‘In het kader van de energietransitie: mag het licht misschien uit?’, vraagt een Statenlid schertsend aan de zaal die net naar hem heeft geluisterd. Als het donker is, grapt een collega erachteraan: ‘Zo, de wereld is ook weer gered. We kunnen naar huis, jongens.’

Het is een geintje met een seintje, ontdek ik deze woensdagmiddag in januari in het provinciehuis van Gelderland. We bevinden ons bij de presentatie van een dat de vijf regionale rekenkamers samen hebben uitgevoerd naar de rol van de provincie in de energietransitie.

De uitdagingen – ‘opgaven’ in provinciejargon – zijn enorm, maar aan welke touwtjes kún je eigenlijk trekken als volksvertegenwoordiger in deeltijd? Wanneer moeten de Provinciale Staten zich beperken tot een regisserende of faciliterende rol en wanneer kunnen ze echt ingrijpen, zoals toen enkele provincies met het oog op de volksgezondheid?

Ingeklemd tussen andere bestuurslagen zoals gemeentelijke samenwerkingsverbanden, het Rijk, de Waterschappen en natuurlijk de Europese Unie is het soms echt zoeken naar een manier om je meerwaarde te bewijzen, vertellen Statenleden me.

Welke bestuurslaag is wanneer aan zet?

Ook bij het vorige onderwerp waarover ik schreef, viel dit mij al op. Hoewel de provincie het loket is voor bedrijven die een vergunning voor een vuurwerkshow willen afsteken, gaat de gemeente over vuurwerkregels voor particulieren. Omdat de provincie ook veel met natuurbeleid van doen heeft, is een grotere rol op dat terrein juist weer gewenst. Zo kan ook natuur en dierenwelzijn worden meegenomen bij vergunningen.

Ook al omdat het voor lokale bestuurders soms moeilijk blijkt weerstand te bieden aan de sentimenten en tradities die opspelen als er rond de jaarwisseling met vuur wordt gespeeld – zie Iets meer afstand tot de burger is in zo’n geval juist wenselijk.

Toen ik van start ging met mijn reeks over de Provinciale Staten had ik het over de ‘provincieparadox’: hoewel goeddeels onzichtbaar, gaat de Provincie over vrijwel alles wat je om je heen ziet.

Na anderhalve maand onderzoek stuitte ik op een tweede paradox: de provincie is tegelijk machtig én machteloos

Na anderhalve maand onderzoek kan ik daar dus een paradox aan toevoegen: de provincie is tegelijk machtig én machteloos. Ze is machtig, alleen al omdat er in veel provincie veel geld te verdelen is. Zo verkochten provincies in veel gevallen waar ze veel aan verdienden. De vrijgekomen middelen vormen de speelruimte waarin Statenleden als het ware ‘eigen beleid’ kunnen voeren.

Maar tegelijkertijd is ze in veel gevallen weinig méér dan een algemeen fonds waar volksvertegenwoordigers toezien op een verstandige besteding door derden van het beschikbare geld. Dat kunnen gemeentes zijn, maar ook bedrijven, organisaties en burgers die een beroep doen op deze middelen.

En dat terwijl van links tot rechts de handen jeuken om méér te doen. Het was uitgerekend het Statenlid van de VVD dat halverwege de presentatie van de rekenkamers uitriep: ‘Waar is het gevoel van urgentie? Het gaat hier om nogal wat. Maar wij doen hier weinig meer dan vaststellen dat we óók in Gelderland – waar 6,4 procent van de energie klimaatneutraal wordt opgewekt, volgens cijfers uit 2016 – nogal achter de feiten aanlopen?’

Voor mijn volgende verhaal wil ik dieper ingaan op de rol van de provincie bij de energietransitie. Stel, je vindt dit als kiezer een belangrijk onderwerp, wat valt er dan voor jou te kiezen?

Stank en water

Na dit verhaal wil ik nog twee casussen oppakken. Waar Statenleden bij de energietransitie soms meer lijken te wíllen doen dan ze kunnen, wordt hun bij andere onderwerpen juist nalatigheid verweten.

Neem bijvoorbeeld het dossier ‘stank’. In de gemeente Renkum (Gelderland) staat papierfabriek Parenco, die voor veel stankoverlast zorgt. Bewoners kijken naar de provincie voor een oplossing. Wat kan de provincie precies doen? Het milieubeleid van deze provincie ligt toch al onder vuur nadat tv-programma Zembla onlangs liet zien dat de provincie te veel naar het bedrijfsleven luistert. Het ging toen om dat eigenlijk gerecycled had moeten worden.

Nu ben ik op zoek naar vergelijkbare casussen in andere provincies, waarin de belangen van het bedrijfsleven botsten met die van de provincie. Hoe zorgen volksvertegenwoordigers ervoor dat bedrijven naar hén luisteren, in plaats van andersom?

Het laatste verhaal dat ik voor jullie in petto heb, gaat over een terrein waarover de provincie steeds meer zeggenschap lijkt te krijgen: de drinkwatervoorziening. Naarmate periodes van droogte zich vaker voordoen, kan die in gevaar komen.

De afgelopen warme zomer riepen waterschappen en waterbedrijven als op om zo zuinig mogelijk te zijn met drinkwater. Het water in de polders – broodnodig voor agrariërs – werd intussen op peil gehouden met water uit het IJsselmeer.

Met de provincie, het waterschap en boeren uit de Noordoostpolder wil ik een reconstructie maken van de zomer van 2018, met het oog op die van 2019. Hoe ‘kritiek’ was de situatie? En kan de watervoorraad van het IJsselmeer ons ook in de toekomst ‘redden’ als periodes van droogte vaker en vaker voorkomen?

Voor dit verhaal zoek ik betrokkenen die afgelopen zomer met droogte te maken hadden. Van hen wil ik graag weten: wat verwachten jullie van de provincie? En wat zijn jullie ervaringen met deze bestuurslaag in tijden waarin droogte en watertekort steeds relevantere thema’s worden? Laat me dat hier weten of mail naar karel@decorrespondent.nl.