Met kleine kinderen duurt een dag eindeloos, maar een jaar vliegt voorbij
Ouders besteden zo’n dertig tot veertig uur per week aan de zorg voor hun kleine kinderen. Dat is veel tijd, maar minstens zo ingrijpend is wat kinderen doen met de manier waarop hun ouders de tijd beleven.
‘Ik geloof niet dat ik de luxe heb om een kind te krijgen. Ik heb de tijd niet.’ Dat zegt de verteller van Moederschap, van de Canadese auteur Sheila Heti, een boekwerk dat het midden houdt tussen een roman, een essay en een autobiografisch relaas. De verteller is een vrouw van 37 die, 288 even boeiende als gekmakende pagina’s lang, blijft broeden op die ene vraag: of ze wel of niet kinderen moet krijgen.
Het verschijnen van Moederschap, afgelopen zomer, ging zowel in Noord-Amerika als daarbuiten met veel tromgeroffel gepaard: The Guardian noemde het ‘het allesbepalende werk over dit onderwerp’. Zelf kwam ik er deze maand pas aan toe het te lezen.
Eerder had ik de tijd niet.
Die sleutelzin over kinderen, luxe en tijd staat op ongeveer driekwart van het boek. Maar lang voor ik daar was aanbeland, had ik al begrepen dat Moederschap eerst en vooral een boek is over tijd.
‘Voor vrouwen tikt de klok altijd’, observeert de verteller bijvoorbeeld, wanneer ze het heeft over de tijdslimiet die vrouwelijke vruchtbaarheid aankleeft. Elders reflecteert ze op ‘de eindeloosheid van het moederschap, de eeuwigheid ervan’. ‘Als ik iemand een baby in een kinderwagen zie voortduwen’, schrijft ze dan, ‘overvalt me altijd een hevig gevoel van uitputting: Maar er zijn nog zoveel jaren te gaan!’
Ouders ‘investeren’ tijd in kinderen
Ik heb de tijd niet. Begrijpelijk, natuurlijk: kinderen zijn kostbaar en wat ze je vooral kosten, naast je geld en je slaap en je vrijheid, is je tijd. Ik las Moederschap in de week waarin het Sociaal en Cultureel Planbureau Alle ballen in de lucht publiceerde, een gedetailleerde rapportage van de manieren waarop Nederlanders hun tijd doorbrengen.
Ouders met thuiswonende, minderjarige kinderen, zo blijkt uit die analyse, hebben het drukker dan wie dan ook – en hoe jonger hun jongste kind, des te drukker de ouders zijn. Niemand is meer tijd kwijt aan de combinatie van zorg, betaald werk en het huishouden dan zij, en niemand heeft zo weinig vrije tijd.
Bijna de helft van de Nederlandse ouders zegt zich weleens ‘opgejaagd’ te voelen, en liefst 70 procent heeft het naar eigen zeggen ‘te druk’. In geen enkele andere groep die het SCP onder de loep nam, ‘liggen deze percentages zo hoog’.
Economen zetten ‘tijdsinvesteringen’ van ouders graag af tegen de ‘uitkomsten’, gemeten in cognitieve vaardigheden bij de kinderen
Het SCP is niet de enige instelling die zich buigt over de tijd die kinderen kosten. De tijdsbesteding van ouders wordt al decennia nauwkeurig geanalyseerd door onderzoekers die willen weten welke gevolgen al die uren en minuten hebben voor vaders, moeders en kinderen.
Economen en antropologen zetten de ‘tijdsinvesteringen’ van ouders in hun kinderen bijvoorbeeld graag af tegen de ‘uitkomsten’, gemeten in IQ en cognitieve vaardigheden, bij die kinderen. Hoe meer tijd ouders in hun kinderen steken, zo blijkt meestal, hoe beter die kinderen het ‘doen’, al blijft de vraag in hoeverre dat een oorzakelijk verband is.
Psychologen speuren naar de relatie tussen ouderlijke tijdsinvesteringen enerzijds en het welzijn van kinderen anderzijds. Of ze onderzoeken in hoeverre de hoeveelheid tijd die in kinderen wordt geïnvesteerd, samenhangt met het welbevinden van ouders.
Sociologen brengen in kaart hoe de tijdsbesteding van ouders de afgelopen decennia is veranderd. Bijna overal in de westerse wereld, zo zien zij, zijn ouders sinds de jaren zeventig meer tijd met hun kroost gaan doorbrengen.
Dit is opmerkelijk, want in diezelfde periode zijn vrouwen, ook in Nederland, en masse tot de arbeidsmarkt toegetreden. Lang werd gedacht dat dit afbreuk zou doen aan de hoeveelheid beschikbare ouder-kindtijd, maar dat blijkt dus reuze mee te vallen – onder meer omdat ouders hun tijd met kinderen ‘beschermen’ door te ‘bezuinigen’ op andere activiteiten of door hun werk buiten de deur in deeltijd uit te voeren.
Verklaringen voor de toegenomen tijdsbesteding van ouders aan kinderen in westerse landen lopen uiteen van een veranderende kijk op opvoeden tot logistieke redenen: in grote, drukke steden zijn ouders van nu bijvoorbeeld relatief veel tijd kwijt aan het brengen en halen van hun kinderen naar speelkameraadjes en sportclubs.
Dan zijn er ook nog economen die een verband vermoeden tussen de tijd die kinderen kosten enerzijds, en de reden dat vrouwen nog altijd minder verdienen dan mannen anderzijds. Uit onderzoek na onderzoek blijkt namelijk dat moeders meer tijd aan hun kinderen spenderen dan vaders: in Nederland, zo rapporteert het SCP, besteden moeders gemiddeld 9,9 uur per week aan het verzorgen en begeleiden van hun kinderen, tegenover gemiddeld 6 uur voor vaders.
9,9 en 6 uur per week. Dat klinkt als weinig, en dat is het ook: in die telling zijn alleen die momenten meegenomen waarop het zorgen voor kinderen de ‘hoofd-’ of ‘nevenactiviteit’ vormde.
De uren waarop ouders met iets anders bezig waren dan zorgen of begeleiden maar intussen wel in gezelschap van hun kinderen verkeerden – waarop ze gezamenlijk een avondmaal aan het nuttigen waren, bijvoorbeeld, of een uitstapje maakten naar de dierentuin – zijn daarbij niet meegerekend.
Doe je dat wel, om een beeld te krijgen van alle tijd die ouders met hun kinderen doorbrengen, dan kom je volgens Alle ballen in de lucht voor vaders gemiddeld op bijna dertig uur per week uit en voor moeders op bijna veertig uur.
Tijd is een munteenheid
In zulke wetenschappelijke analyses is tijd, net als in de overpeinzingen van de verteller van Motherhood, een soort munteenheid. Ouders ‘besteden’ of ‘investeren’ zus of zoveel tijd aan of in hun kinderen; kinderen ‘kosten’ hun ouders zoveel uren en minuten per dag.
Tijd is geld, of, zoals het in de inleiding van Alle ballen in de lucht is geformuleerd: ‘Tijd is een schaars goed.’
Met die metafoor, van tijd als geld of goed, proberen we de tijd, abstract en ongrijpbaar als hij is, te temmen. Immers: wanneer tijd geld of een goed is, kun je hem meten, vergelijken, vangen in grafieken en tabellen.
We kennen ook andere metaforen: vraag mensen de tijd te definiëren en je zult horen over tijd als een rivier die stroomt, of als een pijl die ergens heen schiet. Of ze zullen met ruimtelijke metaforen komen aanzetten – het verleden, zeggen ze dan, ligt achter ons en de toekomst voor ons. Of andersom: we staan met onze rug naar de toekomst, het verleden kunnen we overzien.
Het idee van tijd als een munteenheid, die je kan ‘tellen’ en ‘uitgeven’, ‘verspillen’ en ‘investeren’, ‘verliezen’ en ‘verdelen’, neemt in ons denken en spreken over tijd al tijden een dominante plek in.
Eeuwenlang was het verstrijken van de tijd iets dat je aflas aan het werk dat je had verricht, de seizoenen die veranderden, de stand van de zon. Toen kwamen er klokken, en werd de tijd gestandaardiseerd, gingen we hem meten en tellen. Sindsdien kunnen we de tijd ‘voor onszelf’ houden of ‘weggeven’ en kan hij ons worden ‘afgepakt’.
‘Those darling children who eat all my time’, schreef Zadie Smith ooit, over haar borelingen. Ik vond dat zo’n herkenbaar beeld. Ook mijn kinderen lijken soms het meest op twee kleine Holle Bolle Gijsjes, die hun ouders’ tijd opsouperen tot er niets meer van over is, en dan nog altijd honger hebben.
Tegelijkertijd komt dat idee, van tijd als iets dat van mij is, tijd die ik ‘voor’ mijn kinderen ‘over’ heb, me steeds vaker voor als waanzin.
Want hoewel ik best vaak kan kiezen hoe ik mijn tijd besteed – waar ik op een bepaald moment mijn aandacht op richt, waar ik mij bevind of met wie ik verkeer – heb ik er minstens zo vaak ook helemaal niets over te zeggen.
Omdat twee kleine kinderen zich in mijn leven hebben genesteld en in al hun onschuld zijn gaan dicteren hoe ik mijn tijd doorbreng. Daarmee zijn ze ook gaan bepalen hoe ik mij voel, een groot deel van de tijd.
Dat is misschien het ingrijpendst, wat kinderen en tijd betreft: dat ze niet alleen je tijdsbesteding danig veranderen, maar ook, en vooral, je tijdsbeleving.
Dagen gaan langzaam, jaren gaan snel
Wetenschappers proberen al zeker een halve eeuw grip te krijgen op wat het ouderschap met ouders doet. Hoe het hun welzijn beïnvloedt bijvoorbeeld, en hun relatie, en hun werk. Steeds vertellen ouders, wanneer hen wordt gevraagd naar de belangrijkste verandering die het krijgen van een kind met zich mee heeft gebracht, hoofdzakelijk over één ding: tijd.
‘Nieuwe vaders en moeders’, schreef een psycholoog die begin jaren tachtig de balans van het onderzoek naar ouderschap opmaakte, ‘rapporteren dat ze slaaptijd, televisietijd, sekstijd en zelfs wc-tijd tekort komen’, door toedoen van hun kinderen. ‘Paradoxaal genoeg zeggen ze ook dat ze zich veel vaker vervelen.’
Ouders komen tijd tekort en ze hebben er te veel van. Dat kan niet en toch is het zo
Ouders komen tijd tekort én ze hebben er te veel van. Dat kan niet en toch is het zo, en het raakt de kern van wat kinderen met tijd doen. In elk geval als ze klein zijn, zoals de mijne, en relatief veel zorg en begeleiding nodig hebben – ik twijfel er niet aan of dit zal over een tijd wel weer veranderd zijn. ‘Met kleine kinderen’, observeerde een vriendin jaren geleden, ‘gaan de dagen langzaam en de jaren snel.’
Neuropsychologen noemen dat de ‘tijdparadox’: het tegenstrijdige gegeven dat iets wat lang duurt terwijl je het meemaakt, achteraf gezien vaak in een vloek en een zucht voorbij lijkt te zijn gegaan.
De verklaring: hoe je de tijd beleeft, hangt af van het moment waarop je hem beoordeelt. Bij een prospectieve beoordeling van tijd schat je de duur van een gebeurtenis in terwijl die nog aan de hand is. Een retrospectieve beoordeling maak je achteraf. In beide processen speelt verandering een belangrijke, maar tegengestelde rol.
Hoe routine en herhaling de tijd langer én korter maken
‘De dagen met de baby waren lang, maar er was niets uitgestrekts aan’, merkt de verteller van Jenny Offills roman Verbroken beloftes op. ‘De zorg voor haar vereiste het herhalen van een reeks taken, die stuk voor stuk zowel dringend als eentonig waren.’
Het voeden, verschonen of vermaken van een baby of peuter duurt vaak eindeloos wanneer je ermee bezig bent (prospectief). Dat geldt ook voor het steeds opnieuw voorlezen uit hetzelfde boek of het afdraaien van de rituelen tussen avondmaaltijd en in bed stoppen.
De reden: kinderen gedijen bij routine en zijn dol op herhaling, maar het leveren van die voorspelbaarheid roept bij de ouders geregeld verveling op.
‘De subjectieve duur van een bepaalde periode’, schrijft de Duitse neuropsycholoog Marc Wittmann, ‘hangt af van (…) de hoeveelheid veranderingen in die periode.’
Dit is het gekke met kleine kinderen: nooit maakt een mens zulke grote sprongen in zijn ontwikkeling als in zijn eerste levensjaar en ook daarna gaat het nog jarenlang adembenemend rap. Toch kunnen de dagen in het gezelschap van kleine kinderen gekmakend eenvormig lijken. Het is alsof de veranderingen die ze doormaken te klein zijn om met het blote oog waar te nemen, wanneer je er als ouder bovenop zit en verblind wordt door de routine, de sleur.
En wanneer er weinig nieuws te beleven valt, aldus Marc Wittmann, dan duren de dagen lang.
Maar wanneer we op zo’n tijd terugkijken en het verloop van de tijd retrospectief beoordelen, gebeurt juist het omgekeerde. Miljoenen jaren evolutie hebben ons brein uitgerust met het vermogen om dat wat nieuw en spannend en anders is, te onthouden. Gebeurtenissen of handelingen die lijken op wat we al kennen, vergeten we. Hoe meer herinneringen we aan een bepaalde periode hebben, des te langer die lijkt te duren wanneer we erop terugkijken – en andersom.
Wanneer er weinig verandert, bijvoorbeeld omdat je dagen bestaan uit een aaneenschakeling van herhaling en routine, onthoud je ook weinig: details beklijven niet en jaren zijn kort.
Dit is wat ik onderstreepte, toen ik de eerder dit jaar verschenen roman Sight van Jessie Greengrass las, waarin de verteller omschrijft hoe ze het prille ouderschap beleeft: ‘Dit nieuwe leven, vastgelegd in dagelijkse patronen, een structuur die door herhaling zo versteend raakt dat ik me niet meer kan herinneren hoe het daarvoor geweest was.’
Tijd is niet ‘van’ mij
Eén minuut duurt altijd één minuut. Je kunt de minuten van vaders vergelijken met die van moeders, je kunt de minuten die kinderen kosten bij elkaar optellen en je kunt kijken waar ouders die minuten vandaan halen. Maar daarmee heb je nog niets gezegd over hoe zo’n minuut voelt.
(Al weet het SCP wel te vertellen dat Nederlandse ouders, ondanks of misschien wel dankzij de tijd die kinderen kosten, net zo tevreden en gelukkig zeggen te zijn als mensen zonder thuiswonende kinderen.)
De beleving van tijd laat zich lastiger vangen in statistieken en lijstjes dan de objectieve duur ervan. Toch: voor zover mijn darling children mijn tijd hebben opgegeten, is het vooral de manier waarop ik die tijd ervaar, die ze hebben verslonden. Of in elk geval hebben ze die ervaring onherkenbaar veranderd.
Want voor mij is tijd is al vijf jaar geen munteenheid meer. Het is iets anders geworden – mystieker, ongrijpbaarder. Meer, misschien, zoals hij vroeger was, in een mythisch verleden, voordat we spoorwegen, klokken en lopende banden hadden, voor de tijd gestandaardiseerd en getemd was.
Het is iets geworden wat tegelijkertijd lang en kort kan duren, iets wat me door de vingers glipt en me overspoelt.
Nu tijd is opgehouden ‘van mij’ te zijn, heeft hij meer de aard van een gemeenschappelijke omgeving: het is geen grondstof meer die verdund of verdeeld moet worden, geen schaars goed, maar een commons, een gedeelde plek of ruimte waar alle leden van ons gezin samen onderdeel van zijn.
Binnen die omgeving staat onze relatie niet in het teken van de ‘investeringen’ die ik in mijn kinderen maak, wordt ze niet gekenmerkt door de hoeveelheid uren en minuten die zij mij kosten, door de tijd die ik wel of niet voor hen heb. In plaats daarvan worden we gedefinieerd door de manier waarop we met elkaar verbonden zijn, een collectief, verstrengeld en van elkaar afhankelijk.
Eerder zie ik onze relatie als één die is gebaseerd op de belofte die ik heb gedaan, nog voor mijn kinderen er waren, en zonder dat ik helemaal begreep wat dat betekende, dat dit onze tijd is. Er zijn, goddank, nog heel veel jaren te gaan.
Ik verklap niets wanneer ik zeg dat de verteller van Sheila Heti’s Moederschap net zo lang doorgaat met twijfelen tot de mogelijkheid een kind te krijgen, voorbij is. Ze ervaart opluchting, een nieuw begin.
Want: ‘Als je geen kinderen hebt, word je op zekere leeftijd je eigen kind. Je begint je leven van voor af aan, maar deze keer met jezelf.’ En wat, vraagt ze, ‘ga je doen met al die tijd?’
Het antwoord dat ze zelf geeft, onderstreepte ik twee keer: ‘Tijd is niet iets waar je wat mee doet – de tijd doet iets met jou.’
De tijd doet iets met ons, met en zonder kinderen.