Hoe schoolcijfers, calorieën en werktargets ook mijn leven beheersten (en hoe ik afkwam van mijn meetstoornis)

Sanne Blauw
Correspondent Ouderschap
Illustraties: Sjoerd van Leeuwen (voor De Correspondent)

Onze samenleving is geobsedeerd door cijfers, maar zelf kan ik er ook wat van. Nota bene tijdens het schrijven van mijn nieuwe boek over onze cijferwoede trapte ik in de valkuilen van onze meetstoornis.

Vandaag verschijnt mijn boek Het bestverkochte boek ooit (met deze titel). Het gaat over de rol van cijfers in de samenleving. Een rol die, vind ik,

Dat begint vaak al in je persoonlijke leven. We hebben apps om onze gezondheid te meten, ontvangen rapporten voor onze peuters en checken hoe vaak onze foto’s geliket zijn.

Maar wat doet het met je als je je leven doormeet? Ik heb daar wel een idee over. Want laat ik er maar voor uitkomen: ik was meetgek.

Oké, wiskunde was mijn lievelingsvak. Maar mijn voorliefde voor cijfers ging verder: regelmatig liet ik me erdoor leiden. Eerst door schoolcijfers, later door mijn lichaamsgewicht en calorieën.

En nog steeds ben ik gevoelig voor metingen. Sterker nog, bij het schrijven van mijn boek trapte ik weer in de val. Een ervaring die laat zien wat er mis kan gaan als je te veel op cijfers stuurt.

Inklokken en uitklokken

Toen ik vorig jaar zomer begon ik met het schrijven, raakte ik binnen de kortste keren gefrustreerd. Het ging me niet snel genoeg. Zat ik te veel te mailen of twitteren? Was ik te vaak aan het kletsen bij de koffieautomaat? Hoeveel tijd besteedde ik nou echt aan schrijven?

Ik installeerde een timer, die ik telkens aanzette wanneer ik aan de slag ging. Op dag één begon ik te tikken. Na twee uur en vijftien minuten

Pas achteraf besefte ik: ik maakte drie misstappen, die je ook op veel andere plekken terug ziet komen.

1. Wel vertrouwen op de cijfers, niet op de mens

Volgens de klok was ik goed bezig, maar mijn hoofd zei iets anders. Wat ik las, vond ik pulp. De voorbeelden die ik gebruikte waren flut. De toon klopte niet, ik was veel te jufferig.

Maar toch, ik maakte de uren. Dus zou het wel kloppen.

Ik vertrouwde meer op de cijfers dan op mezelf. Dat had ik vaker meegemaakt. Ik keek ’s ochtends in de spiegel en was tevreden. Maar de weegschaal zei iets anders. Toch maar even sporten die middag. (Laatst vertelde iemand me dat haar moeder de weegschaal twee kilo lichter had gezet. De sfeer in huis was nog nooit zo goed geweest.)

In de publieke sector zie je regelmatig iets soortgelijks: de mensen worden niet vertrouwd, de cijfers wel. Met correspondent Jesse Frederik schreef ik uitgebreid over de checklists, targets en evaluaties waar leraren, agenten, artsen en andere professionals

We schreven bijvoorbeeld over verzekeringsartsen die door hun manager niet werden geloofd als ze vertelden hoe ze hun uren besteedden, omdat de digitale agenda iets anders zei.

Een medisch psycholoog vertelde me eens dat ze een jongetje op haar spreekuur kreeg dat in haar ogen duidelijk verstandelijk gehandicapt was. Het jongetje maakte een IQ-test en scoorde 72.

Maar om moest hij een IQ van onder de 70 scoren. Dat was De psycholoog besloot de test er nog eens bij te pakken, hier en daar haar eerdere beoordeling aan te passen en, voilà, hij voldeed aan de 70-norm.

De psycholoog met haar diploma’s en jarenlange ervaring werd niet vertrouwd. Het cijfer wel.

2. Het cijfer werd een doel op zich

Met die twee uur en een kwartier op de eerste dag was ik niet tevreden. Ik vond het te kort. Een werkdag was toch acht uur? Wat had ik de rest van de tijd zitten doen?

Ik vergat dat ik – nadat ik had uitgeklokt – artikelen was gaan lezen, dat ik met een collega aan de praat was geraakt en dat ik tijdens mijn wandeling naar huis had bedacht hoe ik die ene alinea uit de knoop kon halen.

Ik had na het uitklokken geen woord getikt en toch was mijn boek weer een stap vooruit. Maar dat realiseerde ik me niet. Ik was ontevreden met die dikke twee uur dat ik had zitten tikken.

De weken daarna probeerde ik langer te schrijven. Ik was blij toen ik een keer de drie uur aantikte. Op een andere dag baalde ik, want ik was vergeten de timer aan te zetten. Het cijfer was niet meer het middel, maar het doel. Ik was een rendementsdenker geworden.

Ook dat had ik vaker gezien. Ik volgde op de middelbare school niet mijn eigen nieuwsgierigheid, ik vond vakken alleen leuk als ik er een hoog cijfer voor kon halen.

En toen ik gezonder wilde eten, kreeg ik steeds minder plezier in eten. Want een hap of slok draaide niet meer om de smaak, maar om het aantal calorieën.

Cijfers die een doel op zich werden, nog zo’n valkuil die ik in mijn schrijven regelmatig tegenkom. Zo werden politiekorpsen in Nederland een tijdlang afgerekend op het aantal uitgeschreven bonnen. Het gevolg: er werden speciale ‘bonnendagen’ georganiseerd, waarop agenten zo veel mogelijk bekeuringen moesten uitdelen.

Lichte vergrijpen die de politie normaliter door de vingers zag, werden ineens beboet. Of het de samenleving veiliger maakte, was van ondergeschikt belang.

En toen in het Verenigd Koninkrijk werd besloten dat mensen op de eerste hulp binnen vier uur geholpen moesten worden, werd er door ziekenhuizen uitgebreid gemanipuleerd.

Patiënten werden langer in ambulances gehouden en zieke mensen werden overhaast ingecheckt om de deadline te halen. De kwaliteit was volgens de cijferwerkelijkheid verbeterd, de echte werkelijkheid vertelde een treuriger verhaal.

3. Het cijfer gaf schijncontrole

Ik snap heel goed waarom ik die timer installeerde. Ik was onzeker. Ik had dapper geroepen dat ik een boek ging schrijven, maar toen het zover was vond ik het doodeng.

Niemand gaf me een cijfer voor wat ik die dag had gedaan. Dus zocht ik mijn eigen cijfer.

Ook dat heb ik mezelf vaker zien doen. In onzekere periodes klamp ik me vast aan bevestiging van buitenaf. En wat leent zich daar beter voor dan iets objectiefs als een cijfer? Of het nu een schoolcijfer of een body mass index (BMI) is – het vertelt je rechttoe rechtaan hoe het ervoor staat.

Cijfers geven het gevoel van controle in een complexe wereld. Niet voor niets zijn stappentellers razend populair, zijn er ter wereld steeds meer ‘smart cities’ die het gedrag van hun burgers meten en heeft bijna iedereen op zijn werk met targets te maken.

Begrijp me niet verkeerd: cijfers kunnen heel handig zijn. Een BMI kan een arts helpen om je gezondheid in de gaten te houden. Schoolcijfers geven inzicht in de ontwikkeling van een kind.

Maar als cijfers te belangrijk worden, schieten ze hun doel voorbij. Ze mogen ons dan veiligheid bieden, maar kunnen er ook voor zorgen dat we uit het oog verliezen waar het in de eerste plaats om draait: goede gezondheidszorg, zinvol onderwijs, een veilige samenleving.

Cijfers zijn als zeepjes. Als je er te hard in knijpt, glippen ze je uit de handen.

Kwantiteit of kwaliteit?

Als ik met de timer was doorgegaan had ik een dik boek geschreven, dat is zeker. Maar het was niet een goed boek geweest.

Na drie weken besloot ik te stoppen met timen. Ik wist: dit cijfer helpt me niet verder.

Langzamerhand kwam het plezier terug. Ik liep peinzend door de stad, ik las boeken die nieuwe luikjes in mijn hoofd openden.

Na een tijd begon ik weer te schrijven. En stukje bij beetje verscheen er een boek dat in de buurt kwam van het idee in mijn hoofd.

Ik ben blij met het boek dat vandaag verschijnt. Niet met de kwantiteit, maar met de kwaliteit.

Nu maar hopen dat het veel gelezen wordt.

Lees ook: