Mexicanen verkrachters, zei dat hij het land wil sluiten voor moslims. Deze man mikte overduidelijk op racistische witte kiezers. Heel serieus werd hij nog niet genomen.

Deze man was een parodie op zichzelf. Mensen kochten Trump-petjes als ironisch statement, zijn grootspraak werd gezien als een cultact. Maar Donald Trump deed me denken aan die grootste ketchupfles ter wereld.

Hoe kleiner het stadje waar je doorheen rijdt, hoe groter de kans dat je er een Grootste Ding ter Wereld tegenkomt

De ketchupfles, dacht ik, staat symbool voor die typisch Amerikaanse grootheidswaanzin waar Trump ook een exponent van is. Die groteske superlatieven, die kitsch, die trots, die leegheid ook – die melancholische megalomanie van Make America Great Again, een megalomanie die zo tragisch contrasteert met de treurige werkelijkheid van het ploeterende heartland.

De afgelopen jaren reed ik door talloze Amerikaanse gehuchtjes. Ik stelde een wet op: hoe kleiner het stadje waar je doorheen rijdt, hoe groter de kans dat je er een Grootste Ding ter Wereld tegenkomt. Juist in kleine steden willen Amerikanen graag de grootste hebben.

Zo vind je, verspreid over de VS, bijvoorbeeld ’s werelds grootste koffiepot, kettingzaag, honkbalknuppel, picknicktafel, snoekbaars, schaakstuk, pistachenoot, pecannoot, watermeloen, rolschaats, kantoorstoel, meerval, spinazieblikje, thermometer, hamsterrad, artisjok, breinaald, hooivork, onderbroek, aardbei, chocoladewaterval, koeienschedel, enzovoorts.

De lijst kan makkelijk met honderden grootsten worden uitgebreid: de grootste hebben is niet zo moeilijk, als je de categorie maar klein genoeg maakt. En zo had je dus ook de grootste ketchupfles ter wereld.

In de ban van de fles

Ik las in de archieven over de geschiedenis ervan. En leerde dat het ding na het sluiten van de fabriek bijna was weggeroest. Het was te danken aan een vrouw, Judy DeMoisy – bijgenaamd de ‘Catsup Bottle Lady’ – dat de fles gered werd. Om meer te weten te komen over de ziel van Amerika, zocht ik haar op.

Ik sprak haar in haar huis samen met haar man, Mike Gassmann, mede-ketchupflesliefhebber en bijgenaamd ‘The Big Tomato’. Het was zo’n vrijstaand huis met gazon in het suburbia dat je kent van de film; mensen die in materialistisch opzicht alles hebben, behalve iets om voor te leven.

Op de keukentafel stond een machine om buttons te maken: DeMoisy was net bezig met het vervaardigen van buttons voor het aanstaande ketchupfestival.

Ze kwam begin jaren negentig in Collinsville wonen, nadat ze jaren met haar toenmalige man, die bij de luchtmacht werkte, over de wereld had gezworven. In Collinsville kende ze vrijwel niemand, maar de eerste keer dat ze de ketchupfles zag, was ze meteen verliefd. De fles was in die tijd ernstig vervallen.

DeMoisy aarzelde niet: ze vormde met (voornamelijk oudere) vrijwilligers de Catsup Bottle Preservation Group. En begon geld in te zamelen voor restauratie.

‘Het was mijn Eiffeltoren’, vertelde DeMoisy me. Ze wijdde haar leven aan de fles. Haar hele huis hing vol met vintage afbeeldingen van de ketchupfles. Haar kelder bleek vol te staan met ketchupflesmerchandise: T-shirts, mokken, stickers, replica’s.

Ze verzamelde ook originele oude Brooks-ketchupflessen. Haar dochter had ze Brooks genoemd – naar de ketchupfabrikant dus. Zelfs haar nieuwe man, Mike, had ze leren kennen via de ketchupfles.

Foto: Arjen van Veelen

Hoe Collinsville, Illinois zijn trots terugkreeg

‘Ik begon te evangeliseren, mensen dachten dat ik gek was’, vertelt DeMoisy over die begintijd. Ze bezocht gemeenteraadsvergaderingen met een pan vol dampende ketchup, om lokale politici wakker te schudden: deze geur hing ooit boven de stad Collinsville, honderd jaar geleden werd hier al ketchup gemaakt, ouden van dagen herinneren zich de geur als de dag van gisteren! Het ging haar erom dat mensen hun geschiedenis weer waardeerden, zegt ze.

Elke zaterdag verkocht ze T-shirts bij de ketchupfles. Dat deed ze veel liever dan bedelen bij grote bedrijven; hoe meer inwoners betrokken werden, hoe beter. Het geld stroomde binnen. De toren werd gerestaureerd. Maar het ging om veel meer dan een likje verf. DeMoisy was de aanvoerder geworden van een echte ketchupflesbeweging.

Op de vijftigste verjaardag van de fles werd het eerste ketchupflesfestival gehouden. Dat is nog steeds een jaarlijkse traditie. DeMoisy liet me archiefkasten zien vol media-uitingen over de toren. De fles is inmiddels in honderden krantenartikelen en tientallen boeken genoemd. Collinsville had zijn trots terug, zijn baken.

Van watertoren naar totempaal

Haar man Mike kwam er ook bij zitten en deelde nog een interessante gedachte. Hij vergeleek de ketchupfles met de watertorens die je in bijna alle plattelandsstadjes ziet. Daar staat vaak groot de naam van het stadje op. ‘Ze vertegenwoordigen de gemeenschap’, zei hij.

Ik snapte waar hij op doelde. Die watertorens hebben natuurlijk een praktisch doel: publieke drinkwatervoorziening. Daarnaast zijn de bouwwerken ook bakens. Ze laten je zien waar je bent. Maar ze hebben minstens zoveel waarde als symbolen: er spreekt trots uit, zelfvertrouwen, roots, gezamenlijke inspanning – precies de waarden die onder spanning staan in veel kleine steden.

Je zou kunnen zeggen: aan die watertorens kun je aflezen hoe het met het bijbehorende stadje gaat. Roest de toren, dan roest ook de gemeenschap. En als de gemeenschap roest – door individualisering, economische neergang, noem maar op – dan kan populisme goed gedijen, als stuifzand op plekken waar de bomen zijn gekapt.

Aan de watertorens kun je aflezen hoe het met het bijbehorende stadje gaat. Roest de toren, dan roest ook de gemeenschap

Nu begreep ik beter wat DeMoisy voor elkaar had gekregen. Ze had de roestige fles great again gemaakt, maar dat betekende veel meer dan een likje verf. Ze had de community spirit wakker geschud, een oerkracht. Ze had de inwoners van Collinsville verzameld rondom de nutteloze, ironische toren. Ze had een komisch, industrieel bouwwerk veranderd in een totempaal.

Voor ik afscheid nam, dook Judy DeMoisy nog haar kelder in en kwam terug met stapels souvenirs: babyrompertjes met de ketchupfles voor mijn zoontje, mokken voor mijn vrouw, een speldje en twee T-shirts met de ketchupfles en de ironische tekst ‘SIZE DOES MATTER’.

En ik kreeg natuurlijk een uitnodiging voor het Grootste Ketchupfles ter Wereldfestival. Er zouden hotdogeetwedstrijden zijn en een verkiezing van Little Princess Tomato en Sir Catsup. De verjaardag van de fles zou groots worden gevierd met taart en de inwoners van Collinsville zouden samen het ketchupfleslied zingen:

We all stood around And looked up in the sky At the mighty catsup bottle And we all exclaimed "OH MY!"

Maar al die ironie en luchtigheid konden niet verhullen dat de inwoners van Collinsville bloedernstig met hun ketchupfles waren omgesprongen. Ze pochten natuurlijk met hun wereldwonder, ze waren chauvinistisch – maar ze vierden hun groepsgevoel zonder het gif van populisme, zonder anderen te kleineren of uit te sluiten.

Deze ketchup was voor iedereen. Ik vond dat mooi. En ik raakte er op dat moment, aan de vooravond van de verkiezingen, zelf ook van overtuigd: dat er op de wereld nauwelijks iets groters bestond dan de grootste ketchupfles ter wereld, te Collinsville, Illinois.

Deze podcast is geproduceerd en geregisseerd door Stefan van Duyn (Thinium Audioboekproducties).​ Wil je meer verhalen vanuit het hart van Amerika? Lees dan mijn gelijknamige boek uitgegeven door De Correspondent. Of ga naar Daar vind je alle verhalen die ik voorlees terug, inclusief foto’s en verwijzingen. En kun je, als je wilt, ook met me in gesprek over Amerika.