Met The Correspondent op zoek naar vormen van verzet tegen de prestatiemaatschappij
Voor The Correspondent rijden we deze maand met een echte persbus langs plekken die zelden in het nieuws zijn, maar toch staan voor grote ontwikkelingen. Het Unbreaking News in deze aflevering: het hardnekkige idee dat álles, zelfs hardlopen op zondagochtend, uiteindelijk in dienst staat van productiviteit.
Kijk ze rennen, de hardlopers van Bethesda, Maryland. Nog vóór hun werk een rondje door het park in de benen, een zaterdagmiddagsprint langs de oever van de rivier, de binnenstad doorkruisen op een vrije zondagochtend.
Eindelijk hebben ze tijd voor zichzelf. Eindelijk kunnen ze even helemaal opladen, bijtanken, nieuwe energie opdoen.
Ik denk althans dat dat voor veel van deze renners de belangrijkste motivatie is. Dat hardlopen voor hen iets is waar ze ‘positieve energie’ uit halen, zoals Adidas het een paar jaar geleden omschreef in een reclame voor hardloopschoenen.
Problematische metafoor: de mens als batterij
Ik vond dat zo’n vreemde formulering toen. Alsof de mens een batterij is die eens in de zoveel tijd aan de lader gelegd moet worden.
Maar sindsdien kwam ik de batterijmetafoor alleen maar vaker tegen. In de reclamecampagne van een meubelmaker die me vertelde hoe ik van mijn slaapkamer ‘een plek om op te laden’ kon maken, bijvoorbeeld. In rapporten van een internationale adviesfirma die werkgevers uitlegde hoe ze de ‘energie’ van hun werknemers kunnen ‘boosten’. En in tal van tijdschriftartikelen en Instagramposts waarin yoga, meditatie en korte wandelingetjes in het groen worden aanbevolen voor wie wil bijtanken.
De mens als batterij dus. Geheel vreemd is die metafoor niet. Mensen omschrijven zichzelf al eeuwen in technologietermen, van het lichaam als motor tot het brein als computer.
Eén op de zes werknemers in Nederland kampt met burn-outverschijnselen
In de eenentwintigste eeuw worden we omringd door draagbare apparaten die geregeld moeten worden opgeladen; geldt Tesla Motors als een van de spannendste bedrijven ter wereld; en wijzen windmolens en zonnepanelen de weg naar een duurzame toekomst. Logisch dat het juist de accu is, de oplaadbare battterij, die symbool is gaan staan voor de energiebehoevende mens.
En energiebehoevend zijn we zeker. De prestatiemaatschappij vraagt ons voortdurend ‘het beste uit onszelf’ te halen, communicatietechnologieën maken het mogelijk dat we altijd ‘aan’ staan en de scheidslijn tussen werk en privé wordt steeds dunner, of helemaal opgeheven.
Dat is vermoeiend: één op de zes werknemers in Nederland kampt met burn-outverschijnselen. Depressie, met vermoeidheid als een van de belangrijkste symptomen, heeft wereldwijd epidemische vormen aangenomen.
Niet zo gek dat we er alles aan doen om onze energie een boost te geven – door avocado’s en gojibessen te eten, door aan mindfulness te doen, door hard te lopen.
Maar voor wie zichzelf als batterij ziet, schreef ik eerder op De Correspondent, is de verleiding groot om alles – ook een rondje hardlopen, een nacht slapen, een vrije zondagmiddag in het park – te zien als iets dat uiteindelijk in dienst staat van productiviteit, van meedraaien in het systeem dat ons zo uitput.
Bovendien: burn-out en uitputting zijn een collectief probleem, maar de oplossing wordt vooralsnog gezocht in individuele oplaadmomentjes.
De prestatiemaatschappij is overal
Ik ben geïnteresseerd in vormen van verzet tegen de uitwassen van de prestatiemaatschappij. En omdat ik geloof dat de woorden die we gebruiken van invloed zijn op hoe we de wereld zien, ging ik vorig jaar samen met Correspondentlezers op zoek naar alternatieven voor de metafoor van de oplaadbare batterij.
Zijn er metaforen, vroeg ik me af, die minder individualistisch en prestatiegericht zijn? Minder hard ook voor wie het om wat voor reden dan ook niet lukte om mee te blijven rennen in de race?
Veel van de aangedragen ideeën waren ontleend aan de natuur, en gingen over balans en evenwicht. Zie jezelf eens als een boom, zei een lezer; als een bos of een ecosysteem zei een ander. Of, opperde een derde: als een koorddanser of een weegschaal.
Een nieuwe manier om onszelf te bekijken is slechts het begin. Taal is veel, maar niet alles. Verzet tegen de mores van de prestatiemaatschappij zit ’m ook in concrete en collectieve veranderingen – in een verbod op het verzenden van werkmail in de avonden bijvoorbeeld, of in een nieuwe definitie van ‘succes’. En dat zijn de voor de hand liggende maatregelen; met meer fantasie, dat weet ik zeker, vallen veel betere veranderingen te verzinnen.
Om te weten welke vormen verzet tegen de prestatiemaatschappij kan aannemen, hoeven we ons niet tot Nederland te beperken
Om te weten welke vormen verzet kan aannemen, hoeven we ons niet tot Nederland te beperken. De prestatiemaatschappij is een mondiaal verschijnsel, en voor een deel zijn de symptomen die ze met zich meebrengt dat ook.
Deels zullen ze ook verschillen, afhankelijk van de cultuur en de sociale zekerheid in een land.
Wat verklaart die verschillen? Wat zijn de overeenkomsten?
En hoe wordt er, binnen bedrijven en gemeenschappen wereldwijd, gepoogd onze collectieve vermoeidheid het hoofd te bieden?
Het lijkt me leerzaam en zinvol om samen met een internationaal gezelschap aan lezers en correspondenten op zoek te gaan naar het antwoord op die vragen. Dat kan met The Correspondent, onze Engelstalige uitbreiding.
Help je mee dat te bereiken?