Kinderen krijgen in tijden van klimaatverandering, hoe verantwoord is dat?
Is het wel verantwoord om een (tweede) kind te krijgen wanneer de aarde steeds warmer wordt, vroegen meerdere lezers onder de voorpublicatie uit mijn nieuwe boek. Een update.
Het was een schooldag, afgelopen donderdag, en dus werden de duizenden scholieren die de lesbanken hadden verruild voor een mars door Den Haag ‘klimaatspijbelaars’ genoemd. De term ‘klimaatkinderen’ kwam ik ook ergens tegen – die vond ik stukken sprookjesachtiger.
De klimaatkinderen staakten om de overheid aan te sporen tot een rigoureuzer en ambitieuzer klimaatbeleid. Alleen met ingrijpende maatregelen kan de wereldwijde opwarming nog enigszins beperkt blijven. Gebeurt dat niet, dan zal deze generatie jongeren de consequenties zien – in de vorm van een stijgende zeespiegel, extreme hitte, en gebieden die voor de mens simpelweg onleefbaar worden.
De actie is onderdeel van een internationale ontwikkeling, waarin jongeren volwassenen oproepen hun verantwoordelijkheid te nemen – Jaap Tielbeke schreef er een poos geleden over in De Groene Amsterdammer. Wie niet stemmen mag, die staakt – en terecht, lijkt me.
Kinderen in tijden van klimaatverandering
Afgelopen dinsdag publiceerde De Correspondent alvast de inleiding van mijn boek, De tweede – Over het zijn en krijgen van een tweede kind, dat 19 februari verschijnt. De meerderheid van de Nederlandse ouders krijgt twee kinderen, en in het boek belicht ik dat fenomeen vanuit verschillende hoeken.
Want waarom willen zo veel ouders graag twee kinderen, vroeg ik me af. Wat doet dat met die kinderen, en wat doet het met die ouders? En wat doet het met de wereld om hen heen – met de samenleving, met het pensioenstelsel, met, inderdaad, het klimaat?
Van alle maatregelen die je als individu tegen de wereldwijde opwarming kan nemen, is kinderloos blijven veruit het meest effectief
De keuze om een of twee of meer kinderen te krijgen lijkt misschien alleen een persoonlijke keuze. Maar de invloed ervan reikt verder dan de grenzen van het gezin. Van alle maatregelen die je als individu tegen de wereldwijde opwarming kan nemen, is het krijgen van geen kinderen, of minder kinderen dan je eigenlijk zou willen, veruit het meest effectief.
Volgens een recente berekening scheelt één kind minder zo’n 58.6 ton CO2-uitstoot per jaar. Je kan veganistisch eten, elektrisch rijden en recyclen wat je wil, vergeleken bij het inperken van je kinderschare zijn de consequenties daarvan peanuts.
Vandaar, waarschijnlijk, dat sommige jongvolwassenen zich afvragen of het wel verantwoord is, kinderen krijgen in tijden van klimaatverandering. Als je het probleem daarmee alleen maar groter maakt, en als je die kinderen ook nog eens opzadelt met stikhete zomers, sterkere orkanen en een groter risico op bosbranden en overstromingen, kan je het dan überhaupt wel maken om voor het ouderschap te kiezen?
‘Stop met het verheerlijken van kinderen krijgen’
Ook in de bijdragen onder mijn voorpublicatie was het klimaat een belangrijk thema. ‘Wij hebben om ons heen veel stellen die bewust kinderloos zijn, waaronder een dochter van ons’, schreef een lezer bijvoorbeeld. ‘Dit is gezien de staat van onze aarde, en de toekomst die we hun bieden, die erg onzeker is.’
‘Stop eens met het verheerlijken van (meer) kinderen krijgen: het is zwaar en je belast er de planeet mee’, schreef een ander. Een derde lezer vertelde over zijn dochter, die ‘twijfelt of ze het nog wel aandurft één kind te krijgen met de gevolgen die dat heeft op deze toch al overvolle wereld’.
Zijn stiefdochter, vervolgde hij, wil ‘graag een kind’ en zit ‘behoorlijk in de knoop want ze voelt zich ook verantwoordelijk voor het milieu en de gevolgen van kinderen op deze wereld. Beide hebben al grote moeite met 1 kind, laat staan 2 kinderen.’
Veel (aspirant)ouders in mijn omgeving kennen die knoop; ikzelf ook. Tijdens het schrijven van De tweede keerde ik ernaar terug, en las ik boeken als Why Have Children? The Ethical Debate van filosoof Christine Small en One Child: Do We Have a Right to More? van filosoof Sarah Conly.
De vraag in die laatste titel is retorisch, en Conly’s antwoord luidt: ‘nee’. Zo lang de groeiende bevolking de levens van toekomstige generaties zwaar inferieur dreigt te maken aan de onze, is de beslissing om kinderen te krijgen geen privézaak, maar een publieke zaak, stelt zij. Het is geen autonome keuze, maar een die direct van invloed is op de mensheid als geheel.
(Klimaatjournalist en -activist Bill McKibben liep trouwens al in 1998 ver de troepen vooruit, met zijn boek Maybe One: A Case for Smaller Families. )
Verlangen versus ethiek
Het lastige aan dit vraagstuk is dat het een ethisch en rationeel vraagstuk is, terwijl de keuze om kinderen te krijgen zelden louter rationeel is. Het dilemma speelt zich daarmee af op twee verschillende terreinen, die zich weinig van elkaar lijken aan te trekken.
Dat maakt dat je heel goed op de hoogte kan zijn van de consequenties van je keuze om kinderen te krijgen, je flink zorgen kan maken over wat het betekent om te leven op een steeds warmere planeet, om je vervolgens toch te laten leiden door gevoel, verlangen, emoties.
‘Het lijkt me onmogelijk om de hartstocht naar een kind krijgen bij te sturen met enig argument, waarheen beweegt die hartstocht dan?’ vroeg een lezer zich bijvoorbeeld af in het gesprek onder mijn stuk. Dit is een van de weinige onderwerpen, aldus een ander, ‘waar voor mij het milieu op de tweede plaats komt en de keuze van de ouders op de eerste’.
Ook lastig: de wereldwijde opwarming is een probleem dat zich deels (en steeds sterker) ‘manifesteert in de toekomst, terwijl het in het heden moet worden opgelost’, in de woorden van Jaap Tielbeke. Dat vergt een langetermijnvisie, en daaraan ontbreekt het ons nogal eens.
En de toekomst dan?
Anderen geloven dat de kans dat het later daadwerkelijk beter wordt dan nu, of in elk geval niet slechter, nog niet is verkeken. Dat het leven misschien wel een stuk interessanter wordt, wanneer we de klimaatcrisis gezamenlijk gaan aanpakken. En zelfs, dat de kinderen die we ondanks alles krijgen degenen zijn, die daar voor gaan zorgen.
‘Missen we straks niet de grootste geesten die ons leren anders met de Aarde om te gaan?’ vroeg een lezer zich bijvoorbeeld af. Je kan je kinderen toch leren het beter te doen dan wij, schreef een ander: ‘verkwisting en onverschilligheid voor de gevolgen van je handelen zijn zaken waarover je als kind veel kan leren, die je later als volwassene kunt uitdragen.’
Bovendien, observeerde een ander: ‘de aarde redt zich wel, ook (of juist) als de mensheid uitsterft […] Het milieuvraagstuk gaat juist over het behoud van de aarde op zo’n manier dat er mensen kunnen blijven leven op een goede/fijne manier. En daarmee is inherent verbonden dat er mensen zijn/blijven, en dat we dus kinderen blijven krijgen.’ Niet te veel, voegde deze lezer eraan toe, en als het even kan ‘kinderen die iets positiefs aan de toekomst gaan bijdragen.’
Dat soort kinderen zijn, denk ik, klimaatkinderen – in de breedste zin van het woord.