Hoe satire het echte nieuws werd (en wat journalisten ervan kunnen leren)
De grootste inspiratiebron van de filosofie achter De Correspondent? Comedians. Want satirici zijn journalisten zonder de ballast van de journalistiek: ze kunnen zeggen waar het op staat en zo doordringen tot het hart van de zaak.
Dat was even slikken. Precies op het moment dat ik wilde schrijven hoe comedians de grootste inspiratiebron in mijn journalistieke carrière zijn geweest, las ik dat comedy als genre was doodverklaard. Erger nog: het bleek niet de eerste keer dit jaar dat de satire was overleden.
Het zal iets te maken hebben met de verkiezing van Donald Trump als president. Wat is de functie van grappen maken nog als de realiteit zelf een klucht is geworden, zal menig comedian zich de afgelopen tijd weleens hebben afgevraagd.
Een narcistische, steenrijke vastgoedmagnaat die een realityster werd omdat hij quasi-bekende Amerikanen zogenaamd ontsloeg op tv en die vervolgens president wist te worden met de belofte om ‘banen naar Amerika terug te brengen’ door het land te verlossen van ‘elites die het contact met de werkelijkheid waren verloren’.
Ja, probeer dáár maar eens satire van te maken.
Aan de andere kant, misschien heeft het juist ook wel andersom gewerkt. Naarmate de werkelijkheid zich steeds meer als satire manifesteerde, evolueerde de satire in een steeds serieuzere bron van informatie en maatschappijkritiek. Een trend die niet in de laatste plaats werd ingezet door The Daily Show, de actualiteitenrubriek die onder leiding van Jon Stewart uitgroeide tot een vertrouwde nieuwsbron* onder jonge Amerikanen.
Een tikkeltje ironisch natuurlijk: terwijl steeds meer Amerikanen echt nieuws voor nep versleten, werd het nepnieuws juist het echte nieuws.
Waarom al mijn journalistieke voorbeelden comedians zijn
Inmiddels is Jon Stewart al drie jaar niet meer de host van The Daily Show, maar zijn erfenis is indrukwekkend. Bijna alle comedians uit zijn stal van destijds hebben eigen shows gekregen: van Full Frontal met Samantha Bee tot Last Week Tonight met John Oliver tot Wyatt Cenacs Problem Areas. En inmiddels op Netflix: Hasan Minhajs Patriot Act.
John Oliver zou je zelfs de geestesvader van een heel nieuw komisch genre kunnen noemen: de onderzoekssatire. Waren we vroeger afhankelijk van krant of actualiteitenprogramma voor diepgravend onderzoek naar de feiten achter het dagelijkse nieuws, nu vervult een Britse satiricus met een brilletje en een YouTube-kanaal die rol met verve. En in Nederland heeft Arjen Lubach het genre tot een succes gemaakt met Zondag met Lubach.
Het is geen toeval dat ik mijn hele journalistieke loopbaan vooral door comedians ben geïnspireerd
Het is geen toeval dat ik mijn hele journalistieke loopbaan, inmiddels meer dan zeventien jaar, vooral door comedians ben geïnspireerd. Uren achter elkaar keek ik naar grootmeesters van de maatschappijkritische satire als George Carlin, Richard Pryor en Ricky Gervais. Bezocht ik alle theatershows van Theo Maassen, Youp van ‘t Hek en Herman Finkers. Keek ik eindeloos Correspondents’ Dinners met Stephen Colbert, Larry Wilmore en Michelle Wolf terug. Sloeg ik geen Spijkers met Koppen, Kopspijkers en Dit was het nieuws over. Ik nam zelfs speciaal voor Comedians in Cars Getting Coffee van Jerry Seinfeld een abonnement op Netflix.
Hoe meer comedy ik keek, hoe existentiëler mijn twijfel over de journalistiek
Het is dan ook niet overdreven om te stellen dat achter de filosofie van De Correspondent vooral comedians schuilen. Drie in het bijzonder – Jon Stewart, zijn Britse evenknie Charlie Brooker en de veel te vroeg overleden Bill Hicks – hebben mijn kijk op de journalistiek gevormd als geen ander.
Gek maar waar: geen van mijn journalistieke helden is journalist, allemaal zijn ze comedian.
De manier waarop ze mijn kijk op het vak hebben gevormd is zeer verschillend, maar wat deze satirici in ieder geval gemeen hebben is de genadeloze kritiek op de hedendaagse nieuwsmedia die als een rode draad door hun comedy loopt.
Cultstatus onder fans heeft bijvoorbeeld de sketch waarin Bill Hicks, die zichzelf ooit ‘Noam Chomsky with dick jokes’ doopte, het nieuws op de korrel neemt vanwege zijn eenzijdige kijk op drugs. Zijn voorstel, om het nieuws eens over de geestverruimende kanten van drugs te laten gaan, kent nagenoeg iedere Bill Hicks-fan woord voor woord uit het hoofd:
‘Today a young man on acid realized all matter is merely energy condensed to a slow vibration; that we are all one consciousness experiencing itself subjectively; there’s no such thing as death; life is only a dream and we’re the imagination of ourselves. Here’s Tom with the weather.’
Het was deze zin waardoor ik me al op jonge leeftijd begon af te vragen: wat is nieuws eigenlijk? Zou dit nieuws kunnen zijn? En zo niet, waarom eigenlijk niet? Mijn zoektocht naar antwoorden op deze vragen lag aan de basis van mijn latere nieuwsfilosofie: dat onze maatschappelijke definitie van nieuws grondig aan herziening toe is.
En die overtuiging zag ik voortdurend bevestigd in het werk van Jon Stewart en Charlie Brooker. Want voor beide satirici geldt dat hun carrières praktisch één lange mediakritiek zijn. Legendarisch is bijvoorbeeld Brookers journaal-item, waarin hij laat zien hoe zo’n item precies wordt gemaakt. Net als Stewarts vele genadeloze take downs van Fox News, beter bekend als Bullshit Mountain.
Weinig satirici legden zo scherp de tekortkomingen van de hypegedreven hijgerigheid bloot: hoe vaker ik Newswipe of The Daily Show keek, hoe existentiëler mijn twijfel of ik wel het juiste vak had gekozen.
Nieuws ‘gebeurt’ niet, nieuws wordt gemaakt
Dat de 24-uursnieuwsindustrie een niet-aflatende bron van sensatie en trivialiteiten is, is mede dankzij comedians als Stewart, Brooker en Oliver diep doorgedrongen tot ons collectieve bewustzijn. Wat ik vooral aan hun mediakritieken overhield, is het besef dat wat wij nieuws noemen geen vanzelfsprekendheid, maar een keuze is.
Nieuws is niet simpelweg ‘wat er gebeurt in de wereld’. Nee, het is de uitkomst van een gigantisch aantal grote en kleine, bewuste en onbewuste beslissingen die nieuwsredacties maken alvorens hun product uit de nieuwsfabriek te laten rollen. Van koppenmaker tot hoofdredacteur: allemaal spelen ze een enorme rol in de productie van de invloedrijkste informatiebron van onze samenleving.
Nieuws is de uitkomst van een gigantisch aantal beslissingen die nieuwsredacties maken
De meta-blik van Stewart en collega’s was dan ook een constante herinnering aan het feit dat ieder medium dat pretendeert slechts ‘boodschapper’ te zijn ‘van wat er speelt in de wereld’ zijn publiek een fundamentele leugen voorspiegelt.
In het manifest van De Correspondent heb ik niet voor niets het idee verwoord dat eerlijke journalistiek begint bij transparantie over de eigen aannames en morele opvattingen van de journalist. Openlijke subjectiviteit, noemen wij dat.
Wat journalisten kunnen leren van comedians
Het is een eerlijkheid die journalisten zich gek genoeg vaak niet permitteren, omdat ze er niet van beschuldigd willen worden ‘een agenda’ te hebben. Journalisten, luidt het traditionele mantra, moeten ‘neutraal’ en ‘onpartijdig’ zijn.
Maar juist dat mantra is wat journalisten er steeds vaker van weerhoudt de waarheid te vertellen. En waarom comedians tegenwoordig veel effectievere en geloofwaardige waarheidsprekers zijn.
Want de satiricus kan zich die eerlijkheid wél veroorloven. Hij is in veel opzichten een journalist zonder de ballast van de journalistiek. Zonder het keurslijf van nieuwsformats, of ‘de actualiteit’, kan de comedian maatschappelijk onrecht, menselijk falen of gewoon de ironie van het leven benoemen en belachelijk maken.
Geen misleidende neutraliteit. Nee, zeggen waar het op staat. Hoezeer de overheid onze privacy bedreigt bijvoorbeeld. Of hoe waarheid er niks meer toe doet in de politiek.
De problematische rol van commercie in de journalistiek
Nu hangt die eerlijkheid natuurlijk ook in grote mate af van het verdienmodel achter de informatiebron. Wie betaalt, bepaalt immers. Daarom was ik bij de oprichting van mijn journalistieke platform al van meet af aan overtuigd: De Correspondent moet en zal volledig advertentievrij zijn.
Ongetwijfeld had ik ook hier weer de stem van stand-upheld Bill Hicks in mijn achterhoofd, die ooit in een beruchte sketch onomwonden stelde: ‘If anyone here is in advertising or marketing: kill yourself.’
Niet dat ik adverteerders tot zelfdoding wenste aan te moedigen natuurlijk, maar ik wist wel: journalistiek kan alleen werkelijk vrij, vreesloos en onafhankelijk zijn als ze gefinancierd wordt door degenen die ze hoort te bedienen – de lezer, kijker en luisteraar zelf.
Journalistiek kan alleen onafhankelijk zijn als ze gefinancierd wordt door degene die ze hoort te bedienen
Wie dat een tikkeltje overdreven in de oren klinkt, kan ik van harte aanraden deze vernietigende sketch over de invloed van adverteerders op de Amerikaanse media van John Oliver nog eens terug te kijken. En kijk er dan vooral deze confronterende sketch over de verwoestende effecten van de commercie op de lokale journalistiek achteraan.
En bedenk dan hoe de Persgroep, de grootste uitgever van Nederland en eigenaar van de Volkskrant,Trouw,Het Parool, het Algemeen Dagblad en zeven regionale dagbladen, zijn eigen kranten promoot bij adverteerders:
‘Hoe krijg je een uiterst kritisch en goed geïnformeerd publiek zover dat zij gaan geloven in het tegenovergestelde van wat ze altijd dachten? Dat was de uitdaging die McDonald’s zichzelf stelde en waarvoor de titels van de Persgroep de ultieme oplossing waren,’ aldus de uitgeverij.
Ik dacht eerst dat het satire was. Maar helaas.
Je kunt geen grappen (of journalistiek) maken over iets waar je niet om geeft
Maar misschien nog wel meer dan de eerlijkheid en autonomie die eigen is aan goede satire, ben ik als journalist jaloers op de morele overtuigdheid die de beste comedy kenmerkt.
Toen ik nog op de toneelschool zat, in de hoop zelf ooit cabaretier te worden (een hoop die sneuvelde bij de eerste zangles), leerde ik dat een comedian geen goede grappen kan maken over dingen waar hij niet werkelijk om geeft.
Juist daarom is goede satire in staat door te dringen tot het hart van de zaak, meer nog dan door te dringen tot een kern van de waarheid. De morele kern. Door hun perfecte gevoel voor ironie en feilloze radar voor bullshit, confronteren comedians ons niet alleen met leugens en hypocrisie, maar ook met de meest simpele morele waarheden.
Hoe het voelt om door antihomowetgeving gediscrimineerd te worden, bijvoorbeeld. Of hoe het kan dat we vrouwen nog steeds als stukken vlees beschouwen. Of hoe je ‘landgenoot’ bent als je wint, maar ‘buitenlander’ als je verliest.
Van die ziel kan ook de journalistiek nooit genoeg hebben.
Dit artikel in het Engels lezen of delen met je Engelstalige vrienden? Op Medium vind je de Engelse versie.