Zij ziet haar en zij ziet haar maar er staan vijf wachtenden tussen en iedereen moet nodig.

Het meisje vooraan, blauwe vlechtjes voor haar kleine zonnebril, staat met de armen gespreid, klaar om elke openslaande deur op te vangen. Daarachter een drie-eenheid die vanwege de te verwachten hokjesverwarring vast afspreekt elkaar te treffen bij ‘waar die guy stond met dat bier’. En een jongen die tegen elke opgetrokken wenkbrauw zegt: ‘Sorry, ik moet gewoon poepen en het is hier schoner.’

Het meisje met de vlechtjes kijkt naar links, naar het meisje dat achter me staat. En nog eens. Nog eens, net te lang. Het meisje met wie ze contact zoekt kijkt de eerste keer weg, de tweede en derde keer begint ze te grijnzen. Ze wordt aangespoord door haar vriendin: ‘Ik zie je kijken, ga dan, ze staat toch te wachten.’

Maar voor er iets kan opbloeien zwaait een deur open, de vlechtjes verdwijnen, de grijns ook.

Geen tijd om te rouwen

WOO HAH!-festival. Vijf jaar geleden nog vierduizend hiphopdevoten op een verlaten stuk Tilburgs spoor, dit jaar een driedaagse vlucht uit de werkelijkheid met 32.500 paar stampende benen per dag. Op zand. Los zand. Zorgvuldig geplande witte outfits sterven in het stof, maar niemand heeft tijd om te rouwen.

Er zijn tig enorme podia, al dan niet opblaasbaar, er is een meer, er is een skatepark, er zijn impromptu dansfeestjes in het bos. Georganiseerde chaos, gestroomlijnd door baslijnen die geruststellend in elkaar overlopen. Een weerzien van de twee die elkaar zagen bij de wc? Zo waarschijnlijk als een zomer lang tropisch weer in Hilvarenbeek.

Het meisje met de vlechtjes is klaar, ik neem haar wc over. Ze zoekt om zich heen, misschien wel naar de grijns, maar die schoot net in het hokje waar ze recht voor staat.

Nog even water halen voor ik verdwijn in het ontembare enthousiasme van anderen, ook voor de onverstaanbaar goede shows. Hordes die om de minuut net dat ene nummer horen waar ze voor gekomen zijn en de wetten van de zwaartekracht en driedaagse dansvermoeidheid negeren.

Die bereidheidwilligheid te sneuvelen is er ook voor het drinkwater dat her en der uit mobiele kranen komt. Het tappunt, tien kraantjes boven een wasbak, geklemd tussen het toiletblok en een enorm WOO HAH!-logo waar mensen zo nonchalant mogelijk – even wegkijken richting de zon, bh bijstellen, oh, staan deze metershoge letters hier ook? – op de foto gaan.

Een korte post-plaspauze in de zon terwijl ik wacht op mijn broertje. De bas leunend op m’n borst, een processie van in vage spiegels bijgewerkte gezichten, trekkend naar een volgend optreden. Wegdromen is gemakkelijk, tot je lippen samentrekken tot een anus en water halen meer nood dan keus wordt. Ik sluit aan in de kraanrij achter een gezandstraald gezelschap – een ervan steekt op vijf meter afstand vast zijn tong uit in de hoop op een verdwaalde druppel.

De modderige menigte blokkeert

Ik schuifel niet in mijn eentje naar voren. De jongen die net poepte bij de vrouwen staat er ook. Voortvarend. De grijns staat er. En vlechtjes ook. Vlechtjes heeft haar oog, blij verrast, opnieuw laten vallen op grijns, maar grijns kijkt strak naar het waterpunt.

Ze durft niet naar voren te stappen want er staat iets in de weg, meer nog dan de modderige menigte voor haar, net ergens grijsbruin uit een moshpit gerold.

Het is haar broek. Een splinternieuw fietsexemplaar, zilver in de schaduw, alle kleuren van de regenboog als de zon hem goed raakt. Duur was-ie ook, zegt ze tegen haar vriendin, die dreigt weg te lopen om naar Denzel Curry te kijken als ze nu niet snel gaat bijvullen. Een probleem voor fietsbroek, want het overbelaste tappunt is gebarsten en sproeit water. Precies op kruishoogte.

Een keer of vijf doet grijns een halve stap naar voren, maar het water wint.

Vlechtjes is bereid het ultieme offer te maken

Vlechtjes heeft die strijd intussen in de gaten – en ze heeft oogcontact gezocht met de vriendin van fietsbroek, die in de wc-rij al enthousiast was en intussen wild staat te gebaren dat nu het moment is. Vlechtjes is bereid het ultieme offer te maken. Ze loopt op de fietsbroek af, pakt zonder iets te zeggen haar lege flesje af en loopt langs de rij, recht door de stoffige schare, naar het tappunt.

Haar broek en shirt zijn doorweekt, maar het flesje zit vol. Breed lachend loopt ze terug en geeft het water aan de fietsbroek. Ze draaien zich om en lopen samen weg.

Ik zie niet wie wat zegt, maar er waren eens twee meisjes op WOO HAH!. Zegt de een tegen de ander: ‘Haha, jouw broek.’