Oudjaar zonder overlast: richt vuurwerkclubs op – en een traditie blijft behouden
Is het mogelijk de vuurwerktraditie te behouden, maar zonder dieren- en mensenleed? Marko Faas, journalist en lid van De Correspondent, denkt van wel. Hij pleit voor vuurwerkclubs, zoals je paasvuurclubs hebt. Maar om dit te realiseren, is de inzet van de Provincie nodig.
Stel, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) publiceert een alarmerend rapport. De strekking: de veiligheid van grote groepen burgers is structureel in gevaar. Er zijn elk jaar ruim tienduizend incidenten, waarbij bijna vijfhonderd mensen op de spoedeisende hulp belanden. Zeker tweehonderd ogen raken beschadigd. Er valt gemiddeld één dode per jaar.
Het kabinet neemt een halfjaar de tijd om op het rapport te reflecteren en besluit uiteindelijk de belangrijkste adviezen terzijde te schuiven. Je kunt de boze reacties op Twitter wel uittekenen:
‘@minpres en zijn bende zijn bij dezen verantwoordelijk voor elke dode of gewonde die nog valt. #kopinhetzand #knettergek’
Het gekke aan dit voorbeeld is: zo fictief is het niet.
De cijfers die ik noem, komen alleen niet van de NCTV maar uit een rapport dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid* (OVV) in december 2017 publiceerde. En ze gaan niet over terrorisme, maar over de jaarwisseling en de rol die vuurwerk daarbij inneemt.
Verontwaardiging bleef echter goeddeels uit toen het kabinet vlak voor de zomer liet weten het advies van de OVV te negeren en níét met een verbod te komen op vuurpijlen en knalvuurwerk. Eigenlijk waren het bijna alleen de opstellers van het rapport die daarover klaagden.
‘Ik moet even kruit komen snuiven’
Sinds in 2014 vuurwerk afsteken op Oudjaarsdag alleen nog maar is toegestaan vanaf zes uur ’s avonds, en niet meer vanaf tien uur ’s ochtends, heerst de vrees dat de volgende stap een algeheel vuurwerkverbod voor particulieren zal zijn. Twee derde van de Nederlandse mannen is daar tegen, volgens een recent onderzoek van het Algemeen Dagblad.
Op sociale media werd al op bezorgde toon gegrapt dat de actiegroep ‘Kick Out Carbid’ zich al gemeld zou hebben. Het breed gedeelde sentiment daarachter is dat particulier vuurwerk na Zwarte Piet de volgende traditie is die ‘ze’ willen afnemen van ‘de gewone Nederlander’.
Neem Rik Spijker uit Hengelo, een zelfverklaarde ‘vuurwerkfreak’ van in de twintig die in het weekend stad en land afreist om vuurwerkshows bij te wonen. Hij geeft jaarlijks zo’n 1.500 euro uit aan vuurwerk. ‘Dit jaar nog wel wat meer, vrees ik’, lacht hij, als ik hem op de zaterdag voor kerst ontmoet in Holten.
Hij is naar het dorp in de provincie Overijssel afgereisd om een ‘vuurwerkcursus’ bij te wonen en alvast wat ‘cakes’ en ‘pijlen’ in te slaan. Een groep kinderen tussen de 3 en 10 jaar krijgt deze middag bij de lokale Vuurwerkstore uitgelegd hoe je veilig vuurwerk afsteekt. Spijker en een plukje andere vuurwerkfreaks kijken toe. ‘Ik moet gewoon het kruit even komen opsnuiven’, vertelt hij, terwijl de kinderen zich verderop vermaken met wat kindervuurwerk.
Als de cursusleider de kinderen voorhoudt dat particulieren maximaal 25 kilo vuurwerk in huis mogen hebben, kijkt hij besmuikt lachend naar Spijker. ‘Al heb je mensen die ietsjes meer inslaan.’
Spijker vind het maar niks dat je sinds 2014 op Oudjaarsdag alleen nog na zes uur ’s avonds vuurwerk mag afsteken. ‘Zelf woon ik buitenaf, dus ik heb alle ruimte om daar een mooie show op te voeren. Niemand van mijn buren zou het erg vinden als ik al wat eerder begin. Maar ook al vind ik die regels niets, ik houd me er wél aan’, haast hij zich te zeggen. ‘Ik wil niets doen om deze mooie traditie verder in gevaar te brengen.’
Het kabinet beseft goed hoe populair de Nederlandse vuurwerktraditie is. Het wilde zijn vingers dan ook niet aan het onderwerp branden, en besloot in juni dit jaar de verantwoordelijkheid voor het vuurwerkbeleid bij de gemeentes te leggen. Zij mogen vuurwerkvrije zones inrichten, maar het kabinet wil niets verbieden. Intussen geven de gemeentes juist aan méér regie vanuit Den Haag te verwachten.
De provincie aan zet?
Er wordt op dit punt maar weinig naar de provincie gekeken, de bestuurslaag ertussenin. Hoogleraar Caspar van den Berg, verbonden aan de Friese campus van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), verbaast zich daarover. ‘In het vuurwerkbeleid komt zó veel samen dat het juist om regionaal en provinciaal beleid vraagt: natuur, dieren, veiligheid, overlast, maar ook bepaalde regionale tradities. Provincies of samenwerkende gemeentes in regionale verbanden kunnen de afwegingen beter maken dan het rijk of gemeentes.’
De Onderzoeksraad voor Veiligheid vreest voor een zogeheten waterbedeffect als het vuurwerkbeleid op gemeentelijk niveau wordt geregeld: als de ene buurt vuurwerkvrije zones instelt, gaan liefhebbers gewoon naar de andere.
Provinciaal beleid zou zo’n waterbedeffect kunnen tegengaan, door bijvoorbeeld bepaalde locaties aan te wijzen waar vuurwerk kan worden ontstoken zonder overlast te veroorzaken. De provincie regelt om die reden nú al de vergunningen voor opslaan en afsteken van professioneel vuurwerk en lijkt daarom ook de aangewezen partij voor vuurwerk door particulieren.
Luuk Folkerts, oud-voorzitter van Partij voor de Dieren, is sinds april 2017 Statenlid in Overijssel. Net als zijn partijgenoten in andere provincies dringt hij geregeld aan op meer regie vanuit de provincie rond vuurwerk. Meestal vergeefs. ‘Opmerkelijk genoeg is alleen de SGP het veelal met ons eens, en – minder onverwacht – GroenLinks. Maar de rest van de partijen lijkt bang om aan een dierbare traditie te komen.’
Wat we van carbid- en paasvuurverenigingen kunnen leren
Maar wat kunnen provincies doen om de vuurwerktraditie in ere te houden en tegelijkertijd de overlast voor mens en dier te bestrijden? Via Twitter stuit ik op een interessant gedachte-experiment van Marko Faas, journalist en copywriter, maar rond de jaarwisseling vooral activist voor een veiliger vuurwerktraditie.
Al een aantal jaar stelt de Deventenaar in december dezelfde vraag via sociale media: ‘Waarom wordt vuurwerk niet afgestoken in clubverband, alsof het een sport is?’ Nu en dan leidt zijn oproep tot reacties om dit idee verder uit te werken. ‘Maar uiteindelijk moet dit idee in Den Haag belanden. En daar komt het niet zomaar terecht.’
In de bibliotheek van Deventer, waar we hebben afgesproken, licht hij zijn plan toe. ‘Er wordt vaak gepleit voor gemeentelijke vuurwerkshows als alternatief voor de huidige praktijk. Maar dat lijkt me niet de oplossing. Ten eerste omdat mensen, zeker jongeren, toch zélf willen afsteken. En om iedere gemeente veel belastinggeld de lucht in te laten schieten, lijkt me geen goed idee. Grote steden hebben daar wel het geld voor, maar de kleintjes? Moeten die ook tonnen uitgeven aan vuurwerkshows?’
Zijn idee komt niet helemaal uit de lucht vallen. Faas deed zijn idee op door te kijken naar twee andere ‘vuurtradities’ in het oosten van Nederland. ‘Vrijwel in ieder dorp zijn er paasvuur- of carbidverenigingen. Dat zijn groepen die samen maandenlang hout inzamelen of carbid inkopen om samen respectievelijk Pasen en Oud en Nieuw te vieren.’
‘Vaak loopt de hele buurt ervoor uit. Er zijn ook competities tussen verschillende dorpen of buurten: wie het hoogste vuur heeft of wie het hardste knalt. Paasvuren zijn immaterieel erfgoed, maar in sommige gemeentes is het méér dan een traditie. Daar is het een sport.’
Het voorbeeld van deze tradities, die buiten het vuurwerkbesluit vallen en dus alleen aan lokale regels zijn gebonden, kan de vuurwerkdiscussie openbreken, denkt Faas. ‘Je kunt je voorstellen dat die clubs hun leden een pyrotechnische basiscursus aanbieden, in ruil voor een vergunning om op een centrale plek in een wijk of dorp samen een mooie show te houden. En dat ze in ruil voor hun bestelling ook gebruikmaken van de bunker van hun lokale vuurwerkleverancier. Zo behoudt de middenstand zijn jaarlijkse inkomsten.’
Faas steekt een vurig betoog voor zijn plannen af: ‘Een groot voordeel is bijvoorbeeld dat je in zo’n club goed toezicht kunt houden op de veiligheid. Uiteindelijk heb je maar één belang met elkaar: het mooiste vuurwerk van de stad of de regio afsteken. Op een zo veilig mogelijke manier. En op een plek waar dieren, ouderen en de natuur er zo weinig mogelijk van merken.’
Terug naar Holten
Ik breng Faas’ idee ter sprake op de vuurwerkcursus te Holten. Zou ‘vuurwerkfreak’ Spijker bij een vuurwerkclub gaan als die er zou zijn? ‘Als ik daardoor mensen ontmoet die net zo gek van vuurwerk zijn als ik misschien wel. Maar vuurwerkfreaks vinden hun eigen vuurwerk altijd het mooist. Of het gaat werken in zo’n club, weet ik niet. Tegelijk bestaat er nu al iets vergelijkbaars: mijn buren kopen geen vuurwerk meer omdat ze weten dat ze bij mij kunnen komen kijken.’
De cursusleider, Sandro Deidda uit Enschede – een pyrotechnicus die per jaar zo’n 25 professionele shows verzorgt – is over de huidige praktijk in elk geval niet te spreken. ‘De overheid houdt van verbieden. Maar als je iets verbiedt, moet je ook handhaven’, zegt hij. ‘En dat lukt nú al niet, met al dat illegale vuurwerk dat nog steeds wordt verhandeld.’
Vuurwerkvrije zones rond bejaardenhuizen klinkt aardig. Maar veel ouderen hebben de hele dag niets te zien. Hun neem je echt iets af waar ze naar uitkijken
‘En dan die vuurwerkvrije zones die gemeentes sinds dit jaar mogen instellen’, vervolgt Deidda. ‘Rondom bejaardenhuizen bijvoorbeeld. Dat klinkt aardig, maar er zijn ook genoeg ouderen die verder de hele dag niets te zien hebben. Hun neem je iets af waar ze echt naar uitkijken.’
Over vuurwerkclubs als alternatief is hij sceptisch. Voor hij zelf zijn vergunning kreeg, moest hij drie dagen naar een training en moest hij met tien professionele shows meelopen. ‘Voor mij is het werk. Maar zo’n tijdsinvestering is niet niks voor iemand die dit alleen als hobby ziet. Ik zie het dan ook niet gebeuren dat grote groepen enthousiastelingen dit gaan doen.’
Hoe kijken de paasvuur- en carbidverenigingen tegen het plan van Faas aan? John Schoonheim van de campagne ‘Een echte BOCK heeft ballen’ vertelt dat het carbid sinds een jaar of drie, vier niet meer is aan te slepen. ‘Carbid valt buiten het vuurwerkbesluit en is dus een aantrekkelijk alternatief voor wie wil knallen en elkaar ook overdag wil ontmoeten bij een hapje en een drankje.’
Knoeterhard knallen
Ik tref Schoonheim bij het negende Nederlands kampioenschap ‘carbiddarten’ in het Drentse Tiendeveen, onder het motto ‘knoeterhard knallen’ georganiseerd door de lokale voetbalvereniging. Met onder meer het brandwondencentrum en het Martini Ziekenhuis te Groningen ontwikkelde Schoonheim cursusmateriaal voor een veilige carbidpraktijk. ‘Zo kunnen schoolkinderen een spreekbeurt over carbid houden met behulp van een speciaal pakket, compleet met een verfblikje en een klontje van het explosieve spul.’
Schoonheim vertelt dat de aanleiding voor de campagne de jaarwisseling van 2014-2015 was. Er waren toen tien incidenten in heel Nederland, veel meer dan gebruikelijk. Intussen is dat aantal flink gedaald in de provincies die aan de campagne deelnemen, naar vier (2015-2016) en drie (2016-2017). ‘Vorig jaar waren er negen slachtoffers, waarvan vijf in Overijssel. Een deel van die provincie doet om die reden sinds dit jaar ook mee.’
Terwijl we praten, worden we elke dertig seconden door een luide knal onderbroken. Zelfs op vele meters afstand is de drukgolf van een carbidknal nog te voelen.
Negen teams uit heel Nederland en één uit Duitsland schieten een middag lang ballen een voetbalveld op. Wie het dichtst bij de roos komt – een cirkel in het midden van het veld – krijgt de meeste punten. ‘Wat je ziet’, vertelt Schoonheim, ‘is dat mensen elkaar ontmoeten dankzij deze traditie. In hun dorp of wijk, maar ook op plekken als hier. Een carbittertje erbij – ik mag geen reclame maken, maar dat maak ik dus zelf – wat snert en oliebollen tegen de kou: dat is toch schitterend?’
De gebroeders Dwarshuis van Team Glinz zijn helemaal naar Tiendeveen gekomen vanuit Godlinze, een dorp bij Delfzijl. Niet om deel te nemen, maar om te wínnen.
De twee zijn bloedfanatiek. ‘Het gaat voor geen meter’, roept broer Dirk tussen twee mislukte knallen door. De twee zijn misschien wel de meest ervaren deelnemers van het stel: ‘Volgend jaar is het dertigste jaar op rij waarin we onze carbidshow opvoeren. Het hele dorp loopt uit om naar ons te kijken. Niemand anders komt erbij.’ De twee zijn het hele jaar door in de weer met carbid. ‘Volgende zomer zijn we er weer, voor carbidbowling.’
Maar hoe fanatiek ze ook zijn, het tweetal eindigt ditmaal als zesentwintigste en laatste. ‘Het is een combinatie van wind, vuur en afschietlocatie.’
Veel mitsen en maren
Schoonheims toekomstvisioen is om een soort carbidbond op te richten. ‘Ik zou met de provincie graag een site bouwen waarop je kunt zien waar op Oudjaarsdag carbid mag worden geschoten. En waar alle evenementen kunnen worden aangekondigd.’
Dat klinkt als een serieuze sport. Ook paasvuurverenigingen voegen vaak een competitie-element toe. Dorpen proberen in de maanden vóór Pasen het grootste paasvuur van de streek op te bouwen.
Arjan Stevens van de paasvuurvereniging Espelo ziet dan ook wel wat in het idee van Faas. Maar, waarschuwt hij, er zijn veel mitsen en maren. ‘In Holten waren vroeger twaalf paasvuren. Nu nog maar vier. Dat komt door de regelgeving. We zijn gefuseerd omdat de gemeente en de provincie steeds eisen stellen: ze willen een veiligheidsplan, weer- en windscenario’s, een evenementenvergunning...’ Dat krijg je als bestuur allemaal op bordje. Het kost ook veel geld en de vraag is of buurtverenigingen dat kunnen opbrengen.’
Als je tentfeesten, paasvuren, mudruns en trekkertreks hebt, moeten vuurwerkclubs toch ook mogelijk zijn?
Faas erkent de bezwaren die aan zijn plan kleven. ‘Toch, hier in het oosten branden ieder jaar tientallen paasvuren, zijn er honderden tentfeesten, trekkertreks en grote mudruns. Allemaal georganiseerd door vrijwilligers en vriendengroepen. Dan moeten vuurwerkclubs toch ook mogelijk zijn? Als afsteken in de eigen straat verboden wordt, kan de gemeente op z’n minst een veldje aanwijzen waar vuurwerkliefhebbers hun gang kunnen gaan, al dan niet aangesloten bij een club met een vergunning.’
Luuk Folkerts van de Partij van de Dieren gaf al aan dat de meeste van zijn collega-Statenleden liever hun handen niet branden aan een strenger vuurwerkbeleid. ‘Geen enkele politicus pakt burgers graag iets af.’
Als ik hem het plan van Faas voorleg, reageert hij voorzichtig positief. Opmerkelijk, gezien het standpunt van zijn partij, die pleit voor een algeheel verbod op consumentenvuurwerk. ‘Kijk, ik ben ook jong geweest. En zie ook wel wat men er mooi aan vindt. Ik zou er nu niet zo gauw meer aan beginnen, maar als er op een dier- en natuurvriendelijke plek een mooie vuurwerkshow wordt georganiseerd, kom ik zeker even kijken. En omdat de provincie vaak verantwoordelijk is voor natuurbeleid, zijn wij de aangewezen bestuurslaag om deze afweging naar behoren te maken.’
De provincie is inderdaad het bevoegd gezag bij vuurwerkshows, laat de provincie Overijssel weten, ook wanneer particulieren die organiseren – en dus ook als Faas’ plannen werkelijkheid zouden worden. De provincie noemt nog wel een praktisch bezwaar: alleen bedrijven die toestemming van de minister kregen, komen op dit moment voor een vergunning in aanmerking. Het zal dus nog wel even duren voordat het plan van Faas navolging krijgt. Maar het zaad is gezaaid.
Met dank aan De Correspondent-lid en collega-journalist Marko Faas.