Ook op het Binnenhof zijn ze het erover eens: marktwerking is mislukt. Maar hoe moet het dan wél in de publieke sector?

Sander Heijne
Correspondent Marktwerking
Illustraties: Sophia den Breems

Sinds de publicatie van mijn boek over mislukte marktwerking in de publieke sector, sprak ik tientallen politici en bestuurders over de problemen die ik aankaartte. Wat ik daaruit opstak: het geloof in de markt is tanende. Maar niemand lijkt te weten hoe nu verder.

Ik ben voor mijn journalistieke werk altijd met een grote boog om het Binnenhof heen gelopen.

Niet uit desinteresse of dedain: via de media volg ik de politieke ontwikkelingen op de voet. Als burger laat ik mij graag goed informeren over wat er speelt binnen ons parlement en kabinet. Maar voor mijn werk als economieverslaggever is de gang naar het Binnenhof simpelweg zelden relevant.

Mijn brood verdiende ik jarenlang door vanaf de werkvloer, het perron, de crèche of vanuit de spreekkamer van de dokter te beschrijven hoe Nederland werkt. Observerend vanaf de zijlijn beschouwde en beschreef ik het functioneren van onze publieke diensten.

Ik zag het als mijn belangrijkste taak om op zoek te gaan naar zere plekken en daar – waar nodig – zo hard mogelijk op te drukken. Vervolgens was het aan politici om met oplossingen te komen voor de problemen die ik blootlegde.

Ik zag het als mijn belangrijkste taak om op zoek te gaan naar zere plekken en daar – waar nodig – zo hard mogelijk op te drukken

Maar na de publicatie van begin vorig jaar, over de gevolgen van dertig jaar marktwerking voor onze publieke sector, werd ik plots gevraagd om zelf mijn mening te komen verkondigen. In zaaltjes in het land voor geïnteresseerde lezers. Op congressen voor personeel en bestuurders van publieke instellingen, voor raadsleden en wethouders.

En er kwamen opvallend veel uitnodigingen van het Binnenhof om over mijn boek te komen praten. Meestal ging het om een-op-eengesprekken. Met partijleiders, prominente parlementariërs en fractievoorzitters.

Zodoende sprak ik het afgelopen jaar met een dwarsdoorsnede van politici: regionaal en landelijk; uit de coalitie én de oppositie; van SP’ers tot D66’ers, van GroenLinksers tot VVD’ers. Ook ontmoette ik verschillende oud-bestuurders die politiek verantwoordelijk waren voor de privatiseringen en marktwerkingsoperaties die ik in mijn boek kritisch belicht.

Op voorhand was ik voor sommige gesprekken best zenuwachtig. Politici in een boek betichten van ideologische luiheid is tenslotte makkelijker dan deze stelling in te herhalen. Maar in de praktijk werden het interessante en geanimeerde ontmoetingen.

Omdat het nadrukkelijk om achtergrondgesprekken ging, voel ik mij niet vrij om mijn gesprekspartners met naam en toenaam te noemen. Maar ik deel hier wel graag de belangrijkste les die ik leerde aan het Binnenhof.

De nieuwe generatie politici is het marktdenken voorbij

Mijn boek werd geboren uit een mengeling van ergernis en wanhoop. Ergernis omdat ik jarenlang het ene na het andere onderzoeksverhaal schreef over falende publieke instellingen – van reconstructies over tot de totale bureaucratisering van onze zorg. Wanhoop omdat er maar niets leek te veranderen.

Zelfs toen de politiek in 2012 zelf concludeerde dat marktwerking en privatisering het openbaar bestuur eerder complexer en bureaucratischer maken, veranderde er op het oog vrijwel niets.

Ik vatte het plan voor mijn boek in 2015 op. Het toenmalige tweede kabinet-Rutte was volop in de weer met de vermarkting van taalonderwijs voor statushouders en verdergaand privatiseringsbeleid in de zorg.

Mijn conclusie destijds: als de verandering niet van bovenaf zou komen, moest de revolutie maar van onderop beginnen.

Ook in liberale kringen zien ze dat de Fyra nooit is gaan rijden

Maar wat bleek tijdens de vele gesprekken die ik afgelopen jaar voerde? Met name de dertigers en jonge veertigers in de Tweede Kamer zijn het marktdenken voorbij. En zeker niet alleen op links.

Ook in liberale kringen zien ze dat de Fyra nooit is gaan rijden. Dat medisch personeel wordt overstelpt met bureaucratie. Dat concurrentie op de postmarkt ons niets heeft opgeleverd. Dat de schaalvergroting in het hoger onderwijs niet tot de gehoopte kwaliteitsimpuls heeft geleid. Dat de prijzen van medicijnen pijlsnel stijgen.

In Den Haag is een nieuwe generatie politici aangetreden die heel goed begrijpt dat een ziekenhuis of spoorbedrijf iets wezenlijk anders is dan een koekjesfabriek. En dus ook anders moet worden aangestuurd.

De oplossing gaat niet alleen maar uit Den Haag komen

Tijdens mijn gesprekken aan het Binnenhof merkte ik ook dat politici worstelen met de complexiteit van de aansturing van publieke diensten. Als gezegd: het besef dat marktwerking publieke diensten meestal niet beter maakt, is ingedaald. Maar daarmee zijn we er nog niet.

De grote vraag die nu voorligt is: hoe dan wel?

Ik heb vele interessante gesprekken gevoerd over oplossingen. Het goede nieuws is dat vrijwel alle partijen op zoek zijn naar oplossingen die Nederland (in hun optiek) vooruit helpen. Aan goede wil geen gebrek.

Aan goede ideeën daarentegen...

De uitnodigingen die ik ontving kwamen niet voort uit beleefdheid of politiek gewin, maar uit een oprecht verzoek om mee te denken over die ene vraag: hoe nu verder?

Ik heb een begin gemaakt door mijn observaties nogmaals met politici en bestuurders te delen. En ik heb ze op het hart gedrukt veel meer tijd door te brengen op de werkvloer van de bedrijven en diensten die ze op afstand aansturen.

Veel liever speel ik de vraag door naar jou. Tenslotte is mijn baan als journalist verwant aan die van politici: ik was zelf geen billen en bestuur geen treinen, ik bezorg geen brieven en vervang geen heupen. In die zin sta ik – net als politici – langs de zijlijn te kijken, en kan ik op mijn best zo goed mogelijk proberen te begrijpen (en op te schrijven) wat ik zie.

Als we Nederland vooruit willen helpen, moeten we ons veel breder bemoeien met Haags beleid. Niet door in een geel hesje de politie te lijf te gaan, maar door concrete en haalbare voorstellen naar Den Haag te brengen, en zo constructief bij te dragen aan politieke besluitvorming.

Het is misschien wel het belangrijkste inzicht dat ik het afgelopen jaar heb opgedaan: aan het Binnenhof zitten overwegend goede mensen, maar ze kunnen het niet alleen.

Illustraties: Sophia den Breems

Meer lezen?