Normaal gesproken vind ik originaliteit een belangrijk criterium voor een column.

Vandaag niet.

Vandaag interesseert het me geen zak dat weet-ik-hoeveel collega-columnisten al gezegd hebben wat ik hier wil zeggen. Vandaag kan het me ook aan mijn reet roesten dat we het ‘wéér over die man hebben,’ terwijl het eigenlijk over ‘belangrijkere dingen’ zou moeten gaan.

Vandaag ben ik hartgrondig meekwetteraar in een meer dan terechte waan van de dag.

Volmondig sluit ik mij aan bij de groeiende groep broodschrijvers, hoofdredacties,  twitteraars en andere stemmen, die de afgelopen uren in niet mis te verstane woorden in opstand is gekomen tegen de schandalige uitspraken van PVV-leider Geert Wilders over onze Marokkaanse medeburgers. 

Ik heb dan ook weinig toe te voegen aan wat BNR- of al geschreven hebben: ik herhaal ze hier alleen maar met liefde. 

Het is mooi geweest, Geert. Ga je doodschamen.

En voor wie mij daarmee graag in het hoekje van wereldvreemde grachtengordelaars wil duwen die geen flauwe notie hebben van wat arme Henk en Ingrid allemaal wel niet van Marokkanen te verduren hebben: ga je goddelijke gang. Ik woon sinds een jaar in een nieuw huis in Amsterdam-West en er is al vijf keer ingebroken. Vier keer op klaarlichte dag, één keer midden in de nacht, met een moker van anderhalve meter. En alle vijf de keren door Marokkanen. Dat weet ik, omdat de politie mijn beschrijving herkende van het stapeltje foto’s van notoire veelplegers op hun bureau en zonder enige gêne stelde: ‘Oh ja, dat zijn Marokkaanse jongens, die wonen hier in de straat.’ Dus ja, ik weet precies wat Henk en Ingrid te verduren hebben.

Die jongens wens ik, heel simpel, het volgende toe: een nachtje in voorarrest en een enkeltje naar een rechter die met een blinddoek om een passende straf oplegt. En een beetje bezinning, met hopelijk een wandeling die uitmondt op een rechter pad. Niet meer. Niet minder.

Punt. Schluss. The end.

Oh, en nog één ding: Mark Rutte, je bent de slapste zak hooi die ik ooit mijn minister-president mocht noemen. Een krijg je van bedorven zuurkool. Van een collega-politicus die op verkiezingsavond, ten overstaan van een zaal vol aanhangers en een paar gekooide journalisten, belooft te regelen dat er wat minder exemplaren van een specifieke bevolkingsgroep in het land zullen vertoeven, krijg je schuim op je bek, een waas voor de ogen en een onstuitbare behoefte om die collega verbaal op z’n muil te kletsen. Niet meer, maar zeker ook niet minder.

Dat is wat ik eraan toe te voegen heb. Van mij mogen de verdere analyses (‘Valt dit onder vrijheid van meningsuiting?’ Antwoord: ja), duidingen (‘Wilders met Hitler vergelijken, mag dat?’ Antwoord: Who cares), meta-duidingen (‘Praten we niet te veel over deze man?’ Antwoord: ehm, nee) nuanceringen (‘Wilders bedoelt criminele Marokkanen toch?’ Antwoord: ehm, ook nee); kanttekeningen (‘Er zijn ook wel echt problemen met Marokkanen hoor’ Antwoord: Artikel 1 van de Grondwet) en andere bespiegelingen achterwege blijven. Soms is terugschelden genoeg.

Om u tijd te besparen heb ik daarom gekozen voor de kop: Hé @GeertWildersPVV: hier een middelvinger van @RobWijnberg. #FijneDagNog. Twittert wat makkelijker.

Op naar wat minder PVV’ers. In de Tweede Kamer, bedoel ik hè?

Gaan we regelen.