Tien jaar na ‘Lehman’ leert: we zijn als samenleving gijzelaar van de grootbanken

Joris Luyendijk
Schrijver en antropoloog
Alle beelden bij dit verhaal zijn gemaakt door Lorena van Bunningen (voor De Correspondent)

Precies tien jaar geleden ging de grootbank Lehman Brothers over de kop. In de maanden erna is met enorme hoeveelheden belastinggeld voorkomen dat het leven van jou en mij zou instorten. Maar de kans dat zo’n crash opnieuw gebeurt, is nog altijd aanwezig. En dat is levensgevaarlijk.

Gelukkig lukt het me meestal er niet aan toe te geven. Maar vaak voel ik de wanhoop over de staat van onze democratie opkomen als ik naar aanleiding van de vraag voorgelegd krijg: kan het weer gebeuren?

Allereerst merk ik elke keer weer dat weinig mensen beseffen hoe erg die crash was. Stel je voor, zou ik dan graag zeggen, dat honderden miljoenen mensen op hetzelfde moment op hun telefoon lezen dat ze niet langer bij hun geld kunnen en dat niet alleen de bevoorrading van bijvoorbeeld supermarkten, tankstations, apotheken is stilgevallen, maar ook het hele betalingsverkeer.

Zo’n 36 tot 72 uur zaten we van dit scenario af, in de dagen en weken na 15 september 2008. Door het faillissement van Lehman Brothers konden leningen met een omvang van miljarden euro’s niet worden terugbetaald, waarna op mondiaal niveau een zogeheten ‘run op de banken’ ontstond.

Alleen doordat centrale banken en regeringen in het Westen en Japan allerlei riskante trucs uithaalden – zoals het laten draaien van de geldpers, met recordhoeveelheden aan belastinggeld de schulden overnemen van financiële instellingen of zich daar garant voor stellen – kon deze financieel-economische apocalypse worden voorkomen.

De crash hééft zich al herhaald

Best belangrijk, dus, om je af te vragen of zoiets weer kan gebeuren. Alleen: het is allang opnieuw gebeurd. We hebben het alleen consequent anders genoemd en voorgesteld.

In de loop van 2009 klopten de grootbanken in Noord-Europa weer aan bij hun centrale banken, toezichthouders en ministers van Financiën om te vertellen dat ‘Oops, we did it again’.

Dit keer hadden die banken geen (in het wereldje eufemistisch ‘subprime’ ofwel ‘niet helemaal super’ genoemd). Ze hadden veel en veel te veel geld geleend aan Griekenland.

Terwijl Brussel een oogje dichtkneep, hadden Griekse regeringen jarenlang de ‘boeken gekookt’ zoals dat heet in het Engels. Nu was opeens duidelijk dat het land de schulden aan die banken nooit en te nimmer zou kunnen terugbetalen.

Vrijwel niemand buiten het kringetje van experts en ingewijden lijkt te beseffen wat de diepere oorzaken van de eurocrisis waren

Dat is, na de ernst van de crash van 2008, het tweede aspect dat me grote zorgen baart: vrijwel niemand buiten het kringetje van experts en ingewijden lijkt te beseffen wat de diepere oorzaken van de eurocrisis waren.

Want waarom was het zo’n ramp dat de banken We zitten toch in een kapitalistisch systeem?

Waarom zeggen we niet gewoon tegen die banken: tjonge, dat is best beroerd zeg, voor jullie, zulke grote verliezen. Dat wordt geen bonus dit jaar, of in de jaren daarop. Lagere salarissen waarschijnlijk ook, andere kostenbesparingen en misschien gaan jullie wel failliet – zoals ook een midden- of kleinbedrijf over de kop kan gaan wanneer een belangrijke klant opeens niet betaalt.

Grootbanken opereren niet in een vrije markt

Het punt is dat de grootbanken niet in een functionerende vrije markt opereren. Grootbanken kunnen namelijk niet failliet gaan zonder dat je een reëel risico loopt op herhaling van het doemscenario van de herfst van 2008. En dus namen regeringen de schulden van Griekenland over, waar belastingbetalers in de eurozone voor mochten opdraaien.

Op eenzelfde manier werd de Ierse regering gedwongen alle schulden van de Ierse banken over te nemen nadat de bizar hoog gestegen huizenprijzen in dat land eindelijk waren ingezakt. Er volgden draconische bezuinigingen om de begroting weer op orde te krijgen.

We waren niet de Grieken aan het redden van een faillissement, maar juist de grootbanken die veel te veel geld aan Griekenland hadden geleend

De crash zoals die van 2008 heeft zich dus al herhaald, en het drijft mij soms tot woede dan wel wanhoop dat niet of nauwelijks is doorgedrongen tot de publieke opinie dat wij niet ‘de’ Grieken aan het redden waren van een faillissement, maar juist de grootbanken die veel te veel aan Griekenland hadden geleend.

Nog erger is dat niet of nauwelijks bij kiezers is ‘geland’ hoe gevaarlijk het gedrag van de grootbanken inmiddels voor ons kan zijn en hoe dicht ze de wereldeconomie tien jaar geleden bij een angstaanjagende afgrond brachten.

Dat grote politieke partijen en hun leiders tijdens die bange dagen in 2008 nooit hebben benoemd hoezeer onze samenleving in gevaar was, valt te begrijpen en zelfs te prijzen: niets leidt sneller tot massale paniek dan keihard ‘paniek!’ krijsen. Maar ook nu de storm – volgens velen tijdelijk – is bedwongen, zijn politiek leiders nog niet naar hun bevolking gegaan om hun mee te delen dat business as usual met de grootbanken echt voorbij is.

Een wezenlijk ander systeem is nodig

Van belang is niet zozeer de invoering van strengere regels, beter toezicht, lagere bonussen of hogere kapitaalbuffers – maatregelen die deels zijn ingevoerd. Nee, een wezenlijk ander systeem is nodig om te voorkomen dat dit soort financiële rampen zich blijven voltrekken.

Dat is de grootste les van 2008: in het huidige stelsel kan een ‘too big to fail’-grootbank niet meer veilig failliet gaan zonder het risico dat een domino-effect optreedt dat de hele wereldeconomie omvertrekt.

Sommige toezichthouders en politici bestrijden dit. Ze verwijzen naar de regeling die de Europese Centrale Bank (ECB) na de crash heeft ontwikkeld om een grootbank bij faillissement ordentelijk te kunnen ‘afwikkelen’.

Die regeling bestaat inderdaad – het gaat om een maar niemand weet of en hoe dit mechanisme in een grote crisis echt kan werken. Want als er één grote bank over de kop gaat, vraagt iedereen zich meteen af welke banken nog geld krijgen van die failliete bank. En wie nog geld krijgt van díe banken, en wie nog van díe banken, enzovoorts. En heb je dat domino-effect weer.

Eén faillissement van een grootbank draagt nog altijd een levensgroot risico op paniek met zich mee

Los daarvan: grootbanken doen allemaal min of meer hetzelfde. Dus als er één zware verliezen lijdt, zullen andere grootbanken al snel met hetzelfde probleem kampen. Gaat de ECB dan het hele financiële systeem overnemen?

Feit is dat grootbanken financieel nog steeds zo diep en complex met elkaar verbonden mogen zijn dat één faillissement nog altijd een levensgroot risico op paniek met zich meedraagt.

Too big to fail betekent eigenlijk too big to exist. Dat is de echte les van 2008. Maar in plaats van de banken in stukken te hakken en te versimpelen, zodat ze weer veilig failliet kunnen gaan, is sinds de crash geprobeerd het stelsel van voor 2008 in essentie te handhaven.

Zo zijn we nu als samenleving gijzelaar geworden van de grootbanken. Niet voor niets staat volgens sommige insiders het huidige systeem van bonussen in goede tijden en staatssteun in slechte gelijk aan

De heilzame werking van echte concurrentie

Stel dat een restaurant zijn koks en obers betaalde wat bankiers krijgen, en dat de keuken net zulke giftige rotzooi serveerde als de banken deden tot 2008. In een werkend kapitalistisch systeem zou zo’n restaurant failliet gaan.

Her en der zouden mensen denken: als ik zoveel kan verdienen als kok of ober, begin ik ook zo’n restaurant. Dan krijg je echte concurrentie en blijven de restaurants met de beste prijs-kwaliteitverhouding over.

Dit marktmechanisme is prachtig, in theorie, maar zoals de voormalig honkbalcoach en Amerikaanse versie van Johan Cruijff Yogi Berra al zei: ‘In theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk.

In een democratie met een goed functionerende publieke opinie zou algemeen bekend zijn hoe gevaarlijk de grootbanken zijn, hoe dicht ze ons in 2008 bij de afgrond brachten en dat er sindsdien veel nieuwe regels zijn gekomen maar dat de aard van het beestje hetzelfde is gebleven.

Een veilige en gezonde financiële sector is niet nice to have, zoals sporthallen, maar een must have, zoals dijken en schoon water

Maar die kennis ontbreekt, en dat is rampzalig. Want een veilige en gezonde financiële sector is niet nice to have zoals speelplaatsen voor kinderen of een goede infrastructuur voor sport. Gezonde banken zijn een must have, zoals dijken, schoon water en een krachtig leger.

Ik word daar wanhopig van. Maar wanhoop is een vorm van hulpeloosheid en een emotie die mensen doorgaans uit alle macht proberen te onderdrukken. Liever worden ze cynisch, of leggen ze woede ‘over’ hun machteloosheid heen.

Het probleem is dat cynisme enkel cynische politici in de kaart speelt, terwijl woede zonder concreet programma voor verbetering verzandt in machteloze razernij langs de zijlijn.

Waar een politieke wil is, is een weg

Cynisme of woede kan je echter blind maken voor zaken die wél zijn gelukt, en die bewijzen dat waar een politieke wil is, er ook een weg kan zijn. Zo is het Europees toezicht op banken versterkt, zijn de banken in Nederland wel degelijk veel kleiner gemaakt en

Verder dwong het Europees Parlement een bonus-cap af die Nederland nog eens aanscherpte voor de beloning van de Nederlandse bankiers en na het stapte de baas van de Rabobank op – ook al kon hem persoonlijk formeel niet veel worden verweten.

Nog steeds mogen accountantskantoren vrijwel overal ter wereld lucratieve consultancy klussen doen voor dezelfde banken Behalve in Nederland dan, waar dit dankzij minister Ronald Plasterk van de PvdA

Schrijf niet ‘de’ politiek in zijn geheel af

Dit soort successen zijn behaald door politici die hun energie en politiek kapitaal ook ergens anders in hadden kunnen steken. Ook dat is een les van de afgelopen tien jaar: het is essentieel om niet ‘de politiek’ als geheel af te schrijven maar juist specifieke besluiten van specifieke politici en politieke partijen te bekritiseren dan wel te prijzen.

Dat vergt meer speur- en denkwerk en ook zelfbeheersing dan schuimbekkend afgeven op ‘de corrupte politieke klasse’. Je scoort er ook minder mee dan met het woedend ballen van de eigen vuist (‘tafelspringen’ noemen Vlamingen lieden die graag in een volle zaal zo hard als ze kunnen ‘Het is een schande!’ roepen).

Men mocht zelfs salarissen en bonussen houden die in de jaren voor 2008 uitgekeerd zijn als beloning voor winsten die na ‘Lehman’ omsloegen in enorme verliezen

Alleen: politici die oprecht vechten voor een veilige en dienstbare financiële sector hebben tot nu toe weinig bereikt. De grootbanken bestaan immers nog en vrijwel niemand is gestraft voor de puinhoop van 2008.

Men mocht zelfs salarissen en bonussen behouden die in de jaren voor 2008 zijn uitgekeerd als beloning voor winsten, die na de val van de Lehman Brothers omsloegen in afschuwelijke verliezen.

Juist daarom moeten politici en politieke partijen die wél zien wat nodig is, steun en lof krijgen in plaats van hen op één hoop te smijten met de achteroverleunende partijen.

In dit opzicht is het onbestaanbaar dat de partij die in Nederland de afgelopen decennia bijna synoniem was voor de bankenlobby hier geen enkele electorale prijs voor heeft betaald. Integendeel, enige tijd na de crash werd de VVD nota bene de grootste partij van ons land.

Het goede voorbeeld: Dijsselbloem

Jeroen Dijsselbloem was in die periode als voorzitter van de eurogroep jarenlang de Nu stromen prominente politici al decennia door naar de financiële wereld. Tony Blair bijvoorbeeld verdiende als ‘adviseur’ jarenlang 2,5 miljoen pond bij de grootbank JP Morgan.

Nu Dijsselbloem klaar is als politicus werd hem in het programma Buitenhof begin deze maand gevraagd naar zijn toekomstplannen. Gaat hij net als zijn voorganger en partijgenoot bij de PvdA Wim Kok doorstromen naar ING?

Dijsselbloem vertelde dat hij in de eurogroep liefst 55 ministers zag langskomen en dat velen van hen inderdaad daarna in de financiële sector gingen werken. ‘Ik vind dat niet goed’, ‘Ik vind dat niet alleen integriteitsvragen oproepen. Er kleven ook echt integriteitsproblemen aan…’

Dijsselbloem: ‘De banken wilden me om het beleid in Brussel te beïnvloeden, lobbyist te worden. Daar leen ik mij niet voor’

Hij was zelf ook gebeld door ‘die banken’, vervolgde hij. ‘Ik heb toen doorgevraagd: het was duidelijk dat men mij wilde om het beleid in Brussel te kunnen beïnvloeden, lobbyist te worden. Ik kreeg wel een mooie titel, zoals dat gaat in de bancaire sector, en een heel riant salaris. Maar daar leen ik mij niet voor.’

Daar zijn we nu, tien jaar na de crash. De oorzaak van de ramp van 2008 is niet weggenomen, want het DNA van de financiële sector is niet gewijzigd. Ook is de belangenverstrengeling tussen politiek en financiële sector niet verminderd.

Maar hier en daar worden politici wakker. Zeker zo belangrijk: ze zeggen nu hardop hoe het er soms toegaat in de hoogste regionen van de politieke en financiële wereld.

Je zou er bijna hoop van krijgen.

Meer lezen?