Wat Brexit me leerde: onbeteugeld kapitalisme bedreigt de democratie, niet alleen in het Verenigd Koninkrijk
De Britse politiek is twee jaar na het Brexit-referendum in een chaos ontaard. Dat zegt minder over het unieke Britse democratische stelsel dan ik eerst dacht. Want wat in het Verenigd Koninkrijk is gebeurd, heeft dezelfde oorzaak als de verkiezing van Donald Trump en de Gele Hesjes in Frankrijk.
Brexit gaat vooral over de Britten, dacht ik lange tijd. Zij willen weg uit de Europese Unie. Jammer, maar als het moet, doen ze dat maar. Lang genoeg gezeurd. Apart eilandvolk.
Zou het aan hun tweepartijenstelsel liggen en hun politieke cultuur van uitersten, dat ze zo’n drastische stap nemen, dacht ik in het begin. Het heeft er misschien mee te maken, maar ik ben intussen tot de conclusie gekomen dat er iets anders aan de hand is.
De Britten zijn verre van uniek. Waar komt die aanhoudende steun voor de roekeloze leugenaar en egomaan Trump vandaan? Kijk naar Italië, waar 1 + 1 volgens de regering 3 is. Zie de ontrafeling van de droom van Emmanuel Macron om van Frankrijk een iets moderner land te maken, waar de sommen wél kloppen.
Voor onze ogen voltrekt zich iets wat het fundament onder onze vrije, democratische samenlevingen aantast. Hoe verschillend de westerse landen zich ook voelen, er smeult een veenbrand onder allemaal. En het gaat om meer dan afkeer tegen de globalisering of een terugkeer van het nationalisme.
De Britse afscheidingskreet is van een verscheurende wanhoop. Fransen met gele hesjes zetten meer op het spel dan bushokjes en hun president. De boosheid die in grote delen van Europa en de VS naar boven komt, zet 73 jaar naoorlogse democratische orde op het spel.
De Britten wilden van alles tegelijk
De 52 procent van de Britten die tijdens het referendum in 2016 Leave stemde, wilde bij hun EU-referendum van alles tegelijk zeggen: rot op met je elite, rot op met je Poolse loodgieter, geef me eindelijk een fatsoenlijk loon en een droog huis, en ja, laat ons die wereldmacht zijn die we waren, toen we dat laffe continent bevrijdden van de nazi’s.
De referendumvraag ging over ‘in’ of ‘uit’ de Europese Unie. Die Brusselse vergaderfabriek herinnert de Britten er steeds aan dat zij een paar maten gekrompen zijn. Dan maar Brexit. Dat lucht op en zou 350 miljoen pond per week vrijmaken voor betere gezondheidszorg, verkondigden Boris Johnson en de andere brexiteers van het eerste uur.
Intussen weten de meeste Ik Vertrek-stemmers beter. Hun boosheid ligt nog steeds opgehoopt in de grootstedelijke corporatiewoonblokken, in die oplopende grijze straatjes met arbeidershuisjes in de oude mijndistricten in de Midlands, de Geordie Shores en de oostelijke havenplaatsen, die nota bene leven van de handel met het vasteland van Europa. Of de Brexit verlichting brengt, weten ze daar niet meer zo zeker.
Ook buiten het Verenigd Koninkrijk: overal dezelfde machteloosheidsmix
Het is dezelfde machteloosheidsmix van baanonzekerheid, angst voor immigratie, achterblijvende inkomens en niet gezien worden door de ‘gewone politiek’ waaraan Donald Trump zijn klandizie dankt. Meer mannen dan vrouwen, meer boven dan onder de vijftig. De generatie die haar kinderen niets in het vooruitzicht kan stellen.
De diepe frustratie in de VS is niet wezenlijk anders in voormalig Oost-Duitsland, bij de aanhang van de coalitie van uitersten die Italië regeert, in de vormeloze voorsteden van Parijs en het door fabriekssluitingen getroffen noorden van Frankrijk, waar Marine Le Pen doorbrak en waar nu de Gele Hesjes hun vuurpotten stoken.
President Macron probeert de grieven af te kopen door verhoging van het minimumloon en uitstel van de verhoging van brandstofaccijns. Een aantal Franse bedrijven geeft gehoor aan zijn oproep vrijwillig een dertiende maand te betalen. Dat verlicht de acute nood van de ontvangers, maar is geen begin van een antwoord voor al die miljoenen die hun hoofd en hart in een geel hesje tooien.
Welk kiesstelsel een democratie heeft, zegt weinig over de regeerbaarheid
Lang dacht ik dat landen met een politiek systeem dat duidelijke meerderheden bevordert stabieler geregeerd worden. In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk lachten ze me altijd een beetje uit als ik vertelde hoe we in Nederland met ons stelsel van evenredige vertegenwoordiging aan coalitieregeringen kwamen. Compromissen, halve maatregelen: wat een zwakte, smaalde men meestal.
Nu je ziet tot welke extreme onzin tweepartijenstelsels kunnen leiden – daadkracht zonder veel tegenwicht in Amerika, politiek absolutisme zonder meerderheid in Londen – moet je dankbaar zijn voor onze verplichting naar elkaar te luisteren en elkaars eksterogen te ontzien.
Frankrijk heeft evenmin veel voordeel, lijkt het, van een stelsel dat de meerderheden alleen maar versterkt doordat de twee koplopers in elk district – of landelijk – het in een tweede ronde tegen elkaar opnemen. Macron houdt pas rekening met minderheden en opgekropte gevoelens die onderhuids leven nu de straat hem daartoe dwingt. Monarchie is nog steeds de norm in de Franse republiek.
Nu je de extreme onzin ziet waartoe deze tweepartijenstelsels kunnen leiden, word je dankbaar voor onze verplichting naar elkaar te luisteren en elkaars eksterogen te ontzien
Polderen is in Nederland uit de mode, maar we vliegen met onze overlegtraditie tenminste minder hard uit de bocht dan de Angelsaksen en de Fransen. Tot nu toe heeft ook het gemengde Duitse stelsel genoeg schokken kunnen opvangen, maar daar wordt – net als in Nederland – regeren met een coalitie van middenpartijen steeds lastiger.
Politieke stelsels, zo blijkt, hebben weinig voorspellende waarde voor de regeerbaarheid van een democratische rechtsstaat. Het komt aan op hoe de democratische basisprincipes worden toegepast – een kwestie van omstandigheden, leiderschap en cultuur.
Daarbinnen vormt een parlement maar één element. Een democratie kan levendig zijn en gedragen door de bevolking, zonder dat het parlementair debat bruist. In Frankrijk gebeurt er niet veel in de Assemblée of de Senaat, maar het publieke debat is er vaak rijker en gevarieerder dan in Nederland, waar alle overlegcircuits betrokkenheid toevoegen die in Frankrijk weer ontbreekt. Daarmee is het ene land niet democratischer dan het andere.
Grondige teleurstelling over wat regeringen doen
De gemeenschappelijke malaise die de gele hesjes, de Brexit- en Trump-stemmers en veel andere onvrede-uitingen met elkaar verbindt in westerse democratische landen, komt voort uit grondige teleurstelling over wat hun regeringen doen om hen te beschermen.
Ze zijn tégen globalisering, tégen een wereld waarin het recht van de sterkste geldt, tégen de enorme winsten van bedrijven waar werknemers weinig of niets van terugzien, tegen slecht betaald rotwerk, tegen massamigratie, en ze moeten niks hebben van maatregelen tegen klimaatopwarming.
Maar globalisering is geen vorm van internationalisering die ons overkomt als een orkaan. Het is de optelsom van technologische ontwikkelingen en de internationalisering van het bedrijfsleven, die ruimte gaf aan de cultus van aandeelhouderswaarde en winstmaximalisatie. Waardoor grote bedrijven nergens meer echt thuis zijn en zich aan elke verantwoordelijkheid kunnen onttrekken.
In de Angelsaksische wereld verschijnen boeken en columns van gezaghebbende commentatoren die vaststellen dat het kapitalisme ernstig is ontspoord. ‘American capitalism is not working’, schreef David Leonhardt in The New York Times.
Hij herinnert eraan dat tijdens de bloeiperiode van de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog het bedrijfsleven zich banen en welvaart voor allen ten doel stelde. Dat ideaal ging verloren in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Aandeelhouderswaarde werd alles. Inkomensverschillen liepen sterk op. De middenklasse zakte door de bodem. Armoede werd het lot van velen. Europa, Latijns-Amerika en Azië volgden, voeg ik eraan toe.
In The Financial Times komt de columnist Martin Wolf ‘met tegenzin’ tot een vergelijkbare conclusie. ‘Het kapitalisme is goeddeels defect’, schrijft deze oudgediende. ‘Het idee dat het bedrijfsleven er alleen is om winst te maken heeft verschrikkelijke gevolgen.’ Hij pleit niet voor afschaffing van de markteconomie maar voor substantiële aanpassingen, ‘betere bedrijven en meer concurrentie’.
De EU heeft zich uitgeleverd aan het internationale flitskapitaal en het vaderlandloze ondernemerschap
Ook de Europese Unie, met haar wortels in landen met de sociale traditie van het Rijnlandse model, heeft zich uitgeleverd aan het internationale flitskapitaal en het vaderlandloze ondernemerschap. Of en hoe dat anders had gekund is de vraag, maar feit is dat de EU zich steeds meer heeft gevormd naar het genadeloze Angelsaksische voorbeeld.
De evenwichtige omgang tussen bedrijven en werknemers, onder leiding van een op het algemeen belang sturende overheid, is steeds meer naar de achtergrond geraakt. Je hoort het Rijnlandse model zelden meer genoemd of geroemd worden, ook niet in Duitsland, Frankrijk en Nederland waar men er jarenlang een eigen versie van omhelsde.
Vooral een gemeenschappelijk markt
De Europese landen hebben allerlei sociale grondrechten omarmd. Toch is de Europese Unie vooral een gemeenschappelijke markt geworden, zoals de Britten altijd hebben gewild. Hoewel het Europees recht gestaag ook de principes van de democratische rechtsstaat voor alle lidstaten heeft vastgelegd – vandaar de aanvaringen met onder meer Polen en Hongarije – is het een door neoliberale principes gevormde Europese vrijhandelszone geworden.
Die heeft alle deelnemende landen veel materiële welvaart gebracht, wat EU-sceptici daar ook over beweren. Alleen is die welvaart ongelijk verdeeld onder de EU-burgers. Er is een Europese onderklasse ontstaan, zowel onder landen als onder burgers.
Het is de Unie voorlopig niet gelukt om de race to the bottom te keren die internationale bedrijven ertoe aanzet de lidstaten én de ingezeten burgers tegen elkaar uit te spelen. Met wereldwijde concurrentie als excuus, zijn belastingvermijding en minimale arbeidsvoorwaarden de norm geworden, evenals het zoeken naar het vestigingsland met de minst hinderlijke wetgeving. Het vaderlandsloze kapitalisme kreeg veel ruimte om de winst te maximaliseren en de Europese burger de rekening ervan te presenteren.
Het Britse doolhofdrama dat andere eurosceptici deed verstommen
De Brexit is als het schuren van tectonische platen onder Europa. De Britse Conservatieve partij heeft er intussen dermate een doolhofdrama van gemaakt dat stemmen om uit de EU te stappen elders zijn verstomd. De Italiaanse regering veroorlooft zich Trumpiaanse verdraaiing van de feiten over de EU, maar een Italexit is geen reële optie. Marine Le Pen houdt zich ook muisstil over een Frexit, een paar jaar geleden nog een van haar speerpunten.
Thierry Baudet krijgt bij de Europese verkiezingen volgend voorjaar nog een flinke klus om de lachers in bedwang te houden als hij pleit voor een Nexit. Wilders laat het er ook maar even bij zitten. De Europese Unie is onverwacht populair. En in crisis. Vrijwel nergens zit een stabiele regering. Vrijwel overal staat een diep reservoir van onvrede en boosheid op overlopen.
Ook in Nederland. Het Nederlandse stelsel is sterk gericht op continuïteit. Alles is hier later en gematigder. Ook het verzet. Zelfs in z’n uitwassen. Structuur, stelsel en cultuur leiden tot een grotere traagheid: de maatschappelijke remweg is langer in Nederland, we trekken ook langzamer op.
Thierry Baudet krijgt bij de Europese verkiezingen volgend voorjaar nog een flinke klus om de lachers in bedwang te houden als hij een Nexit bepleit
We komen van ver. In Nederland werd, met het einde van de Verzuiling in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, het individu bevrijd uit de armen en de tradities van kerken en levensbeschouwelijke partijen. Het maatschappelijk middenveld, gevormd door actieve burgers die binnen hun zuil tijd en aandacht besteedden aan volkswoningbouw, zieken- en armenzorg, sport en cultuur, werd opzijgezet door de markt – waar alles mag en niets hoeft.
De politiek liet zich meenemen in het overgewaaide idee van de overheid als bedrijf. De burger werd consument, klant bij bedrijven én bij de overheid. Overal werden publieke taken omgevormd tot een soort commerciële activiteit. Soms echt op de markt (telefonie bloeide op en werd goedkoper na de privatisering van de PTT), soms bij diensten die noch bij het bedrijfsleven noch direct bij de overheid hoorden, onder leiding van managers die nergens verantwoording hoeven af te leggen – denk aan de Sociale Verzekeringsbank en het UWV.
‘Betonrot’ in de democratische rechtsstaat
In zijn net verschenen boek Groter denken, kleiner doen* schetst oud-vicepresident van de Raad van State Herman Tjeenk Willink hoe die onvoldoende doordachte omslag heeft geleid tot, zoals hij dat noemt, ‘betonrot’ in de democratische rechtsstaat die Nederland was. De politieke partijen en hun Kamerfracties verzaken hun functie als ideeënvormer, medewetgever en controleur, om maar te kunnen meebesturen, stelt hij.
Het werk van publiek gefinancierde taken als zorg, onderwijs, politie en rechtspraak werd op afstand gezet maar sterk gereguleerd en gecontroleerd. Dat leidt tot een diepgaande vervreemding bij die beroepsbeoefenaars. Rechters zouden 40 procent overwerken als zij alle zaken naar behoren willen behandelen. Handig dat de politie al gele pakken draagt.
En wij, de consumerende klanten, worden gewantrouwd in Den Haag. We moeten maar bewijzen dat we geen misbruik van voorzieningen maken. Om ons op het goede pad te houden, worden we overal gefilmd, afgeluisterd en beboet.
Wie pech heeft en zijn of haar werk of gezondheid verliest, moet zijn netwerk maar inschakelen. Zelfredzaamheid als bevel. Op rechtsbijstand wordt steeds verder gekort; hogere griffierechten zeggen dat we ons recht niet te veel moeten willen bevechten. Getroffen door een misdrijf? De politie heeft zelden tijd, is overvraagd, onderbemand en overgereorganiseerd.
Hoe stevig is Nederland nog?
Het lijkt verwarrend, in Nederland zijn geen grote protesten uitgebroken, hier lijkt de welvaart iets gelijkmatiger verdeeld dan in sommige landen waar je meer extreme protestuitingen ziet. Maar ook hier is de democratische rechtsstaat verzwakt. Ondermijnd door de georganiseerde misdaad. Verwaarloosd door de politiek-bestuurlijke mode die de trias politica gewoon uitlacht.
‘De democratische rechtsorde is waarschijnlijk ons enig overgebleven gemeenschappelijk fundament’, schrijft Tjeenk Willink. Hij vraagt zich af hoe stevig Nederland nog in elkaar zit als het er echt om gaat spannen. Betonrot in de democratie blijft allerminst tot Nederland beperkt.
In Nederland is op kleine schaal te zien wat in de Angelsaksische wereld op grote schaal gebeurt: de top van het bedrijfsleven verkeert in een soort bubbel waarbinnen salarissen (onder verhullende omschrijvingen) in geen verhouding staan tot de reële prestaties die de topmanagers leveren en de risico’s die zij lopen. Die arrogantie vernietigt meer goodwill bij werknemers en burgers dan ze met hun talent ooit kunnen goedmaken.
Die arrogantie van de topmanagers sloopt meer goodwill bij personeel en burgers dan ze met hun talent kunnen goedmaken
De topsalarissen opgeteld bij de fiscale verantwoordelijkheidsvakantie in het internationale bedrijfsleven, symboliseren een morele geheelonthouding die westerse landen en het vertrouwen in hun democratie zwaar hebben ondermijnd.
Bedrijven die aandeelhouderswaarde en het belang van de top eenzijdig bevoordelen boven het belang van hun werknemers en de samenlevingen waarin zij werken, richten op den duur de democratische rechtsstaat te gronde. Zij zetten democratisch gekozen regeringen voor gek en ontnemen burgers het gevoel dat zij invloed kunnen uitoefenen op hun leven en de wereld om hun heen.
Die ondermijning werkt des te sterker door omdat de stijl en redeneertrant van het bedrijfsleven de meeste westerse overheden en de EU hebben geïmpregneerd met een waardenvrije zakenmentaliteit, een nadruk op cijfermatige rendementen en een minachting voor publieke waarden en normen. Het punt nadert dat de mensen die daar direct onder lijden hun gele hesjes verwisselen voor minder vriendelijke strijdmiddelen. Daar komen vooral verliezers uit voort.
Herstel van het evenwicht tussen geld en mensen
Je kunt zeggen dat, alles overziend, de Brexit me vooral heeft geleerd dat de onderliggende onvrede en woede van de pro-Leave-stemmers zich niet tot het Verenigd Koninkrijk beperkt. Dat ongelijkheid en oneerlijkheid vrij spel hebben in een wereld vol ongebreideld amoreel kapitalisme. Dat als we de democratie en rechtsstatelijkheid willen redden, we moeten vechten voor het herstel van het evenwicht tussen geld en mensen. Als de economie belangrijker is dan de democratische rechtsstaat, zijn we straks duurder uit, veel duurder.
En overigens heb ik van de Brexit geleerd dat ik de Britten, ondanks een vleugje zelfoverschatting en wereldvreemdheid, toch niet kwijt wil. Samen eigenzinnig, samen sterk.