De revolutie is voorbij, Napoleon verpietert al een paar jaar op Sint-Helena en de nieuwe koning zit stevig op de troon. ‘Alle mensen zijn gelijk,’ hadden de revolutionairen nog geroepen, maar nu is sociale status weer een kwestie van afkomst en rijkdom. We bevinden ons in het Parijs van 1819. Het is deze stad waarin Eugène de Rastignac, een jonge rechtenstudent, zich omhoog probeert te werken. Hij heeft maar één doel voor ogen: rijk worden. En snel ook.

 

Maar hoe word je rijk? Een mysterieuze man, Vautrin genaamd, legt Rastignac uit dat er twee opties zijn.

 

1. Hard werken.

2. Een rijke vrouw trouwen.

 

Wie de literatuur van die tijd erop naslaat – Jane Austen bijvoorbeeld, of Honoré de Balzac (die Rastignac opvoerde in zijn roman Le Père Goriot uit 1835) – hoeft niet lang na te denken over de beste optie. Trouwen. Geen twijfel aan. Waarom zou je jaren zwoegen als je ook een lucratief huwelijk kunt arrangeren? Onderwijs is leuk tijdverdrijf, daar niet van, maar je wordt er niet rijk van in het Parijs van 1819.

 

Vergelijk dat eens met onze tijd. Wie nu de vraag ‘hoe word ik rijk?’ intikt op Google komt er al snel achter dat ‘de juiste mentaliteit’ en een fikse dosis ‘moed en doorzettingsvermogen’ cruciaal Even bladeren door het boek van NRC Handelsblad-columniste Erica Verdegaal (ondertitel: Hoe je rijk wordt. En blijft.) leert dat welvaart bovenal een keuze is. Volgens Verdegaal is het ‘lariekoek’ dat rijkdom alleen is weggelegd voor loterijwinnaars, erfgenamen en grootverdieners. ‘Deskundigen, wetenschappers en miljonairs weten al lang hoe je rijk wordt,’ schrijft Het dilemma van Rastignac behoort tot het verleden, definitief.

                             

Toch?

De terugkeer van de ongelijkheid

Dit is dan de plek waarop ik een of andere media-econoom zou moeten citeren die zegt dat het allemaal wel meevalt met die ongelijkheid. Maar ik wil iemand anders voorstellen, een Franse econoom wiens naam niet veel belletjes zal doen rinkelen. Thomas Piketty. Hij heeft nog niet zoveel boeken verkocht als die NRC Handelsblad-columniste, maar volgens sommige wetenschappers hoort hij al thuis in het rijtje Adam Smith, Karl Marx en John Maynard Keynes. Vorig jaar publiceerde hij zijn magnum opus.

 

Titel: Het kapitaal in de 21e eeuw.

Lengte: 970 pagina’s.

Boodschap: Het dilemma van Rastignac is terug.

 

De eerste recensies zijn meer dan lyrisch. ‘We zijn hier in de aanwezigheid van een waterscheiding in het economisch denken,’ schrijft Branko een topeconoom van de Wereldbank. ‘Dit is een politieke en theoretische bulldozer,’ noteert de Franse krant Mediapart. Inmiddels is het boek ook in het Engels verschenen - bestaat het dus voor de rest van de wereld - en verkeert de economische wereld in oproer.

Piketty biedt een geheel nieuwe interpretatie van het kapitalisme.

Kaya (4), Tokyo (Japan). Foto: James Mollison/Courtesy Flatland Gallery

Geen gezeik, iedereen rijk. Toch?

De Franse econoom werd geboren in 1971, in een dorpje vlak bij Parijs. Hij bleek al snel een briljant leerling. Op zijn achttiende werd Piketty toegelaten tot de École Normale Supérieure (de school waar zo’n beetje alle grote Franse denkers op hebben gezeten) en vier jaar later behaalde hij de doctorsgraad. Daarop vertrok hij naar het Mekka van de economische wetenschap: de Verenigde Staten.

Piketty kon er zijn draai niet vinden. De economie zoals die aan de overkant van de oceaan werd beoefend vond hij te abstract, te theoretisch en te ideologisch. Wat ook niet hielp is dat hij in een nogal ouderwets onderwerp was geïnteresseerd: ongelijkheid.

Hij was in een nogal ouderwets onderwerp geïnteresseerd: ongelijkheid. Zijn collega’s begrepen niet waar hij moeilijk over deed 

Zijn Amerikaanse collega’s begrepen niet waar hij moeilijk over deed. Ja, die gekke Marx had nog geschreven dat het kapitalisme tot extreme ongelijkheid zou leiden en dat vervolgens de revolutie uit zou breken. Maar niet heus. Nobelprijswinnaars als Simon Kuznets en Robert Solow hadden later toch netjes aangetoond dat ongelijkheid slechts een tijdelijk probleem is? Dat de rijkdom van de 1 procent vanzelf omlaag sijpelt naar de overige 99 procent?

                                  

Kuznets had het zelfs becijferd, in 1953. Hij had als eerste grondig, historisch onderzoek gedaan naar de ongelijkheid in de Verenigde Staten. En inderdaad: die was spectaculair afgenomen sinds het begin van de twintigste eeuw. In zijn academische werk gaf Kuznets toe dat dit geen garantie was voor de toekomst, maar tijdens zijn lezingen was hij minder voorzichtig. Al snel was de ‘Kuznetscurve’ geboren, die zich eenvoudig laat samenvatten:

 

1.     Naarmate een economie industrialiseert, neemt de ongelijkheid toe.

2.     Naarmate een economie groeit, neemt de ongelijkheid af.

 

Einde verhaal. Wat politici, intellectuelen en activisten ondertussen uitspoken, maakte volgens Kuznets niet eens zoveel uit. De wetten van de economie zouden toch wel hun werk doen. Ongelijkheid? Niet iets om je zorgen over te maken.

Heel veel data

Veertig jaar later realiseerde Piketty zich dat er sinds 1953 eigenlijk geen fatsoenlijk, historisch onderzoek naar ongelijkheid meer was gedaan. Het debat werd gevoerd met een overvloed aan vooroordelen en een chronisch gebrek aan feiten. Kuznets had nota bene zelf geschreven dat zijn theorieën voor ‘5 procent uit empirische informatie en voor 95 procent uit speculatie’

 

Er was werk aan de winkel.

 

Na drie jaar in de VS keerde Piketty terug naar Parijs. Samen met een stuk of 25 collega’s dook hij de (overheids)archieven van meer dan 25 landen in en verzamelde hij alle gegevens over ongelijkheid die hij kon vinden: belastingaangiftes, salarisstrookjes, balansen, enzovoorts. Vijftien jaar later was er een enorme database opgetuigd; een database die teruggaat tot het jaar nul. Toen Piketty zich net als Karl Marx en Simon Kuznets opnieuw over het hoe en waarom van ongelijkheid boog, had hij iets wat zij misten: data. Heel veel data.

 

En wat bleek: de cijfers vertelden een heel ander verhaal dan wat jarenlang in de tekstboeken had gestaan. Piketty realiseerde zich dat economen hun theorieën over ongelijkheid - en zeg gerust: het kapitalisme als geheel - niet op de regel, maar op de uitzondering hadden gebaseerd.

 

Eén grafiek vat het allemaal samen: 

 

Het gemiddelde rendement/groeicijfer in verschillende periodes sinds de Oudheid. Voor 2012-2050 en 2050-2100 gaat het om een voorspelling. Bron: Thomas Piketty. Beeld: Momkai.


Wat zien we? De bovenste lijn geeft aan dat het van de bezittende klasse (land, huizen, machines, aandelen, spaargeld, enzovoorts) bijna tweeduizend jaar lang sneller groeide dan de economie. Mensen met bezit gingen er veel sneller op vooruit dan mensen met werklust. Het rendement op kapitaal lag tussen de 4 en 5 procent, terwijl de jaarlijkse groei van de economie ver onder de 2 procent lag (zie de onderste lijn). In de woorden van Vautrin: je kon beter een rijke vrouw trouwen.

Maar toen brak de Eerste Wereldoorlog uit. In de daaropvolgende jaren werden miljarden aan vermogen vernietigd door oorlog, depressie en hyperinflatie. Het waren volgens Piketty ‘de enige krachten sinds de Industriële Revolutie’ die sterk genoeg waren om de ongelijkheid substantieel te verminderen. En inderdaad: na de Tweede Wereldoorlog ging de economie sneller groeien dan het vermogen. In het hele Westen werden torenhoge belastingen voor de rijken ingevoerd, die vaak wel 90 cent van iedere dollar die ze extra verdienden moesten inleveren.

Voor het eerst in de geschiedenis versloeg arbeid het kapitaal (de dip in de grafiek). En vervolgens werden al onze economische theorieën over het kapitalisme en de vrije markt op deze uitzondering gebaseerd. Neem Nicholas Kaldor, de econoom die in 1957 zijn zes beroemde "feiten" over economische groei noteerde. Feit 1: ‘De delen van het nationaal inkomen die naar arbeid en kapitaal gaan, zijn constant over lange tijdsperiodes.’ Generaties jonge economen hebben het in hun oren geknoopt, maar het omgekeerde is waar.

Malcolm X (17), Rio de Janeiro (Brazilië). Foto: James Mollison/Courtesy Flatland Gallery

Extreme ongelijkheid, terug van weggeweest

Inmiddels is het kapitaal weer terug van weggeweest. De zes decennia waarin de gelijkheid groeide - tussen 1914 en 1973 – waren uniek. Het is niet waarschijnlijk dat ze zullen worden herhaald. De ongelijkheid in de Verenigde Staten is alweer bijna even groot als in het Europa van 1913, toen de bovenste 1 procent meer dan de helft van al het vermogen bezat. Ook in Europese landen loopt de ongelijkheid op, en dan met name de vermogensongelijkheid. In Nederland bezit de bovenste 1,2 procent maar liefst 40 procent van alle De drie rijkste Nederlanders hebben meer dan de armste helft van alle Nederlanders. 

Er is wel een belangrijk verschil met 1914: nu is er een bredere middenklasse mét vermogen, in de vorm van een huis. Maar die huizen staan steeds vaker onder water: het aantal Nederlandse huishoudens met een negatief vermogen is verdubbeld sinds 2008. De middenklasse lijkt langzaam maar zeker af te  

Bron: Thomas Piketty. Beeld: Momkai.

Piketty schetst een doemscenario. Zonder de terugkeer van stevige economische groei (onwaarschijnlijk), hoge belastingen op kapitaal (onwaarschijnlijk) of een Derde Wereldoorlog (onwenselijk), zal de ongelijkheid eindeloos blijven oplopen. Hoe langzamer de economie groeit, hoe belangrijker "oud geld" wordt - en hoe beter je over je huwelijkskeuze na moet denken. 

 

Maar wacht even. Zal het rendement op vermogen na een tijdje niet afnemen, als er nergens meer in geïnvesteerd kan worden? Jazeker, zegt Piketty, maar tegen die tijd hebben we een krankzinnig niveau van ongelijkheid bereikt. En trouwens, als kapitaal in eigen land niet meer genoeg oplevert, kan het altijd nog de grens over. ‘In principe komt dit proces altijd ten einde,’ schrijft de Fransman. ‘Als diegenen met buitenlands eigendom de hele wereld in bezit

 

Je leest het goed.

Het verschil met vroeger

‘De vrije markt,’ schreef de beroemde econoom Milton Friedman eens, ‘verdeelt de baten van economische vooruitgang onder alle mensen.’

 

Het is een mooie gedachte, maar de geschiedschrijving van Piketty leert een andere les. Hoe vrijer en flexibeler de kapitaalmarkten zijn, hoe eenvoudiger het kapitaal kan vluchten naar belastingparadijzen (zoals Nederland). De groei van ongelijkheid heeft dan ook niets met ‘marktfalen’ te maken. Integendeel, groeiende ongelijkheid is een teken dat de markt uitstekend functioneert. Niet toevallig waren de kapitaalmarkten aan het einde van de negentiende eeuw ook zo vrij als een vogel. 

De groei van ongelijkheid heeft niets met ‘marktfalen’ te maken. Integendeel, groeiende ongelijkheid is een teken dat de markt uitstekend 
functioneert

Maar er is één belangrijk verschil: als je tweehonderd jaar geleden arm was, dan kon je tenminste nog het lot de schuld geven. Je was niet in een rijke familie geboren, jammer dan. Nu is er iets anders aan de hand: een groot deel van de ongelijkheid zit bij werknemers. In tegenstelling tot in het Parijs van 1819 is ongelijkheid tegenwoordig niet alleen een kwestie van kapitaal versus arbeid, maar ook een kwestie van topverdieners versus de rest. De rijkste 1 procent heeft zijn inkomen zien exploderen in de afgelopen decennia. 

Zijn die directeuren dan zoveel productiever geworden, dat ze al dat extra geld verdienen? Nee, zegt Piketty. ‘Als zij die het salaris [van andere werknemers, RB] bepalen ook hun eigen salaris bepalen, dan is er geen einde in Hoe rijker je wordt, hoe machtiger je wordt. En hoe machtiger je wordt, hoe hoger je salaris. In 1950 verdiende een Amerikaanse topman twintig keer zoveel als een gemiddelde werknemer. Nu is dat meer dan tweehonderd keer

De verliezer is volgens Piketty in de ‘slechtste van alle werelden’ beland. Hij dankt zijn armoede of werkloosheid aan zichzelf, zo is het idee nu; welvaart wordt immers als een kwestie van doorzettingsvermogen beschouwd. Typ ‘hoe word ik rijk?’ maar eens in op Google.  

Bron: Thomas Piketty. Beeld: Momkai.

Ongelijkheid is politiek

En nu?

 

Piketty denkt dat alle standaardopties – een beetje scholen, een beetje reguleren, een beetje nivelleren – niet genoeg uit zullen halen. Uiteindelijk zal alleen een wereldwijde, progressieve belasting op kapitaal uitkomst bieden, waarbij de Franse professor ook wel begrijpt dat dit slechts een ‘nuttige utopie’ is.

 

Eén ding is zeker: hoge belastingen hoeven de economische groei niet in de weg te staan. ‘Ongelijkheid is wenselijk tot op een bepaald niveau,’ vertelt ‘Maar op een gegeven moment is het nutteloos. Een van de belangrijkste lessen van de twintigste eeuw is dat je snelle groei kunt hebben zonder de ongelijkheid van de negentiende

En een andere cruciale les mogen we ook niet vergeten: de democratie kan niet functioneren bij extreme ongelijkheid. ‘Frankrijk was een democratie in 1913,’ merkt Piketty op, ‘maar het systeem deed niets aan het ongelofelijke niveau van ongelijkheid. De elites wilden het gewoon niet zien. Ze bleven maar roepen dat de vrije markt alles op zou

Eugène de Rastignac kreeg het advies om voor het oude geld te kiezen. ‘Je bent op het kruispunt van je leven, mijn jongen,’ zei Vautrin tegen hem. ‘Kies jouw weg.’

 

Welke weg zullen wij kiezen? Gaan we terug naar de negentiende eeuw, naar een tijdperk van extreme ongelijkheid, of gaan we vooruit naar een meritocratische en meer egalitaire eeuw - naar een nieuw kapitalisme? Niets is zeker. ‘De geschiedenis van ongelijkheid is altijd door en door politiek geweest,’ schrijft Piketty. Zo is de inkomensongelijkheid in Nederland veel kleiner dan in de Verenigde Staten. Dat is een politieke keuze geweest. Onze vermogensongelijkheid is daarentegen een van de grootste van Europa - en ook dat is politiek.

 

Uiteindelijk wordt de wereld niet door de wetten van de economie geregeerd, maar door mensen, die hun eigen geschiedenis schrijven. 

Capital in the 21st century van Thomas Piketty Het boek van Thomas Piketty is nog niet in het Nederlands verschenen, maar is wel in het Engels te bestellen. Hier vind je het boek van Piketty Waarom is ongelijkheid eigenlijk een probleem? Of het nu gaat om depressies, drugsmisbruik, schooluitval, criminaliteit, overgewicht, kindersterfte, ongelukkige kinderen of tienerzwangerschappen, steeds lijkt er één grote boosdoener te zijn: ongelijkheid. Een berg aan studies wijst inmiddels uit dat nivelleren zo gek nog niet is. Lees mijn stuk ‘99 problemen, 1 oorzaak’ hier terug Hoe groot is de ongelijkheid in Nederland? In de jaren zeventig hadden we er nog de mond vol van. Nu is het terug van weggeweest: nivelleren. Dat werpt bovenal de vraag op: hoe zit het eigenlijk met de ongelijkheid in Nederland? Lees mijn explainer over ongelijkheid in Nederland hier terug Nivelleren kun je verleren Lang dacht correspondent Ewald Engelen dat het wel meeviel met de ongelijkheid in Nederland. Maar nieuwe rapporten brachten hem aan het twijfelen: de wens om te nivelleren van de PvdA lijkt zo gek nog niet. Helaas pakt het kabinet het verkeerd aan: er wordt op inkomen genivelleerd en niet op vermogen. Lees hier de column van Ewald terug
Jazz (4), Kentucky (VS). Foto: James Mollison/Courtesy Flatland Gallery
Kinderkamers Toen fotograaf James Mollison werd gevraagd of hij iets wilde doen met het recht van het kind, moest hij meteen denken aan zijn eigen kindertijd en hoe zijn slaapkamer alles vertelde over welke dromen hij had en in welke omstandigheden hij opgroeide. Omdat hij niet een fotoserie wilde maken over alleen arme of rijke kinderen, maar juist over de overeenkomsten en verschillen, hanteerde hij wereldwijd een identieke benadering: 56 tweeluiken maakte hij van kinderen en hun slaapkamers. Van het project is in 2010 het boek ‘Where Children Sleep’ verschenen. Bekijk hier meer foto’s uit dit project
Tzvinka (9), Beitar Illit (Israël). Foto: James Mollison/Courtesy Flatland Gallery