Opruimgoeroes zijn de strijders in het stille verzet tegen onze koopwoede
Opruimen is een religie geworden, compleet met goeroes en stromingen. Een tegenstem tegen koopdrift, tegen kapitalisme. Ik laat me diepe waarheden influisteren door drie opruimcoaches. Wat blijft er van jezelf over, als je al je spullen wegdoet?
Opruimcoach Geske Bertram heeft bijna negentig paar schoenen. Ze staan netjes uitgestald op rekken in de slaapkamer van haar galerijflat in Zwijndrecht. Blauwe, rode, zwarte; naaldhak, platte hak, alles daartussen – ze toont me de reusachtige collectie zonder schaamte. ‘Ik word er vrolijk van, dan mag het best.’
Geske komt vaak over de vloer in huizen die zijn dichtgeslibd met spullen. Bijvoorbeeld iemand met twintig bananendozen vol krantenknipsels in de woonkamer. Of: iemand die talloze dozen vaatwastabletten in huis haalt uit vrees een keer zonder te zitten.
Oordelen doet ze niet. Maar ze heeft wel de gave om aan te voelen wat er achter die spullen zit verstopt. ‘Ik zeg altijd: als jij nou heel gelukkig wordt van bergen papier in je woonkamer, doe dat vooral – alleen, de meeste mensen worden dáár niet gelukkig van.’
Van opruimen moet je opvrolijken, vindt ze. Zo vrolijk als zij zelf wordt van schoenen. En zo vrolijk als ze haar eigen flatje heeft ingericht: met muren die rood en blauw geschilderd zijn, met een roze geverfde vitrinekast, en aan de muur een zelfgemaakt vlinderschilderij.
Vaak worden mensen vrolijk als hun leven simpeler wordt, is haar ervaring. Dat kan een kwestie zijn van bijvoorbeeld een keuken handiger inrichten. De waterkoker dichter bij de kraan zetten, de theeglazen erboven en het tosti-ijzer – dat je toch maar eens in de week gebruikt – een kastje in. ‘Ik zeg altijd zo: een kopje thee zetten moet geen moeite kosten.’
Of: borden zo in de kast zetten dat er nog ruimte tussen de stapels zit. Anders wordt een bord pakken al een heel gedoe. En zo moet het leven niet zijn. Simpel zat.
De wereld heb je niet onder controle, je huis wel?
En dat terwijl ik dacht dat opruimen zo ontzettend ingewikkeld was geworden. Alleen al het feit dat je een coach nodig hebt voor iets dat een kind al moet kunnen, namelijk je zooi opruimen. Of kijk maar wat er de laatste jaren aan boeken is verschenen op het gebied van je huis opruimen. En hoe vaak die boeken een spirituele of ideologische insteek hebben.
De bekendste zijn de – inmiddels klassieke – opruimboeken van de Japanse goeroe Marie Kondo, die binnenkort ook een Netflix-serie krijgt. Kondo adviseert onder meer om te praten met je spullen, zoals dank je wel zeggen voor je ze weggooit.
Vanwaar die obsessie met orde? Snakken we zo naar opgeruimdheid omdat de wereld een chaos lijkt?
Maar ik zou er zo nog tien kunnen opnoemen, zoals Spiritualiteit werkt bij het opruimen, van de Nederlandse Nina Elshof. Of Opruimen voor je doodgaat, een boek over de Zweedse kunst van döstädning, ofwel schoonmaken op z’n Zweeds. Of Huis-houden van het leven, van Monique Wortelboer. Of: Houden van je spullen. De kunst van het opruimen, van Inge van der Ploeg. Of: De kunst van het weggooien. Op een goede manier ruimte in je leven brengen, door Nagisa Tatsumi.
‘Zorg dat je huis op orde is voordat je kritiek spuit op de wereld’, schrijft ook de populaire rechtse goeroe Jordan Peterson. Over opruimen gaat een van de leefregels in zijn boek 12 regels voor het leven. Hij is bloedserieus. En eerder had je de bestseller van de Amerikaanse admiraal William McRaven, Maak je bed op, die adviseerde dat je dat elke dag als eerste moet doen met de discipline van een Navy SEAL in vijandig gebied. En dan zwijg ik nog over de Volkskrant, die deze maand oktober een ‘opruimchallenge’ heeft uitgeroepen.
Vanwaar die obsessie met orde? Snakken we zo naar opgeruimdheid omdat de wereld een chaos lijkt? De wereld heb je niet onder controle, je huis wel?
Je kamer opruimen is tegenwoordig een geloofsbelijdenis
Opruimen kan een poging zijn om grip te krijgen op een onbegrijpelijk leven. Maar de vraag is of het werkt. Als student koesterde ik een kreet van zo’n Loesje-poster: ‘Heb ik eindelijk mijn kamer opgeruimd, is mijn leven een puinzooi’. En zelfs die kamer is voor veel mensen kennelijk een probleem.
In elk geval is gewoon neutraal opruimen er nauwelijks nog bij. Je kamer opruimen is tegenwoordig al een geloofsbelijdenis: doe je het boeddhistisch, nuchter-Hollands of Amerikaans-militair?
Ook niet zo raar dat opruimen zo religieus geworden is. Religies gaan tenslotte ook vaak over opruimen, dat wil zeggen: orde scheppen in de chaotische werkelijkheid. Alle grote mythologieën hebben wel een variant op het verhaal van de Orde die het wint van Chaos.
Het opruimen van je huis is kortom de menselijke variant van die eeuwige kosmische strijd. Het is een heftige strijd, die slachtoffers maakt, relaties kan laten sneuvelen. En de strijd tegen stof en rommel, zo leerde ik, is moeilijker geworden in onze tijd. En als we niet oppassen komen we om in onze eigen zooi.
De moderne mens wordt overstelpt met prikkels
In mijn zoektocht naar hoe gewone Nederlanders betekenis vinden, sprak ik deze week met drie opruimcoaches. Ik vroeg ze naar wat ze in hun praktijk zoal tegenkomen. Ik was bijvoorbeeld benieuwd of Peterson gelijk had, over dat je eerst je kamer maar moet opruimen voordat je iets over de wereld zegt.
De coaches waren heel verschillend, maar zeiden allemaal ongeveer hetzelfde. Dat de moderne mens overstelpt wordt door prikkels, voortdurend verleid wordt nieuwe spullen in huis te halen, nauwelijks tijd heeft voor het opruimen daarvan omdat levens veel voller en drukker zijn dan vroeger.
‘Veel mensen kampen met onrust en overprikkeling’, zei opruimcoach Josanne de Graaf uit het Brabantse Helenaveen bijvoorbeeld. ‘Dat heeft heel erg te maken met deze tijd. Ik hoorde laatst dat wij evenveel prikkels krijgen in drie maanden als onze grootouders in hun hele leven kregen. We denken ook vaak dat al die prikkels belangrijk zijn en urgent, dat alles tegelijk moet. Dat je in het weekend per se die vrienden in Groningen moet bezoeken en ook nog naar dat museum in Antwerpen moet. Alles eruit halen.’
Nee, opruimcoaches, die had je vroeger niet. Maar bedenk dan: het leven was vroeger uit zichzelf ook al simpel. Zoals Geske het zei: in de keuken had je een pot en een pan, dat was het. Qua kleding had je werkkleding en een zondags pak. Je woonde klein, voor spullen was geen plek, of geen geld.
En daar komt nog wat bij: vroeger leerde je het opruimen van je ouders. Maar tegenwoordig zijn die ouders vaak beiden aan het werk. De schoonmaker ruimt op, maar die is vaak onzichtbaar. En er is domweg geen tijd.
Gezelligheid koop je bij de Xenos
Het huis van Josanne de Graaf, een vrijstaande woning aan de vaart, is momenteel ook een rommel, maar dat komt omdat het wordt verbouwd. Dus woont Josanne tijdelijk, met haar man en twee kinderen, in een stacaravan op het erf.
We zitten op de bank in de caravan, ze schenkt thee. Het is krap, maar knus. In de vensterbank liggen kastanjes van de kinderen en andere rommeltjes. Kraakschoon is de ruimte niet. Maar een opgeruimd huis hoeft nog niet steriel te zijn, zegt Josanne. Bij het opruimen draait het om weten wat ertoe doet voor jou en wat niet. En soms zijn dat kastanjes.
Opruimcoaches, zo leer ik, leren mensen niet om perfect op te ruimen. Ze helpen mensen juist vaak af van het idee dat alles netjes en Pinterest-proof moet zijn.
In Portugal zetten mensen gewoon plastic stoelen neer, ze douwen een varken aan het spit, iemand tovert een harmonica tevoorschijn
Wat Josanne vaak aantreft: mensen die nieuwe spullen kopen omdat ze de oude niet meer kunnen vinden. ‘Zeker weten dat je een rood dekentje hebt, maar waar ligt ‘t ook alweer… Nou ja, toch maar even een nieuwe kopen, kost toch bijna niks – tot je op een dag op een geheime voorraad van vier rode dekentjes stuit. Dat zie ik heel vaak. Of heel veel kaasschaven – hoeveel kaasschaven moet een mens hebben?’
Ze snapt het ook wel. Spullen in huis halen is heel makkelijk. Je ziet de trends voorbijkomen op Pinterest of vtwonen. Die ‘frutseltjes en tutseltjes’ haal je zo bij de Action of de Xenos: geverfde takken, witgespoten houtsnijwerk, namaak-koeienhuiden – en al die snuisterijen om je huis leuk te maken veranderen steeds.
De Zwijndrechtse Geske ziet precies hetzelfde: mensen die gezelligheid proberen te kopen met prullaria die er in de winkel zo leuk uitzagen. ‘Weet je wat het probleem is: in onze maatschappij zoeken mensen het in gezellige spullen, maar in zuidelijke landen, zoals Portugal, daar zetten mensen gewoon een paar plastic stoelen neer, ze douwen een varken aan het spit, iemand tovert een harmonica tevoorschijn, ze zijn met elkaar. Mensen hebben geen gezellige spulletjes nodig; ze hebben elkaar nodig. En als je elkaar hebt, dan hoef je niet eens op vakantie. Maar die basis, die zijn we een beetje kwijt.’
‘Als je niet weet wat echt belangrijk is in je leven’, zegt ook opruimcoach Josanne de Graaf, ‘dan is het veel lastiger om je huis op orde te hebben.’
Spaar liever herinneringen dan spullen
Dat zet me aan het denken. Opruimen is een vorm van prioriteiten stellen. Kiezen wat belangrijk is in het leven en wat niet. Maar wat als je geen duidelijke levensvisie hebt, hoe weet je dan wat er wel of niet toe doet? Om je spullen te schiften heb je een criterium nodig. En de tijdgeest helpt je niet: die zegt dat alles tegelijk heel belangrijk is.
‘Spullen brengen geen geluk in je leven’, zegt opruimcoach Marion Hermans. Dat mag klinken als een open deur, maar niet uit haar mond: ze weet waar ze over praat. Marion, van oorsprong een Limburgse, was met een welgestelde man getrouwd. Een kleine vijf jaar geleden trok ze naar Amsterdam, op zoek naar geluk. ‘Op materieel gebied heb ik veel achter me gelaten. Een groot huis, veel vakanties, dure spullen. Nu woon ik veel kleiner, maar het is een bevrijding. Ik ben háppy nu.’
Spullen beperken je in je leven, spaar liever herinneringen – als ze dat nu tegen een cliënt zegt, is het met het gezag van levenservaring. Marion is veel meer dan een opruimcoach; ze noemt zich liever professional organizer, gespecialiseerd in nabestaandenzorg. Ze helpt nabestaanden onder meer bij het opruimen van de huisraad van de overledene. En ze is rentmeester: ze beheert andermans bezit.
Ouderen zijn bang dat ze zichzelf weggooien als ze de spullen wegdoen. Alsof ze al afscheid nemen van het leven
Haar werk kan heftig zijn. Dan staat ze met een vrouw van in de vijftig wier man zelfmoord heeft gepleegd drie jaar na dato bij zeecontainers met al zijn spullen. Voor het eerst gaat de opslag open. De vrouw kan het niet aan, moet hyperventileren, krijgt paniekaanvallen.
Vooral ouderen, zegt Marion, hebben moeite met het loslaten van spullen. Hun hele leven hebben ze er soms aan gehecht. Ze zijn bang dat ze zichzelf weggooien als ze de spullen wegdoen. Alsof ze al afscheid nemen van het leven. Soms helpt het om te zeggen dat de spullen naar een goed doel gaan.
Ook Josanne heeft vaak te maken met cliënten die spullen van een dierbare niet durven loslaten. ‘Iemand zit met een stukgesneden broodplank die nog van haar moeder is geweest. Moet ze die wegdoen of niet? Dan vraag ik: ga je ’m zelf gebruiken? En dan is het antwoord ‘nee’. En dan de vraag: zou je moeder ’m nog gebruiken, of zou ze een nieuwe kopen? En zo kom je uiteindelijk bij het moment dat iemand die broodplank durft weg te doen, met een goed gevoel.’
Ouderen zijn vaker dan vroeger alleenstaand, constateert Marion. Met kinderen die het heel druk hebben met hun carrière, of die niet meer in de buurt wonen.
Daar komt bij: die spullen zien ze soms vaker dan hun sociale contacten.
Als weinig anderen weet Marion hoe emotioneel beladen spullen kunnen zijn. Maar ook: hoe spullen in de weg kunnen zitten van geluk. Dat klinkt misschien als een open deur, maar het is radicaal anders dan het verhaal dat je de hele dag ingefluisterd krijgt, op internet of op reclameborden langs de weg: koop, koop, koop, heb, heb, heb.
O opruimcoach, verlos ons van ons materialisme
Dus, ja, wat ik eerder schreef is waar: het opruimen van je huis lijkt tegenwoordig wel een ideologische bezigheid. Denk aan al die boeken. Maar wat opruimcoaches in praktijk doen is vooral een tegenwicht bieden tegen een heersende ideologie van onze tijd, het materialisme. Mensen klampen zich vast aan spullen; opruimcoaches verlossen ze daar juist van. Ze ruimen het materialisme op.
En zeker, die coaches geven vooral praktisch advies (‘Loop voor het slapengaan samen nog tien minuten door het huis om alle spullen terug op hun plek te leggen’), maar ze fluisteren ook diepe waarheden over het leven, een tegenstem tegen koopdrift, tegen kapitalisme:
- Wil je dit echt hebben?
- Word je hier gelukkig van?
- Wat ga je eigenlijk doen in de winkel, of in de stad?
- Wat blijft er van jezelf over, als je al je spullen niet meer had?
Engelen in vermomming zijn het, die simpele vragen stellen.
En vaak volgt daaruit dat mensen helemaal geen spulletjes willen hebben, maar gezelschap of betekenis. Dingen die ertoe doen.
Minder spullen, meer feest
Of kastanjes, dat kan ook. En schoenen, zoals bij Geske uit Zwijndrecht – die er trouwens extra van geniet omdat ze weet hoe het is om zonder veel spullen te leven. Net als Marion is ze levenswijs. Er waren tijden dat ze van 50 euro per week moest rondkomen – en raad eens, dat ging prima! Zei ze tegen haar jongens: komende tijd even geen chips en koekjes. En we drinken water uit de kraan. Het enige waar ze niet op bezuinigde was groente.
Als mijn dochter zegt: “Mama, ik verveel me”, dan denk ik: goed zo
Maar dan bleek er nog steeds veel te kunnen. Een pot groene zeep kost bijna niets en dat spul kan zelfs in de wasmachine. De Hema heeft prima make-up en je kunt er ontbijten voor 2 euro. Een feestje bouwen kan thuis met een sjoelbak van de kringloop voor een paar euro. De mooie, zelfgeverfde kasten in haar kamer komen daar ook vandaan. En als je je verveelt, loop je hier zo naar de dijk, kun je steentjes gooien in de rivier.
Ook Josanne vereenvoudigde haar leven. Ze verhuisde een jaar of zes geleden van de stad Alkmaar naar het dorp Helenaveen. Naar een huis met een erf vol bomen en een bruggetje over de vaart. Hier is het een stuk rustiger. Zelfs hier spreekt ze regelmatig mensen die helemaal overstelpt worden met e-mails of spullen.
Ze vertelt over haar overbuurvrouw die laatst tegen haar zei: ‘Als je bij jou over de brug komt, kom je in de rust… De tijd gaat langzamer bij jou.’ Josanne: ‘Het klopt, er is hier ruim voldoende tijd, want wij doen niet alles. Als mijn dochter zegt: “Mama, ik verveel me”, dan denk ik: goed zo.’
Laatst scharrelde er een piepklein egeltje door de tuin, vervolgt ze. ‘Daar zijn we nu helemaal druk mee. Komende zaterdag, dan gaan we een egelhuisje bouwen. Dat is ons enige voornemen voor die dag, voor de rest zien we wel.’