Deze winter ben ik jullie correspondent Provinciale Staten. Want waar gáán die eigenlijk over?
Over drie maanden mogen we naar de stembus voor de Provinciale Staten. Valt er eigenlijk wat te kiezen? En zo ja, wat dan? De provincie is overal en juist daardoor vaak onzichtbaar. Met fotograaf Michael Rhebergen zoek ik deze winter naar verhalen die het onzichtbare zichtbaar maken.
Is het mogelijk om medelijden te hebben met zoiets abstracts als een institutie? Dat is namelijk wel zo’n beetje wat ik voel bij de Provinciale Staten. Over ruim drie maanden, op 20 maart 2019, dienen de verkiezingen voor deze bestuurslaag zich aan.
Nu al dreigt deze verkiezingsdag van alle kanten te worden vertrapt en vermorzeld in de strijd om aandacht van de kiezer.
Door Europa bijvoorbeeld: Frans Timmermans is alvast naar hometown Heerlen getogen om zijn campagne af te trappen. Twee maanden na de PS-verkiezingen zijn er alweer verkiezingen voor het Europees Parlement.
Door actievoerders, zoals de zingende leidsman van de gele hesjes Jan Dijkgraaf. Hij kondigde op zijn website alvast aan dat 20 maart ‘pay day’ wordt. ‘Dan kan er bij de Provinciale Staten-verkiezingen worden afgerekend met Mark Rutte en al die andere bestuurders die denken dat wij er voor hen zijn in plaats van andersom.’
En natuurlijk door landelijke politici die vooral bezig zijn met wat de zetelverdeling in de Provincie betekent voor 27 mei 2019, de dag dat ruim vijfhonderd statenleden een nieuwe Eerste Kamer zullen kiezen.
Leg je bingokaart maar vast klaar. De komende maanden zullen ze allemaal voorbijkomen:
- het misnoegde Statenlid, niet zelden van de PVV;
- het verkiezingsdebat met landelijke lijsttrekkers over landelijke thema’s, waarin geforceerd toch wat provinciale thema’s zullen worden benoemd;
- het vierjaarlijkse pleidooi om de hele bestuurslaag maar gewoon af te schaffen.
De hashtag #ps2019 is in feite onbedoeld passend. De PS zijn in de beeldvorming weinig meer dan een nagedachte, een voetnoot bij waar het écht om gaat. En de verkiezingen daarvoor een soort geavanceerde opiniepeiling waarmee het zittende kabinet om de oren kan worden geslagen.
Die beeldvorming is jammer, want de provincie – en de verkiezingen voor de Provinciale Staten – gaan wel degelijk ergens over. Al is het maar omdat de instantie - zoals de foto’s bij dit stuk laten zien - grote sommen geld verdeelt.
Om dat te laten zien, wil ik met jullie een stap extra zetten, voortbordurend op vier jaar geleden toen ik eerst de gemeenteraadsverkiezingen volgde en vervolgens een Statenlid portretteerde.
De Provincieparadox: belangrijk, maar onzichtbaar
Aan de vooravond van de provinciale verkiezingen van 2015 toog ik met onderzoeksassistent Anne Schepers naar het gouvernement in Maastricht om uit te vinden wat een Statenlid eigenlijk doet. We interviewden zelfverklaard ‘fan van het middenbestuur’ Weike Medendorp, die ons gepassioneerd en gedetailleerd over haar werk vertelde.
Wat bleek? De provincie gaat over zo ongeveer alles:
‘Als ik tussen mijn huis in Maastricht en dat van mijn vader in Groesbeek rijd, stel ik me soms voor wat er allemaal niet zou zijn als wij er niet geweest waren. Geen nieuwe wegen, geen kantoren, geen natuur, geen universiteit, geen fanfare.’
Hoe is de onzichtbaarheid van de Provincie te verklaren?
Het interview illustreert wat je de Provincieparadox zou kunnen noemen. Hoewel het over wezenlijke, voor iedere burger direct zichtbare zaken gaat, lukt het maar niet om provinciepolitiek ‘tot leven’ te brengen. Zelfs in campagnetijd niet. Pas als je met een 15 meter lange dode boom naar Den Haag rijdt, kun je als Statenlid – een beetje – publiciteit verwachten.
Hoe is deze onzichtbaarheid te verklaren? Vaak wordt verwezen naar de media; ook dat verwijt keert om de vier jaar terug en kan zo op de bingokaart. Maar als je even uitzoomt, zie je dat de Provinciale Staten pas sinds een jaar of vijftien een volwaardig politiek orgaan zijn. En dat het er steeds minder voorspelbaar aan toe gaat.
Kijk maar mee:
1: De Provinciale Staten bestaan – in deze vorm – nog maar net
Hoewel er in de meeste provincies al eeuwenlang een vorm van regionaal of provinciaal bestuur bestaat, zijn de Provinciale Staten zoals we die nu kennen betrekkelijk nieuw. Tot 1840 bestonden de Staten nog puur uit leden van de stedelijke, de ridderlijke en de landelijke stand. Het duurde vervolgens tot 1919 tot ook anderen dan mannen boven de 25 die genoeg belasting betaalden mochten stemmen.
En pas sinds 2003 is er sprake van dualisme. De Provinciale Staten zijn sindsdien het ‘parlement’ van de provincie dat de Gedeputeerde Staten, het provinciebestuur, controleert. Tot die tijd waren gedeputeerden tegelijkertijd ook Statenleden. Statenlid Weike Medendorp bracht het belang van dit dualisme fraai onder woorden: ‘Wethouders in gemeentes zijn koninkjes, maar gedeputeerden zijn kleine keizers. Het zijn allemaal mannetjesputters die een hoop geld te verdelen hebben. Die hebben goed toezicht nodig.’
2: Het middenbestuur is niet langer alléén van het midden
Eind vorige eeuw kon NRC nog fijntjes opmerken dat het CDA, de VVD en de PvdA samen aan alle touwtjes trekken: lijst-bruin, zoals de mengkleur van deze politieke bloedgroepen werd genoemd. In alle twaalf de provincies vormden deze partijen de coalitie, slechts in twee gevallen aangevuld door D66. Tijdens de vorige twee verkiezingen kwam daar verandering in: de PVV en de Partij voor de Dieren gingen meedoen, en zullen dat komend jaar ook weer doen. In veel provincies komen DENK en Forum voor Democratie daar ook nog bij.
De provinciale nieuwkomers zijn ook in de coalities terug te zien: de SP bestuurde de afgelopen vier jaar in zes provincies mee, de ChristenUnie in maar liefst drie provincies. Ook de SGP in Zeeland en de Friese nationalisten van de FNP in Friesland zorgen voor wat meer kleur op de wangen van de provinciecoalities.
De tijd van verkiezingen als leveranciers van automatisch applaus, consensus en draagvlak voor provinciebestuurders lijkt hoe dan ook verleden tijd. Politicoloog Kristof Jacobs stelt op het onvolprezen weblog Stuk Rood Vlees dan ook dat de kiezer tegenwoordig wel degelijk invloed kan uitoefenen met zijn stem. Zij het niet per se vooraf, maar achteraf, als ‘afrekening’ van gevoerd coalitiebeleid.
3: De opkomstcijfers dalen niet per se, maar schommelen
Bij de vierjaarlijkse berichtgeving over de PS-verkiezingen hoort ook ritueel geklaag over de tegenvallende opkomstcijfers. Je krijgt al gauw de indruk dat het almaar minder wordt. Dat klopt maar voor een deel: de opkomst is sinds de afschaffing van de kiesplicht in 1970 gedaald, maar de laatste verkiezingen schommelt het percentage.
In 1999 bracht slechts iets meer dan 45 procent van de kiesgerechtigden zijn stem uit. Dit laagterecord staat nog steeds. En nog in 2011 tikten de Statenverkiezingen zelfs de 56 procent aan. Als er al een trend valt te ontwaren, dan is het dat de kiezer in tijden van relatieve voorspoed (in casu de jaren negentig) minder drang tot stemmen voelt dan in tijden van relatieve tegenspoed.
Ook de landelijke politiek speelt een rol. In 2011 ging het bijvoorbeeld over de vraag of Ruttes eerste kabinet zijn meerderheid in de senaat zou houden; dat zag je direct terug in de cijfers. Het was niet voor het eerst dat de Statenverkiezingen de opmaat vormden voor een politieke crisis in Den Haag.
Het wordt interessant om te zien of de onvrede over kabinet-Rutte III de opkomstcijfers ook ditmaal over de grens van 50 procent heen weet te tillen.
Hoe kun je ‘provinciaal’ stemmen?
Maar stel, je wilt je stem op 20 maart 2019 gebruiken om het bestuur van jouw provincie aan te spreken op behaalde resultaten. Waar kun je terecht voor betrouwbare informatie om je oordeel op te baseren? Natuurlijk kun je je inlezen op de websites van de provincies, om te zien wat die de afgelopen jaren zoal hebben besloten en uitgevoerd. En je kunt de verkiezingsprogramma’s van de deelnemende partijen van jouw provincie erop naslaan.
En voor onafhankelijke informatie? Regionale media doen met beperkte middelen wat ze kunnen en daarnaast kon de journalistieke sector recent rekenen op vijf miljoen euro voor onderzoeksjournalistiek, waarvan 75 procent aan ‘de regio’ moest worden besteed. Het valt dan ook te hopen en ergens ook wel te verwachten dat media de komende jaren structureler aandacht aan Provinciale Staten gaan besteden dan voorheen.
Zelf wil ik daar niet op wachten. We mogen immers al bijna naar de stembus. Daarom zal ik de komende maanden de draad weer oppakken waar ik hem vier jaar geleden, na mijn portret van een Statenlid, achterliet.
Op de fiets door vier provincies
Water, vuur, lucht en aarde. De provincie raakt vaak letterlijk aan de vier elementen die ons leven hier op aarde vormen. Of het nu om de waterstand in onze rivieren, de veiligheidsvoorschriften rondom vuurwerk, stankoverlast in de lucht of om het verzakken van de bodem gaat: de Provincie is erbij betrokken. Als bemiddelaar tussen betrokkenen en belanghebbenden, als financier, of simpelweg omdat niemand anders het oppakt.
De komende maanden doorkruis ik samen met fotograaf Michael Rhebergen op de fiets vier provincies, op zoek naar verhalen die deze vaak onzichtbare bestuurslaag zichtbaar kunnen maken. Op dit moment verdiep ik me bijvoorbeeld in de rol die de provincie speelt of zou kunnen spelen in het vuurwerkdebat.
Maakt het – zoals in Den Haag – veel uit of een sociaaldemocraat, een populist of een liberaal beslist over de verdeling van de pot met geld?
De leidende vraag in al mijn verhalen is of er iets te kiezen valt, en zo ja wat. Hoe politiek is, kortom, de provincie? Maakt het – zoals in Den Haag – veel uit of een sociaaldemocraat, een populist of een liberaal beslist over de verdeling van de pot met geld? Hoe vaak staan gedeputeerden tegenover statenleden? Wat komt er eigenlijk van dat in 2003 ingevoerde dualisme terecht?
Deze vragen stel ik natuurlijk het liefst in gesprek met jullie. Want, om bij de vraag waarmee ik begon te beantwoorden: aan medelijden heeft een institutie niets. Aan nieuwsgierigheid des te meer.