Dit magische boek laat zien wat grenzen met mensen doen

Tomas Vanheste
Correspondent Europa tussen macht en verbeelding
Foto: Isabelle van Hemert (beeldredacteur van De Correspondent)

In de verste uithoek van Europa gingde Bulgaars-Schotse schrijfster Kapka Kassabova op verhalenjacht. Het resultaat: prachtige geschiedenissen en bespiegelingen over de betekenis van grenzen en van het woord ‘vaderland’.

‘Misschien is het verhaal van al onze levens het verhaal van wat verloren ging en hoe we trachten het weer terug te vinden.’

Deze tekent Kapka Kassabova op in haar Border. In het grensgebied van Griekenland, Turkije en Bulgarije, het land waar de nu in Schotland woonachtige schrijfster opgroeide, ging ze op zoek naar wat zij verloren had. Naar wat ‘vaderland’ eigenlijk is en wat grenzen voor invloed hebben op de levens van mensen.

Ik las het boek, dat begin 2017 verscheen, terwijl de Europese instellingen in zomerslaap zijn. Een geschikt moment om enkele van Kassabova’s even tijdloze als actuele inzichten over de betekenis van grenzen voor het voetlicht te brengen.

De scheidslijn tussen wij en zij

De zin over vergeefs zoeken naar wat verloren is gegaan, formuleert Kassabova in een hoofdstuk over een tragische geschiedenis. Halverwege de jaren tachtig bestond de bevolking in Bulgarije voor ongeveer 10 procent uit etnische Turken. Hun geboortecijfer lag wat hoger dan dat van de andere Bulgaren. Het communistische regime vreesde dat ‘zij’ – moslims – weldra ‘de onzen’ zouden overvleugelen. En het bedacht deze oplossing: de Turken werden ‘hernoemd’, kregen gedwongen een christelijke naam en moskeeën werden verboden.

In Edirne, een Turks stadje op een steenworp afstand van Griekenland en Bulgarije, ontmoet Kassabova het koppel Ayhse en Ahmed, uit Bulgarije afkomstige Turken. Toen ze kleine kinderen waren, werd Ayhse tijdens de grote hernoemingscampagne Assia en Ahmed werd Assen.

Vlak voor het communistische regime eind 1989 viel, voerde het de haatcampagne tegen de Turkse Bulgaren op om de aandacht af te leiden van de echte problemen: het gebrek aan mensenrechten en de desperate toestand van de economie. Vele families, ook die van Ayhse en Ahmed, werden gedwongen naar Turkije vertrekken.

Ayhse en hun zusters ontdekten pas dat ze ‘Turks’ waren, toen de politie op hun deur klopte

‘Ayhse en hun zusters spraken geen Turks’, schrijft Kassabova. ‘Ze ontdekten pas dat ze "Turks" waren, toen de politie op hun deur klopte.’

Een exodus van 340.000 mensen kwam op gang. De grootste volksverhuizing in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog.

Ayhse en Ahmed ontmoetten elkaar in het tentenkamp dat de verdreven Turkse Bulgaren opsloegen bij het oude busstation van Edirne. ‘Modder, regen, overstromingen, geen sanitair, twee jaar lang’, vertelt Ahmed. ‘Toen bouwden ze prefabwoningen voor ons. Een geschenk van de Turkse staat. Want we waren Turken, nietwaar?’ zegt Ahmed.

Toen ze nog in de tenten zaten, kwam de politie een keer langs. Ze schudden Ayhse door elkaar en zeiden: ‘Wat voor Turk ben jij als je geen Turks spreekt?’ Sindsdien sprak ze nooit meer een woord Bulgaars.

Teruggaan naar Bulgarije is iets waar Ahmed en Ayhse alleen van dromen. Ze voelen zich afgesneden van hun geboortegrond en jeugdherinneringen. Van hun memleket, hun vaderland of beter: moederland. Het Turkse woord meme betekent borst, memleket is de plek die jou voedt.

‘Wat is jouw memleket?’ vraagt Ahmed aan Kassabova. Zelf groeide ze op in Sofia. In het grensgebied waarin ze voor haar boek rondreist, ging ze tijdens haar jeugd met haar ouders op vakantie. Na de val van het communisme kreeg haar vader in 1992 een baan aan een universiteit in Engeland, later verhuisden ze naar Nieuw-Zeeland. Maar daar ‘verstoorde mijn verlangen naar het oude continent wat ik aan geluk voelde’, schrijft Kassabova. Op haar dertigste keerde ze naar Europa terug.

Als Kassabova haar verhaal heeft verteld, zegt Ahmed haast triomfantelijk: ‘Je weet niet wat je bent, zus. Daarom ben je hier.’

Het verhaal van Ayhse en Ahmed illustreert de eerste betekenis van grenzen: ze vormen de scheidslijn tussen ‘wij’ en ‘zij’ – en bepalen wie bij ‘ons’ mag horen.

De muur die de interne vijand gevangen houdt

Het communistische regime wilde in zijn nadagen Bulgaarse Turken het land uitzetten. Maar de andere Bulgaren wilde het juist met alle macht binnenhouden. Klyon was de bijnaam die Bulgaarse grenswachten gaven aan de muur bekleed met onder stroom gezet prikkeldraad, die de afscheiding vormde met de buurlanden.

Die muur stond er om de vijand buiten te houden, maar eigenlijk was ze, stelt Kassabova, vooral gericht op de vijand van binnen: de vrijheidsdrang van de mensen die niet meer in het systeem geloofden.

Zoals Felix, die als 18-jarige jongen uit Oost-Duitsland met een vriend in september 1971 de grens tussen Bulgarije en Turkije probeerde over te steken. Ze hadden gehoord dat het daar makkelijk was. Er zou alleen een hek met prikkeldraad in het bos zijn.

Ze begonnen te zingen, toen ze dachten dat ze de andere kant hadden bereikt. Maar Oostbloklanden als de DDR maakten opzettelijk kaarten waarop de grens verkeerd was getrokken. Plotseling stonden ze oog in oog met twee mannen met kalasjnikovs.

Op de rand van een klif zette een van hen het geweer tegen Felix’ hoofd. Hij dacht dat zijn leven voorbij was. Later dwong een hem in een barak in de bossen te proberen zijn lange haren met een lepel en zonder zeep en water af te scheren. Twee soldaten maakten het werk af met een scheermes, terwijl het bloed langs zijn schedel gutste.

Felix werd overgevlogen naar Berlijn. Daar werd hij in een isolatiecel gegooid en tijdens talloze ondervragingen gemarteld. Tot 1989 zat hij in de cel. En hij was nog een van de gelukkigen, schrijft Kassabova sarcastisch. Honderden die probeerden te vluchten, zijn in de Bulgaarse bossen doodgeschoten.

Bijna vijftig jaar na zijn arrestatie zoekt Kassabova Felix op. Hij is nu een kunstenaar en probeert zijn trauma’s te bedwingen met performances als The Hair Cut: nadat iemand het haar van een mannequin heeft afgeschoren, schiet hij zelf een pop die is uitgerust als de Stasi-officier zogenaamd door het hoofd.

Voor wie leeft in de Europese Unie zijn grenzen nauwelijks zichtbare scheidslijnen die je ongemerkt oversteekt, waarna de huizen en de weilanden er net wat anders uitzien. Maar voor velen was en is een landgrens een muur rond hun gevangenis.

De muur die de indringer buitenhoudt

‘Dit is een gevangenis’, zegt Alal. Kassabova ontmoet deze Iraaks-Koerdische vrouw in Svilengrad, een Bulgaars grensstadje. ‘Dit is niet Europa’, vindt Alal. ‘We kunnen niet werken, niet bewegen.’ Wat Europa dan wel is? ‘Europa is waar je niet bang bent, waar je vrij bent, waar thuis is’, denkt ze.

Maar dat Europa is voor haar en haar familie niet weggelegd. Maanden hebben ze gewacht op het bericht dat ze van het stadje aan de Bulgaarse grens mogen doorreizen naar Engeland. Daar werkte en woonde haar man Soran jarenlang. Hij heeft zelfs een Brits paspoort, maar zijn familie niet.

Kassabova voelt met ze mee: de vernedering, het gevoel ongewenst te zijn, een ziel die wacht in een tochtige gang van de geschiedenis’

In de jaren tachtig vocht Soran in Noord-Irak als peshmerga tegen dictator Saddam Hoessein. Hij vluchtte met zijn gezin toen hij bang was dat zijn zonen en ook dochters nu als peshmerga tegen Islamitische Staat zouden moeten vechten.

Nu kunnen ze niet voor en niet achteruit. Als Kassabova naar de dochters van Alal en Soran kijkt, voelt ze met hen mee: ‘De vernedering, de onrechtvaardigheid, de mindfuck dat je moet haten waar je vandaan komt maar niets nieuws hebt om van te houden, je ouders die wanhopig pogen je een beter leven te geven. Het gevoel onzichtbaar te zijn, ongewenst, verstomd, een lichaamsloze ziel die wacht in een van de tochtige gangen van de geschiedenis.’

Terwijl Europa hen ongewenste gasten vindt, ontvangen ze de schrijfster met open armen. Ze proberen haar te weerhouden naar een hotel te gaan, en heten haar ‘oneindig welkom’.

Harde grenzen: waanzinnig onwijs

Als een verhalenjager tekent Kassabova zulke soms schrijnende, soms prachtige geschiedenisssen op. Ze heeft een weergaloos talent om in contact te komen met mensen, naar hun verhalen te luisteren en die even poëtisch als kernachtig op te tekenen.

Een eenduidige politieke boodschap geeft Kassabova niet in Border. Die formuleerde ze wel in dat ze publiceerde toen het boek uitkwam: de bouw van nieuwe muren met prikkeldaad is waanzinnig onverstandig en zeer onrechtvaardig voor wie zich aan de verkeerde kant van de grens bevindt.

Van ver hoor ik de vraag al opdoemen: ja maar, we kunnen toch niet iedereen binnenlaten? Waarschijnlijk niet. Toch wil ik iedereen die vindt dat de EU haar buitengrenzen ondoordringbaar moet maken aanraden Kassabova’s boek te lezen. Want het is haast ondenkbaar dat haar doorleefde verhalen je niet laten twijfelen aan onwankelbare stellingnames over de noodzaak van harde grenzen.

Agonia

Maar ook voor wie zich niet laat overtuigen, heeft Borderveel te bieden. Niet alleen weet Kassabova de mensen die ze ontmoet treffend te portretteren, ook schildert ze de landschappen waar ze doorheen trekt op zo’n prachtige wijze dat je een nauwelijks te beheersen zin krijgt je koffers te pakken. En passant heeft ze enkele levenwijsheden in de aanbieding.

Zelf werd ik getroffen door wat ze zegt over het Griekse woord agonia. ‘De wortel van agonie is competitie, strijd. "In agonie zijn" is jezelf vergelijken met anderen, een sisyfusarbeid.’

Omdat de wereld in agonia is, is het goed hier in de bergen te zijn. Een tuin, een paar dieren, water: wat heb je nog meer nodig?

In het noordoostelijke puntje van Griekenland ontmoet ze Orfeus, die zich, nadat hij door de Griekse crisis zijn baan heeft verloren, met enkele vrienden in een hut in de bergen heeft teruggetrokken. ‘Omdat de wereld in agonia is’, zegt hij, ‘is het goed hier te zijn. Een tuin, een paar dieren, water. Wat meer heb je nodig?’

Terwijl ik die passage las, moest ik denken aan de tentoonstelling van de Vlaamse schilder Gust De Smet (1877-1943), die ik net had gezien. De Smet, schilder van stilte en berusting, vereeuwigde in expressionistische doeken de landschappen en de mensen van het boerendorp Sint-Martens-Latem.

Misschien ben ik – iemand die jong uit Vlaanderen is vertrokken en er recentelijk is teruggekeerd – net als Kassabova op zoek naar wat ik verloren heb. En toen ik De Smets schilderijen zag, had ik even het idee dat ik het gevonden had, dat dit mijn memleket was.

Maar laten we het verlangen naar het vaderland, dat Kassabova met eerbied beschrijft, vooral niet verwarren met nationalisme. Anders dan de meeste nationalisten hoopt ze juist dat de komst van vluchtelingen leidt tot de vermenging van volkeren.

Ook De Smet was een vluchteling. In de Eerste Wereldoorlog zocht hij een veilig heenkomen in Amsterdam. Later, terug in België, schreef hij dat ‘plotseling, in Nederland, de ontmoeting met het werk van enkele modernen mij de openbaring bracht dat de visuele nabootsing der natuur de zuivere expressie geweldig in de weg staat’.

Juist door de grens over te steken en met het ‘andere’ in aanraking te komen, wist hij zijn eigen weg te vinden.