Dertig dagen geen drank
De afgelopen maand heb ik niet gedronken. Dat was voor niemand prettig, vooral niet voor mijn omgeving.
Ik ga bij dezen in publieke therapie. Het is een veilige omgeving, 10 procent van jullie heeft immers ook een drankprobleem.
Ik heb geen bijzondere drankzucht en drink niet om te vergeten. Toch is drank alomtegenwoordig in mijn leven. Het begint met de laatste afspraak van de dag. In de kroeg, waar de ober je soms met ‘biertje’ aanspreekt. Er worden twee glazen genuttigd. Soms drie, om elkaar te laten merken dat we het allebei een goed gesprek vonden.
Dan een glas bij de volgende rendez-vous, het diner. En eentje, op z’n minst, daarna. Dan staat de teller op vijf, zonder dat enige bijzondere inspanning vereist was. Soms zijn er de uitschieters, de dagen van de feestjes, dat het drinken om vier uur ’s middags begint en om vier uur ’s nachts eindigt. Twaalf uur ongepland marathondrinken.
Veel last ondervind ik niet van deze levensstijl. Althans, niet bewust. De katers zijn ongemakkelijk, dat wel.
Maar het schrikbeeld ligt continu op de loer. Alcoholisme. Écht alcoholisme. Niet dat alcoholisme waar je volgens de glazen-per-week-definitie al snel last van hebt. ‘Want dan zijn we allemaal alcoholist,’ hoor ik vrienden vaak zeggen, die het aantal glazen per week steevast rond de 35 per week schatten (ik heb het even opgezocht, het blijken er 21 te zijn. Voor mannen dan, vrouwen mogen er maar 15).
Het verantwoorden waarom ik niet dronk, kostte meer moeite dan de daad zelf. Als je cocaïne, wiet of een sigaret afwijst: geen probleem. Maar wie geen biertje wil, is de ander een verklaring schuldig
Échte alcoholisten, die ken ik uit mijn studententijd. Toen stond ik drie jaar achter de bar. De man die tijdens het uitlaten van de hond snel drie jonge jenevers achteroversloeg. De vrouw om wie iedereen bij de eerste wankelingen nog moest lachen, tot ze haar voor de derde keer overeind moesten helpen.
Wie weet leidt het vrolijke drinken van nu wel rechtstreeks tot zo’n wankelend bestaan.
Daarom dus een maand geen drank. Ik kwam tot dit voornemen terwijl ik met een allesverwoestende kater ontwaakte en deelde het direct met mijn vriendin. Het was het eerste dat ik die dag zei, waarschijnlijk nog dronken, doch zeer verstandig.
Mijn omgeving reageerde buitengewoon agressief. Het verantwoorden waarom ik niet dronk, kostte meer moeite dan de daad zelf. Want wie niet drinkt, moet dat verantwoorden. Als je cocaïne, wiet of een sigaret afwijst: geen probleem. Maar wie geen biertje wil, is de ander een verklaring schuldig. Niet drinken vinden we ongezellig. Period.
Als verdediging voerde ik aan dat dit onder ‘zelfonderzoek’ viel.
De onderzoeksresultaten dan. ’s Morgens kwam ik makkelijker mijn bed uit. Dat voordeel staat onomstotelijk vast. Het concentratieprobleem bleek ik gewoon van mezelf te hebben. Tonic en ginger ale vervelen snel. Op gelegenheden waar ik me volstrekt op mijn gemak voelde, raakte ik door drinkende vrienden vanzelf dronken van de sfeer. Maar bij partijen waar dat niet het geval was, miste ik de alcohol met node.
Zoals op het Boekenbal, het netwerkfeest voor zenuwlijers.
Toen was het vrij ongemakkelijk om niet de controle te verliezen. Ook al stond die schrijver voor mijn ogen op zijn benen te tollen, ik vroeg me nog steeds af of ik me wel betamelijk had voorgesteld. Mensen lopen aan het einde van zo’n avond trouwens continu tegen elkaar op.
Maar het aller, allergrootste nadeel van alcoholonthouding is dat je elke avond van de belofte berooft dat deze uit de hand kan lopen.
Daarom reageerden mijn vrienden zo ontstemd. Want wie nuchter blijft, verliest gegarandeerd niet de controle en sluit bij voorbaat elke ernstige vorm van losbandigheid uit. Dat maakt de avond tot een gewone avond. Je verpest het voor de rest.
Want we dienen groots en meeslepend te leven. Wie even niet op wereldreis is of onlangs geen briljante roman geschreven heeft, kan altijd nog tien glazen achteroverslaan en zien waar de avond hem brengt. Dwalen door de straten, als Shaffy.
Misschien dat er daarom zo’n alcoholmist boven mijn omgeving hangt. Niet omdat we iets moeten vergeten, maar door de belofte die inherent is aan de drank.