Zonder een eigen Europese publieke opinie wordt het nooit wat met de EU
De Brexit heeft niet alleen economische nadelen. De inhoudelijk vaak terechte kritiek op de EU, waarin Britse media en denkers uitblinken, zal er verder door verstommen. Terwijl die kritiek juist hard nodig is om de EU werkelijk democratisch te maken. Want alleen dan kunnen we afscheid nemen van de politiek-van-de-voldongen-feiten.
Nog precies weet ik wanneer ik voor het eerst een licht onpasselijk gevoel kreeg door de Europese Unie. Het was op 9 mei 2016, tijdens een concert ter gelegenheid van de jaarlijkse ‘Europadag’ in de St. John’s-kerk op Smith Square, in het centrum van Londen.
Ik woonde op dat moment al een paar jaar in de stad en voelde vanwege de steeds agressiever wordende anti-Europese stemmingmakerij de behoefte eens een avond met mede-Europeanen door te brengen. Het concert was gratis, een cadeautje van het European Parliament Information Office in het Verenigd Koninkrijk en de ambassade van de EU (officieel: de ‘vertegenwoordiging’) aan very important persons.
Mezelf feliciterend met mijn status van VIP genoot ik op een ongemakkelijk houten kerkbankje van het prachtige concert, totdat aan het einde het European Union Baroque Orchestra de Ode an die Freude ofwel Ode to Joy van Beethoven ten gehore bracht. Het volkslied van Europa, logisch wel op Europadag. Maar ineens stonden om mij heen allerlei VIPs op, trokken hun gezicht in een masker van heilige ernst en begonnen theatraal mee te zingen: ‘A-lle Men-schen wer-den Brü-der’.
Zou je bij zó veel weerzin tegen de EU onder de Britten niet juist hopen op wat deemoed en nederigheid bij de mensen die voor die unie werken?
Ik kon er niets aan doen en misschien heb ik de blikken van de zingende VIPs om mij heen destijds helemaal verkeerd geïnterpreteerd. Maar op dat moment werd ik echt niet lekker van ze. Het was een dikke maand voor het Brexit-referendum. Zou je bij zó veel overduidelijke weerzin tegen de Europese Unie bij de Britten niet juist hopen op een zekere deemoed en nederigheid bij de mensen die voor die unie werken?
Zeker omdat een deel van die weerzin de salarissen en secundaire arbeidsvoorwaarden betrof die deze eurocraten zichzelf waard vinden? Maar veel belangrijker: gaat de Europese gedachte niet juist over afrekenen met chauvinisme en borstklopperij?
De Britse schrijver John le Carré omschreef in The Little Drummer Girl een idealistisch personage eens als iemand die deep down zelf ook wel wist dat ze ‘zoals zoveel rebellen enkel op zoek was naar een beter passende conformiteit’. Opeens besloop me in die kerk het akelige gevoel dat de euro-VIPs om mij heen ook gewoon op zoek waren naar een lekkerder zittend chauvinisme.
Je superieur voelen over je land is voor de lagere klassen, maar je superieur voelen over je continent: perfect voor de hoger opgeleide middenklasse van Europa. Zeker omdat je dan zo impliciet en dus zonder schuldgevoel kunt neerkijken op de lagere klassen in je eigen land. Die zijn immers nationalistisch en zoals de Franse president François Mitterrand bij zijn afscheid terecht opmerkte: ‘Le nationalisme, c’est la guerre!’ Het logische eindpunt van nationalisme is oorlog.
De EU bevond zich in de ernstigste crisis in haar bestaan
We zijn nu dik tweeënhalf jaar verder en wat die VIPs destijds niet voor mogelijk zullen hebben gehouden is gebeurd: the tables have turned.
In de jaren voor het Brexit-referendum bevond de EU zich in de ernstigste crisis uit haar bestaan, met gelijktijdige rampen rond de euro, omvangrijke en zeer mediagenieke vluchtelingenstromen en natuurlijk de golf angstaanjagende terreuraanslagen.
Machteloosheid, frustratie, verontwaardiging en echte angst vochten om voorrang bij menig EU-burger. Had echt niemand bedacht dat je bij het opheffen van de binnengrenzen de buitengrenzen beter moet bewaken? Dat de opheffing van diezelfde binnengrenzen het voor terroristen makkelijker maakt onopgemerkt rond te reizen?
En dat het half optuigen van een munteenheid zoiets is als het half afbouwen van een huis: zolang het lekker weer is heb je geen probleem, maar ooit gaat het weer stormen. Of hadden de insiders die deze risico’s destijds wel zagen, gedacht: komt tijd, komt raad?
De EU stond er dramatisch voor in mei 2016, en toen koos een kleine meerderheid van de Britten die op een regenachtige junidag het EU-referendum belangrijk genoeg vonden om te gaan stemmen, ook nog eens voor de Brexit. ‘Hurrah for the British!’ twitterde Geert Wilders de volgende dag in zijn beste Engels: ‘Now it is our turn. Time for a Dutch referendum #ByeByeEU.’
Nu is het kerst 2018 en scoort de EU in opiniepeilingen beter dan in tijden. Enkele jaren zonder onbeheersbare vluchtelingengolven, gruwelijke terreuraanslagen of peperdure euroreddingsoperaties doen wonderen, zoveel is duidelijk.
De regering-May schiep een levensgevaarlijk precedent
Tegelijkertijd is het Verenigd Koninkrijk door de Brexit beland in de ernstigste constitutionele crisis in zeker een eeuw. De regering-May heeft een levensgevaarlijke precedent geschapen door het parlement een aantal maal zó ruw en grof buitenspel te zetten dat het aanzien en vooral de integriteit van de parlementaire democratie is geschaad.
Het is nu denkbaar geworden dat de Conservatieve Partij of Labour zich opsplitsen, dat Schotland uit het Verenigd Koninkrijk stapt en Noord-Ierland richting hereniging met Ierland vaart. Intussen wacht het land volgens ieder denkbaar post-Brexit-scenario een harde economische klap, want anders dan de clowns en leugenaars van het Brexit-kamp hadden beloofd, kost vertrekken uit de EU geld en groei.
Door de Brexit gaat iedereen erop achteruit, wellicht met uitzondering van Poetin, Erdogan en Trump, die de EU-landen nu makkelijker tegen elkaar kunnen uitspelen
Het is gissen hoe op de volgende Europadag voor EU-VIPs straks in mei in de St. John’s-kerk de gezichten zullen staan. Opgelucht? Triomfantelijk? Of in de plooi en on message? De officiële lijn luidt in elk geval al sinds het referendum dat de Brexit neerkomt op lose-lose: iedereen gaat erop achteruit, met uitzondering misschien van Vladimir Poetin, Recep Erdogan en Donald Trump, die de Europeanen nu gemakkelijker tegen elkaar kunnen uitspelen.
En met uitzondering van die brexiteers die hopen de chaos en komende recessie te kunnen gebruiken om de Britse gezondheidszorg te privatiseren.
‘Disaster capitalism’, noemde de Canadese denker Naomi Klein dit principe ooit: je wacht op een crisis of creëert er eentje, en gebruikte deze dan om de welvaartsstaat te slopen. Zie ook figuren in de Londense City zoals Crispin Odin, die aan de ene kant de Brexit-campagne financierden maar nu speculeren op de instorting van het Britse pond. Fijn volk.
De Brexit treft de EU op meerdere fronten
Aan de Europese kant is de oogst van de Brexit intussen gemengder. Aan de ene kant verliest de EU een land dat de afgelopen vijftien jaar in Brussel weinig anders deed dan saboteren, chanteren, afzeiken en ondermijnen. Tegelijkertijd verliest de EU de vijfde economie ter wereld en ruim een achtste van haar bevolking.
Het raakt ook een lidstaat kwijt die beschikt over een omvangrijk en ervaren leger, over een ondanks alle bezuinigingen nog altijd voortreffelijke diplomatieke dienst, en over een jaloersmakend effectieve inlichtingen- en spionagedienst. In geopolitieke zin blijft alleen Frankrijk over als door de buitenwacht serieus te nemen land. De overige lidstaten zijn piepklein of, zoals Duitsland, ‘vegetariërs’: landen die zeer terughoudend zijn met de inzet van militaire middelen.
Brexit heeft nog een ander groot verlies veroorzaakt, dat vooralsnog nauwelijks aandacht heeft gekregen. Omdat de meest lawaaiige brexiteers tegelijk de meest leugenachtige zijn, is ‘brexiteer’ in heel continentaal Europa vrijwel synoniem geworden voor ‘gewetenloze volksmenner’ of ‘cynische dwaas’.
Dit is inderdaad een accurate typering van types als voormalig UKIP-leider Nigel Farage, de oud-minister van Buitenlandse Zaken en pathologische leugenaar Boris Johnson, de aartsluie ex-minister voor Brexit-onderhandelingen David Davis en zeker van Liam Fox, de man die na het Brexit-referendum tweeënhalf jaar terug een speciaal departement mocht inrichten om handelsverdragen met de rest van de wereld te sluiten, terwijl zulke verdragen helemaal niet mogelijk zijn zolang de Britten niet uit de EU zijn en een nieuwe handelsrelatie met Brussel hebben uitonderhandeld. En dat laatste gaat jaren, zo niet decennia duren.
Maar te midden van alle leugens, lawaai en onzin zijn er ook brexiteers die je serieus moet nemen, zoals Pete North en Oliver Norgrove, die zich inmiddels beiden hebben uitgesproken tegen de soort harde Brexit waarop premier Theresa May met haar ‘rode lijnen’ op dit moment aanstuurt.
Een kritische stem verstomt over het democratisch tekort in de EU
Een van de grootste bezwaren van mensen als North en Norgrove tegen de EU is het gebrek aan democratische meningsvorming. Hoewel verre van perfect, is de EU behoorlijk goed in democratie in de zin van ‘burgerrechten garanderen’: in Brussel genomen besluiten worden keurig democratisch gelegitimeerd, dat wil zeggen dat in verkiezingen gekozen regeringen en parlementsleden ze goedkeuren.
Maar wat vrijwel totaal ontbreekt, is een Europese publieke opinie ofwel een ‘demos’. Europeanen hebben geen ‘virtuele’ plek waar ze in hun hoedanigheid van EU-burger plannen en voorgenomen beleid kunnen aftasten en bediscussiëren, waar ze zich kunnen uitspreken voor de soort EU die ze willen.
In plaats daarvan hebben we een fait accompli-democratie: eenmaal genomen besluiten kunnen ze goed- of afkeuren, maar altijd alleen achteraf. Eufemistisch heet dit het ‘democratisch tekort’ van de EU.
Veel Britten zijn tegen verdere integratie omdat ze geloven dat een Europese demos er nooit zal komen en er ook niet móet komen. De kracht van Europa is altijd zijn diversiteit geweest, zeggen ze, en die gaat onherroepelijk verloren wanneer alle lidstaten steeds verder worden gelijkgeschakeld.
Niets illustreert het democratisch tekort van een ontbrekende Europese publieke opinie beter dan het Brexit-proces zelf
Dit is het grote verlies voor de EU door de Brexit: dat met het vertrek van de Britten de fundamentele, zorgvuldig onderbouwde en inhoudelijk valide kritiek op de EU verder zal verstommen. En het treffende is: niets illustreert het democratisch tekort van een ontbrekende Europese publieke opinie beter dan het Brexit-proces zelf.
De vraag wat voor relatie wij als EU moeten willen met de Britten is groot en belangrijk. De vraag welke rechten we Britten die wonen in de EU willen geven eveneens, net als de vraag welke rechten we zullen opeisen voor EU-burgers die in Groot-Brittannië wonen.
Maar rond de Brexit zitten we volledig gevangen in een EU-politiek van voldongen feiten. Regeringsleiders onderhandelen met de Europese Commissie een lijn uit en houden daar straf aan vast.
Een van de grootste kwesties rond het Brexit-proces was of de Britten hun stap nog kunnen terugdraaien voor de deadline van 29 maart 2019. Deze vraag is nu beantwoord met ‘ja’ door het Europees Hof van Justitie – een juridische procedure waar de publieke opinie niet aan te pas kwam.
Nu was dit laatste ook een vraag van juridische aard. Dat is anders met de grootste vraag van allemaal: willen we als Europeanen de Britten eigenlijk wel terug?
De Europese publieke opinie als ‘early warning system’
Een Europese publieke opinie kun je zien als de plek waar Europeanen hun eigen toekomst kunnen uitdenken, en die tegelijk dient als ‘early warning system’: een plek waar de unie zichzelf ziet en controleert, waardoor zaken die dreigen mis te lopen veel vroeger naar boven komen dan wanneer ze onder de radar blijven.
Hoeveel moeilijker had de ‘bubbel van Brussel’ de zwaarwegende bezwaren van Moskou tegen een EU-associatieverdrag met Oekraïne kunnen negeren, wanneer de Europese publieke opinie die bubbel daarmee had geconfronteerd? Zoals op nationaal niveau politici regelmatig door publieke druk worden gedwongen om kwesties aan te gaan die ze liever voor zich uit zouden schuiven?
In de jaren voor de eurocrisis was het in Athene en ook in Brussel allang een publiek geheim dat de Griekse regering de ‘boeken kookte’ en loog over de eigen statistieken. Een goed functionerende Europese publieke opinie had dit bedrog veel vroeger kunnen ontmaskeren en onder de neuzen kunnen wrijven van de eurofunctionarissen en een antwoord bij hen kunnen afdwingen.
Of neem de manier waarop de EU-landen Hongarije tijdens en na de eurocrisis lieten vallen: talloze Hongaren hadden een hypotheek in euro’s genomen omdat hun op termijn lidmaatschap van de eurozone was voorgesteld.
Na de crisis ging die belofte de ijskast in en nu zitten deze mensen met een hypotheek die, omgerekend in de lokale valuta waarin ze uitbetaald kregen, ieder jaar groter wordt, ook al lossen ze af. Want in Hongarije krijgen mensen uitbetaald in forint. Als daarvan de waarde ten opzichte van de euro daalt, moeten ze meer forinten uitgeven om aan euro’s te komen.
Britse media bepalen wereldwijd het beeld over de Brexit
Een echte Europese publieke opinie kan de plek zijn waar Europeanen zichzelf in de spiegel bekijken. Maar ook waar de Europese leiders zichzelf en hun beleid kunnen verdedigen.
De Britten hebben in het Brexit-proces weinig troeven, maar hun overmacht en invloed op het gebied van nieuwsmedia is overweldigend. Europa kan geen CNN-achtig medium zetten tegenover de BBC, The Guardian, de Financial Times en The Economist, The Daily Telegraph en de Daily Mail of een medium dat zich kan meten met een fantastisch high-brow podium als de London Review of Books – waar al decennia uiterst doortimmerde kritische analyses over de EU zijn te lezen.
Ook de voor meningsvorming cruciale persbureaus als Reuters en Bloomberg hebben hun Europese hoofdkwartier in Londen, net als The New York Times en Condé Nast.
In de mondiale conversatie bepalen nu de Britse media het beeld van de EU, en dat is een enorme handicap voor Europa. Want die media schrijven de EU routineus de grond in, meestal met een schrikbarend gebrek aan nuance en kennis.
Wie denkt een goed idee te hebben, moet ook kunnen uitleggen waarom zo’n kennelijk goed idee nog geen ingang vindt. In het geval van het ‘goede idee’ van een Europese publieke opinie, lijkt het mij belangrijk dat nieuwsmedia in laatste instantie nog altijd parochiaal zijn – provinciaal op landelijk niveau, zeg maar.
Hun publiek definieert zich nationaal, hun adverteerders delen de EU op in nationale markten, en dus denken redacties langs dezelfde lijnen. Vergelijk eens het aantal Nederlandse journalisten op de redactie in Brussel met die in Den Haag. Dat is rustig een factor tien, als men al een redactie in Brussel heeft.
De EU als het eind van de politiek
En dan zijn er de burgers. Willen die wel weten hoe onvermijdelijk onvolmaakt, complex en wildmakend frustrerend politiek op Europees niveau is en moet zijn?
De EU wordt wel eens de laatste utopie van de atheïstische mens genoemd, het laatste ‘project’ waar men nog warm voor loopt. Vandaar dat zo vaak kritische vragen over dat ‘project’ worden beantwoord met gehamer op de eigen goede bedoelingen (‘ik blijf geloven in een Europa dat…’). En wanneer dit niet werkt met agressie: hoe durf je de EU met al die kritiek te ondermijnen, ben jij soms een bruinhemd?
Waar neoliberalen elke vraag beantwoorden met ‘meer markt!’, is bij EU-aanhangers de verleiding groot te roepen: ‘meer Europa’
Misschien speelt ook mee dat de EU voor sommigen al dan niet bewust de belofte inhield van ‘een eind aan de politiek’. Het ‘dat moet je op Europees niveau aanpakken’ klinkt verdacht vaak als ‘kan ik deze verduiveld ingewikkelde vraag niet gewoon afschuiven richting Brussel, zodat ik me er niet in hoef te verdiepen, laat staan er een eigen standpunt over hoef in te nemen?’
Waar neoliberalen elke vraag beantwoorden met ‘meer markt!’, is bij EU-aanhangers de verleiding groot te roepen: ‘meer Europa’.
Maar wat voor Europa dan?
Een neoliberaal Europa, dat keihard de concurrentieslag aangaat met Amerikaanse en Aziatische bedrijven wereldwijd? Of een sociaal Europa, zelfs wanneer dit betekent dat onze bedrijven minder winst maken en het internationaal dus moeilijk kunnen krijgen?
Over dertig jaar herbergt de EU nog maar een paar procent van de wereldbevolking, en bestrijkt zij misschien nog 10, hooguit 15 procent van de wereldeconomie. Het exporteren van ons sociale model naar de rest van de wereld is mislukt. Hoe willen we verder?
Geen politiek van ‘uitleggen’, maar van ‘voorleggen’
Wat nodig is om die vraag te beantwoorden, is nieuwsgierigheid en even diepgravend als toegankelijk onderzoek: wat zijn de grote kwesties waar we voor staan? Welke opties hebben we daarbij? Wat zijn de dilemma’s, de onzekerheden en de kansen? En welke nationale partijen en politieke families van partijen in het Europees Parlement staan voor welke toekomst van de EU?
Wat we in elk geval echt niet nodig hebben, is journalistieke en politieke pedagogiek (‘het beter uitleggen’). Wat Europa nodig heeft, is niet ‘uitleggen’, maar ‘voorleggen’: wat voor EU willen we? Maar zonder een Europese ‘publieke opinie’ is er geen Europese demos om iets aan voor te leggen.
In Amerika is zo’n demos wel ontstaan, en heb je continentale kranten en media als The New York Times of tv-zenders als CBS en ABC. Die gebruiken zinnen als: ‘This morning Americans woke up to find…’ Ik ben nog nooit in een toonaangevend medium ergens in een lidstaat van de EU zo’n zin tegengekomen, waarin Europeanen worden aangesproken als Europeanen.
Vaak wordt gezegd: het is al eens geprobeerd en mislukt, namelijk met The European, een pan-Europese krant in de jaren negentig. Maar de situatie is nu echt anders.
Door alle verdere integratie sindsdien is de EU veel en veel relevanter geworden voor álle Europeanen. De waarde van mijn pensioen hangt mede af van beslissingen in Portugal en op Cyprus. Tegelijk spreken nu veel meer Europeanen Engels, en heeft iedereen een smartphone. Qua distributie hebben we het dus veel makkelijker gekregen om elkaar te bereiken als Europeanen.
‘Europees’ is een van de politieke identiteiten van burgers op dit continent en die identiteit schreeuwt om inkleuring, verdieping, debat, beslissingen
The European moest als krant de nationale kranten vervangen – en wie gaat er nu twee kranten lezen? Maar inmiddels zijn kranten, zeker voor de nieuwe generatie, hun dominantie en relevantie aan het verliezen.
Nog belangrijker: de Europese publieke media hoeven niet in de plaats te komen van nationale media, net zomin als nationale media in de plaats hoeven te komen van regionale of lokale.
‘Europees’ is een van de politieke identiteiten van burgers op dit continent en die identiteit schreeuwt om inkleuring, verdieping, debat, beslissingen en daarna weer een terugkoppeling naar de Europese burgers, om duidelijk te maken hoe die beslissingen in de praktijk uitwerken en welke politieke consequenties dat zou moeten hebben.
De heilzame werking van het ‘heen-en-weer’
Dat is het ‘heen-en-weer’ dat een functionerende publieke opinie kenmerkt – denk aan hoe die ‘heen en weer’ ging met de kwestie-Nemr, het jongetje dat voor de ogen van de camera politici in keurig Nederlands vroeg waarom hij het land uitgezet moest worden, en je snapt hoe politiek en publieke opinie in elkaar grijpen.
Ik denk dat dit ten grondslag lag aan die onaangename smaak in mijn mond op die Europadag in de St. John’s-kerk in 2016: het ontbreken van zo’n ‘heen-en weer’ tussen burgers en leiders via een Europese publieke opinie, waardoor een ongezond soort groepsdenken leek te zijn ontstaan bij EU-VIPs.
Juist deze mensen zouden baat hebben bij even constructieve als scherpe kritiek. Het zou hen dwingen aan anderen en misschien ook wel aan henzelf duidelijker te zijn over de nadelen, dilemma’s en onzekerheden van verdergaande Europese integratie. Dan kun je nog steeds overtuigd zijn dat de voordelen en kansen groter zijn dan de minpunten, maar dan zou je wel, eindelijk, een beredeneerd standpunt hebben, in plaats van een geloof.
Het goede nieuws: samenwerkende media
Het goede nieuws is dat journalistieke samenwerkingsverbanden in Europa steeds vaker en beter van de grond komen.
Neem dit jaar de CumEx Files, in Nederland gedragen door Follow The Money. Je hebt in Nederland het blad 360, met stukken uit allerlei Europese media, en mondiaal Le Courier International. Tegelijk publiceren kranten en weekbladen regelmatig stukken van auteurs en denkers uit andere landen.
Dit zijn hoopgevende stapjes, en een stuk uit Le Monde, waarin een Franse auteur zich richt tot andere Fransen, is nuttig om te lezen in NRC of de Volkskrant. Maar het is iets anders dan een Europese auteur die zich richt tot Europese lezers, waar die zich ook bevinden. In dit opzicht is de Vlaamse krant De Standaard een interessante pionier, met vaste Britse, Waalse, Duitse en Nederlandse columnisten.
We bevinden ons in de ‘post-utopische’ fase
De huidige fase van de Europese integratie zou je kunnen omschreven als de ‘post-utopische’. Dat is positief bedoeld, omdat zonder al te verheven idealen er misschien eindelijk eens nuchter en zonder vijandbeelden over de toekomst van de EU kon worden gedacht.
Met een Europese publieke opinie kun je alternatieve ‘toekomsten’ voor de EU onderzoeken en bespreken, precies zoals al eeuwen gebeurt bij nationale publieke opinies. Zo kunnen alternatieve visies op de toekomstige EU ontstaan, en hebben burgers bij de Europese verkiezingen echt iets om tussen te kiezen – precies zoals in nationale democratieën gebeurt.
Wie het niet eens is met de Nederlandse regering, pleit niet meteen voor het opheffen van Nederland. Maar wie het nu niet eens is met de huidige EU-koers komt bij gebrek aan heldere alternatieven voor die koers al snel uit bij degenen die de EU in de fik willen steken.
Zolang er geen duidelijke alternatieven zijn voor de toekomst binnen de EU, zullen mensen willen terugkeren naar wat ze denken te kennen: de al dan niet ingebeelde veiligheid van de natiestaat.
Het maakt duidelijk dat vóór Europa zijn niet meer genoeg is. Het gaat om de vraag voor wélk Europa je bent en op welke plek we die toekomst vormgeven.