Het lijkt alsof er iets ontbreekt in het huis van Mustafa Kus (51), het is zo stil. In de woonkamer zitten de kinderen – Kus’ nichtjes en een van zijn dochters. Soms fluisteren ze. Ze krijsen, rennen en spelen niet. Alsof het rouwen al is begonnen. De broers en zussen van Kus zijn bij zijn moeder, die vier deuren verderop woont. Alsof hij altijd dicht bij haar wilde zijn.

Zijn moeder gaat dood, heel snel. Het zou vandaag feest moeten zijn: het is de tweede dag van het Suikerfeest – vandaar dat Kus mij meermaals baklava aanbiedt: als ik mijn schoenen uitdoe, als we in zijn achtertuin zitten en bij het weggaan. ‘Moedertje’ heeft al dagen niets kunnen eten en drinken, het ziekenhuis heeft haar opgegeven. Ze is al tien jaar ziek, maar de laatste drie maanden gaat het hard achteruit.

Bij binnenkomst vallen me, behalve de stilte, ook de zwarte banken en een stuk bruin stof dat aan de muur hangt, net boven de dressoir, op. In het Arabisch staat er dat er geen andere God dan Allah is, en dat Mohammed, vrede zij met hem, Zijn boodschapper en dienaar is. En op de dressoir staan twee witte schaaltjes, het een met ‘Allah’, het ander met ‘Mohammed’. (Is God een remedie tegen eenzaamheid? Omdat Hij zo groot is, het grootst, Hij niet sterft, overal is?)

Ik wil Kus al heel lang interviewen. In de bus, naar zijn huis in Leiden, denk ik na over hoe ik hem zal begroeten. We rijden langs een blauwe flat. Een aantal jaar geleden woonde ik een paar maanden in net zo’n flat, op de zevende verdieping.

Later, voor zijn huisdeur, geven we elkaar een hand en zeggen we: As-salamu alaykum – vrede zij met jou. Hij buigt zich naar mij toe, ik zet mijn rechterhand op zijn rug, we tikken met de zijkanten van onze hoofden tegen elkaar, eerst links, dan rechts. Zo groet ik een van mijn zwagers ook altijd. Hij vraagt hoe het gaat. ‘Goed, Godzijdank’, zeg ik. Moet ik hem hetzelfde vragen? Ik doe het. Hij zucht. ‘Tja’, zegt hij. Ik doe mijn schoenen uit. De vragen die ik hem wil stellen, hoe ik hem moet aanspreken, zijn nu belangrijke zaken.

Elke dag huilt hij

Ik ontmoette Kus bij een bijeenkomst waar hij jongeren wierf voor zijn project Omalief. Met een handjevol ‘buitenlanders’ – vooral Turks-Nederlandse jongeren, soms uitgeprocedeerde asielzoekers – gaat hij langs bij ‘eenzame Nederlandse oma’s en opa’s’ in verzorgingshuizen. Het is nu de tweede keer dat we elkaar zien, we zitten in zijn achtertuin, aan een witte plastic tafel. Onder zijn ogen heeft hij grote wallen, het lijkt alsof zijn tranen zich daar verstoppen.

Maar hij huilt wel degelijk, zegt hij, elke dag, aan het bed van zijn moeder, waarin ze de hele dag ligt. Haar sterfbed noemt Kus het. Hij bedankt haar dan, meermaals, vraagt om vergeving omdat ‘wat wij voor onze moeders kunnen doen zo weinig is, vergeleken met wat een moeder een kind geeft’. Hakine helal et, annecim, zegt hij dan. En hij zegt haar dat zij genoeg voor hem heeft gedaan. Ze mag gaan. En hij huilt.

Ze zeggen dat eenieder die huilt voor Allah, de Barmhartige, de Genadevolle – uit vrees, bijvoorbeeld – dat diegene beschermd zal worden tegen het hellevuur. Maar hoe zit het dan met hen die huilen voor degenen die hen op de wereld heeft gebracht, hun moeders?

‘Ze heeft alles.’ Elke ziekte die je kunt krijgen, bedoelt Kus: borstkanker, hartklachten, suikerziekte, dementie, onder andere. ‘Maar ze is een sterke vrouw, zo een uit een Turks dorp, het Taurusgebergte.’ Alleen: ook sterke vrouwen overwinnen de dood niet, weet hij.

Hij is midden in dat Taurusgebergte geboren, in de provincie Mersin, in het dorpje Kuslar Koyu, letterlijk: het dorp van familie Kus. Zijn vader is daar al begraven, vijf jaar geleden.

Zo gaat dat in dorpen zoals die waar hij geboren is: als je psychische problemen hebt, ben je een dwaas, bezeten door duivelse geesten, door djinns

Kus vertelt dat toen hij na de dood van zijn vader zijn moeder vroeg waar hij was, ze antwoordde: ‘Daar’, de kamer in wijzend. Ze bedoelde niet hun dorp, of het stuk grond waarin zijn lichaam is gelegd, maar daar, in de woonkamer, ergens in huis. In het dorp zou ze voor gek worden verklaard, zegt Kus.

Zo gaat dat in streken zoals die waarin hij geboren is: als je psychische problemen hebt, ben je een dwaas, bezeten door duivelse geesten, door djinns. Hier, in Nederland, zeggen we dat het door haar dementie komt.

Alle herinneringen die ze had, al die jaren waarin zij die opdeed, zijn verloren. Haar kleinkinderen herkent ze niet meer, haar zonen en dochters nog wel. Zijn moeder weet zelfs niet meer hoe ze eten en drinken moet doorslikken. Een tijd geleden dienden ze haar eten toe met een infuus, soms deed Kus het met een lepel.

Haar mond openen lukte nog wel: met haar tong speelde ze met het eten, waardoor het uiteindelijk in haar slokdarm gleed. Maar de laatste dagen spuugde ze alles uit. Ze kon het niet verteren, kreeg ook nog een longontsteking. Vreemd dat je blijkbaar nog mens bent als je niet meer weet wat je moet doen om te blijven leven. Maar, als ze straks op de dag des oordeels voor God staat, en haar daden moet verklaren – goede en slechte – zal ze alles weer weten. Je ledematen zullen zelfs getuigen, zeggen gelovigen.

‘Ze is gehalveerd’

‘Ik denk telkens: als ze nou maar een paar boterhammetjes zou eten, of een soepje, fleurt ze weer op. Ze wordt constant zwakker, is enorm afgevallen. Ze heeft bijna geen kracht meer. Haar lichaam is aan het wegsmelten, ze is gehalveerd. Je ziet haar oogjes bijna niet meer, ze lijken in grote kuilen te liggen’, zegt Kus.

De dood vreet haar op, en Kus kijkt toe, met natte ogen. En het beetje dat hij kan doen om haar in leven te houden, doet hij.

Ben je bang dat ze er straks niet meer is, vraag ik hem. ‘Aan de ene kant wil je dat ze zo min mogelijk lijdt, dus dat ze zo snel mogelijk mag heengaan’, antwoordt hij. ‘Aan de andere kant wil je haar nog bij je houden, omdat ze alles betekend heeft voor ons.’ Voor hem, zijn broers, zussen, kinderen, buren, bedoelt Kus. ‘Als een moeder wegvalt, ontstaat er een enorm gat, echt enorm. Ik ervoer zo’n gat al toen mijn vader overleed, maar bij mijn moeder zal het moeilijker zijn. We zijn meer een stuk van mama dan van papa.’

Kus zegt als tiener niemand in de kou te hebben laten staan. Dat komt door zijn ouders, zij waren ook zo. Hij vertelt over een 16-jarige jongen op het spoor. Kus’ vader bewaakte de rails bij de Nederlandse Spoorwegen, toen hij een jongen tegen het lijf liep die zijn huis uit was gezet na een ruzie met zijn ouders. Kus’ vader nam hem mee naar huis, en de jongen bleef een aantal dagen bij hen logeren.

‘Ik denk dat zij de eersten waren die een niet-Turk of niet-moslim in huis durfden te nemen, terwijl zij zelf dochters hadden die even oud waren. Nog altijd is dat niet makkelijk in onze cultuur. Ze konden het niet over hun hart verkrijgen hem aan zijn lot over te laten.’

Alleen maar menslievendheid

‘Mijn vader was enorm sterk in vriendschap, hij had zijn leven over voor zijn vrienden. Mijn moeder was erg behulpzaam en vrijgevig. En dat bij elkaar heeft me gemaakt tot wie ik ben.’

‘Als ze rijk zou zijn, had ze dingen kunnen bouwen: een moskee, een weeshuis. Maar zij kon alleen menslievendheid achterlaten’

We zwijgen, dan zegt hij dat wat je achterlaat laat zien hoe je hebt geleefd. De tevredenheid van de mensen over zijn moeder, de lof die ze haar geven, bewijzen hoe goed ze voor anderen was. ‘Als ze rijk zou zijn, had ze dingen kunnen bouwen, en had je daaraan kunnen zien hoe ze geleefd heeft: een moskee, weeshuis, waterputten. Maar zij heeft alleen menslievendheid kunnen achterlaten’.

Kus maakt een aantal keer per dag de lippen van moedertje nat met een watje. Om haar iets langer in leven te houden. Maar het kan niet anders dan dat ze doodgaat, alles en iedereen achterlaat, een dezer dagen. God heeft nou eenmaal bedacht Zijn schepping maar een korte tijd op aarde te laten rondlopen. Hij zegt dat zijn moeder de laatste van haar broers en zussen zal zijn die gaat. ‘Maar ja, we gaan allemaal een keer heen, naar de andere kant’.

Achter de kist werd vier keer ‘God is groot’ gezegd

Een dag na onze ontmoeting lees ik op Facebook dat de moeder van Kus is overleden, ’s middags om halfvijf – moge God haar zonden vergeven en het paradijs schenken. Het dodengebed werd twee dagen later verricht. Achter de kist en de gebedsleider hoorde je de mensen vier keer ‘God is groot’ zeggen en een smeekbede doen voor de overledene en de Profeet. Tijdens dit gebed buig je of kniel je niet. Dat doe je alleen voor God, niet voor een mens of lijk.

Na het gebed is haar lichaam naar Turkije gebracht, naar dat dorpje waar ze geboren was. God maakt ons, later stuurt hij engelen om onze ziel op te halen. Voor ouders zoals die van ons geldt dat ze ook nog teruggaan naar de plek waar ze vandaan komen: de droge gronden, de dorpen ver weg.

‘Alleen al het besef dat ze aanwezig is, geeft me kracht en vertrouwen’, had Kus gezegd. Maar wat doet een kind als zijn moeder er niet meer is? Zal hij nu wachten op zijn eigen dood, terwijl hij zijn verdriet sust met de gedachte dat hij zijn moeder in het Hiernamaals zal ontmoeten?

Een dag na haar overlijden plaatst Kus een zwart-witselfie op Facebook: hij huilt. Alweer. En beschrijft hoe hij haar kamer bezoekt, op haar bed gaat liggen. Maar ze is weg, de kamer is al leeg. Ze is dáár. Daar in die kist, die hij op zijn schouder droeg, met vier andere mannen. ‘Ik ben eenzaam, moeder,’ schrijft hij bij de foto.

Voor het eerst weer op bezoek bij demente ouderen

‘Wooncentrum’ staat er in grote letters naast de hoofdingang. Het is dinsdag, Kus pakt voor het eerst sinds de dood van zijn moeder, drie weken geleden, zijn wekelijkse bezoekjes naar de ‘Nederlandse oma’s en opa’s’ weer op. Vrijdags bezoekt hij een gesloten inrichting voor demente ouderen. Dit keer samen met drie uitgeprocedeerde vrouwen en twee jongeren, allemaal vrijwilligers, net als hijzelf.

Een tijdlang bezocht Kus ook lichamelijk gehandicapte kinderen, met wie hij koekjes bakte voor ouderen. Een keer deelden ze zelfgemaakte Valentijnskaarten uit in het overdekte winkelcentrum. Maar de beveiligers stuurden de kinderen direct naar buiten: ze moesten maar in de regen hun kaarten uitdelen. Zelfs de supermarkt stuurde hen weg.

Kus is daar nog altijd woedend om. Het deed die kinderen zo goed, die blije gezichten van de volwassenen die hun kaart aannamen. Erger nog: het hele project is afgeblazen. Dat doet pijn aan zijn hart, zegt hij.

Hij kreeg kritiek op het filmpje: een Turks-Nederlandse moslim zou niet zo moeten rouwen, zou niet moeten huilen

We lopen door de smalle gangen – die vol hangen met schilderijen, met overal bloempotten – naar het deurtje van mevrouw de Jager (91). Kus vertelt mij over het filmpje dat hij die dag ervoor op Facebook had geplaatst. In het filmpje ruikt hij een halve minuut lang aan kleren van zijn moeder. Hij huilt, alweer.

Hij kreeg kritiek op het filmpje: een Turks-Nederlandse moslim zou niet zo moeten rouwen, zou niet moeten huilen. ‘Ik wil juist laten zien dat je als je je moeder niet omhelst als ze nog leeft, straks aan kleren moet ruiken. Het is een taboe om binnen onze gemeenschap over dit soort dingen te praten, je emoties te delen, maar zo kan ik anderen juist helpen.’ (Aha, liefde voor gestorven moeders is dus niets meer dan gebreide vesten, rokken, donkere hoofddoeken, en shirts.)

In de kamer van mevrouw De Jager is het warm. Met verfrissingsdoekjes maakt ze haar gezicht nat. En hele dagen is het stil. ‘Er is geen stoel die tegen je praat, dus je valt elke keer in slaap.’

Om haar linkerpols klemt een zilveren horloge. Op tafel staat een potje vol pennen, ligt de huistelefoon, een asbak. In het bruine wandmeubel staat een plank met foto’s van haar kinderen, kleinkinderen, echtgenoot, zussen, zwagers, schoonzoon. En aan elke muur hangt een foto.

Later vertelt ze dat ze als ze zich afvraagt wat voor nut het nog heeft te leven, een blik werpt op de foto’s. Dan beseft ze hoe rijk ze is, waarom ze nog wil doorgaan. Overal staan er potten met kunstplanten – die leven moeten brengen, vermoed ik. Een vlieg die rondzoemt, is het enige dat de stilte doorbreekt. ‘Die vlieg loopt me al de hele dag te pesten.’ Mevrouw De Jager probeert hem dood te slaan op haar arm. Tevergeefs.

Uit moedersnaam met Omalief begonnen

‘Ik heb veel van mijn moeder geleerd, mevrouw De Jager’, zegt Kus tegen haar. ‘Vooral hoe je mens moet zijn. Mijn moeder zei ooit: “Het meest reken ik op jou, want jou heb ik het langst gezoogd.” Totdat ik 2,5 jaar was. Allemaal momenten waaraan ik nu terugdenk. Ze zei ook: “Zoon, ik wil mijn dankbaarheid tonen aan dit land, want de mensen hier hebben hun deuren voor ons geopend, hun brood aan ons gegeven, maar ik spreek de taal niet.” Dus een beetje uit haar naam ben ik Omalief begonnen.’

Als we teruglopen, zegt Kus dat het die ouderen zo goed doet, dat ze weer een beetje meer leven, alleen maar door een halfuurtje met hem te praten. Hij ontneemt de ouderen even hun zorgen, hun eenzaamheid.

Wilde ik – een islamitische Turks-Nederlandse man, net als hij – hem misschien zo graag interviewen omdat ik zelf bang ben mijn moeder te verliezen?

Is hij bang om te vertrekken, de ouderen achter te laten? Hen weer alleen te laten met die stilte, met die eenzaamheid? Is hij zelf eigenlijk bang voor eenzaamheid? Denkt hij dat er later misschien niemand voor hem zorgt? Ik durf het hem niet te vragen.

Ik zwalk rondom het bushokje. Moet ik die vragen niet aan mezelf stellen? Wilde ik – een islamitische Turks-Nederlandse man, net als hij – hem misschien zo graag interviewen omdat ik zelf een kind ben zonder vader, een kind uit een gebroken gezin, met een bepaalde angst mijn moeder te verliezen?

Ik moet hier niet te lang bij stilstaan, dat is nu niet van belang, zeg ik tegen mezelf. Ik ga weer zitten. Ik zie hoe een groot lichaam van links naar rechts hopt, van het ene been op het andere, het hoofd omlaag. Het is Kus. Langzamerhand verdwijnt zijn lichaam uit zicht. Waar zou hij aan denken? Ik zie hem straks al zitten: in de woonkamer, tussen stof en schaaltjes met ‘God’ en ‘Mohammed’ en met zijn moeders kleren tegen zijn neus. Hopend haar tot leven te snuiven.

Luister verder:

Podcast: Hoe maak je je los van een moeder die zo lief voor je is? Mea Dols de Jong (26) heeft een documentaire gemaakt over de verstandhouding met haar moeder, iemand die ervoor gekozen heeft om te leven in onafhankelijkheid. Iemand die haar alleen opvoedde. Hoe beïnvloedt dat je leven? Luister het verhaal van Lex hier terug