De armste stad van Nederland krijgt straks het duurste huis ooit (en waarom ook niet)
Sinds kort woon ik weer in Rotterdam, waar ik ben opgegroeid. Maar ik herken de stad van vroeger niet meer, zoveel is er veranderd. De komende tijd wil ik dat nieuwe Rotterdam begrijpen. Deze week: over het duurste huis van Nederland dat straks in Rotterdam komt te staan, pal naast een wijk waar mensen geen geld hebben voor de dokter.
Laatst fietste ik door de buurt van mijn oude basisschool in Rotterdam-Zuid. Bij de Rijnhaven zijn ze het duurste huis van Nederland aan het bouwen. De Jumbo naast het metrostation is al half gesloopt, de kade is een modderige bouwput.
Hier komt straks een glimmend luxe-appartementencomplex van veertig meter hoog, Bay House genaamd. Op internet had ik al wat plaatjes gezien.
In het hart van dat gebouw komt een glazen appartement van duizend vierkante meter, met puien van tot wel elf meter hoog en uitzicht over de skyline van Rotterdam. The Box, zo heet dit huis. Het moet tussen de 15 en 20 miljoen euro kosten.
‘The Box is voor wie exclusiviteit in de overtreffende trap verlangt’, lees ik in de prachtig vormgegeven brochure.* De bewoners zullen in de watten worden gelegd als in een vijfsterrenhotel. De officiële term is: Concierge Residential Living. Zo krijgen bewoners hun eigen garage met privélift naar boven. Maar als ze dat te veel gedoe vinden, kunnen ze ook gebruikmaken van valet parking.
Rondom het complex komen luxe winkels, zoals Gassan Diamonds, en ook een vestiging van horlogefabrikant Rolex.
‘Wonen in Bay House is leven in internationale luxe zoals we dat in Nederland nauwelijks kennen’, aldus opnieuw de brochure.
Zo moet dat er ongeveer uitzien:
Hoe anders was het leven hier ruim een kwarteeuw geleden! Toen zat ik even verderop, in de Tarwewijk, op de basisschool. En kwam ik bijna elke dag langs de Rijnhaven. Rotterdam oogde grauw van roet. Het imposante woud van woontorens op de Wilhelminapier was nog niet gebouwd. De Rijnhaven was toen nog gewoon een haven: volop noeste werkers op binnenvaartschepen. Op weg naar school zag ik weleens een heroïnespuit liggen.
Jachtbouwers willen nu een luxehaven maken van de Rijnhaven lees ik, bestemd voor megajachten. Ook is er een schets van een city beach.
Rotjeknor wordt nog eens Cannes of St. Tropez.
Ik knipper met m’n ogen, want ik herken m’n eigen stad nauwelijks nog terug.
De terugkeer van een oude verliefdheid
Die vervreemding overkomt me wel vaker, moet ik zeggen, sind ik vorig jaar ben terugverhuisd naar Rotterdam, de stad waar ik ben geboren en getogen. De terugkeer voelt goed, een oude verliefdheid. Elke keer als we vanaf het Kleinpolderplein de stad binnenrijden en de skyline zien, zeggen we tegen elkaar: ‘Dit is allemaal van ons.’
Alleen voel ik me soms een vreemdeling in mijn eigen stad. En nee, niet omdat er zo veel Turken en Marokkanen wonen, maar wel omdat ik steeds vreemde talen hoor. Een soort ronkend kosmopolitisch Engels.
De hele binnenstad heet nu een city lounge, binnenhavens heten marina’s. Zelfs de gemeente spreekt hier geen Nederlands meer met me. ‘ROTTERDAM. MAKE IT HAPPEN!’ is sinds een paar jaar de officiële slogan. Je ziet ’m overal op schuttingen bij bouwputten. Negen van de tien keer verrijzen daarachter lofts die je niet kunt betalen.
‘Choose the loft that fits your life’, las ik laatst op zo’n bord. ‘Don’t spend your life waiting to start living!’
Alsof je die keuze hebt, alsof die woningzoekenden voor de lol wachten op een betaalbaar huis. Kennelijk kampen in Rotterdam vooral Quote 500-leden met woningnood?
Maar met een normaal salaris kun je in Rotterdam geen eengezinswoning meer kopen. De gemiddelde verkoopprijs van zo’n woning ligt al boven de vier ton. In vijf jaar tijd steeg de gemiddelde huizenprijs hier van 193.000 euro naar 318.000.
Niet normaal meer.
Letterlijk: Rotterdam lijkt niet meer voor normale mensen.
Is het daarom dat er zoveel mensen uit de stad weggaan? Want Rotterdam mag dan zogenaamd ‘hot’ zijn, de stad heeft juist een negatief binnenlands migratiesaldo: er vertrekken meer Nederlanders de stad uit dan erheen verhuizen.
De stad lijkt vooral op de rijken te mikken
Ik zal hier niet nostalgisch gaan zitten doen over het Rotterdam-dat-was. Geloof me, verpaupering is niet charmant, heroïnenaalden zijn niet romantisch. De binnenstad was vroeger een onprettig tochtgat, een onplek. Veel is sindsdien mooier, vrolijker, beter, schoner, gezonder, groener, veiliger geworden.
Alleen bekruipt me nu soms het onbehaaglijke gevoel dat de stad niet meer voor mij is bedoeld.
Dat de stad vooral op de rijken lijkt te mikken.
The Box, dat duurste huis, leek me een perfect voorbeeld. Op het Instagram-account van de projectontwikkelaar zag ik een filmpje* waarin ze met een helikopter een geïnteresseerde uit Milaan rondleidden boven de haven.
De mensen achter The Box, las ik, bouwen ook het nieuwe Porsche Centrum. En ze ontwikkelen een luxehotel in het pand waarin het linkse dagblad Het Vrije Volk ooit huisde. Als dat geen teken des tijds is! Ik zag snelle vastgoedboys voor me, dronken van de hoogconjunctuur. En ik stelde me de kop al voor: ‘Duurste huis in armste stad’.
The Box kijkt aan de ene kant uit op die prachtige skyline, maar aan de andere kant ligt één van de armste wijken van Nederland
Want je moet bedenken: The Box kijkt aan de ene kant uit op die prachtige skyline, maar aan de andere kant van de metrolijn ligt een van de armste wijken van Nederland, de Tarwewijk.
Hier herken ik m’n oude stad nog wel, want de tijd lijkt er ruim een kwarteeuw stil te hebben gestaan, als ik de kranten mag geloven.
Op een steenworp afstand van The Box hebben mensen geen geld voor de dokter.* Om de hoek schrikken artsen niet meer van tienermoeders van 12, 13 jaar oud. En even verderop wordt tegen de zin van veel bewoners een volkswijk gesloopt.
Niks veranderd – nou ja, de bewoners hebben tegenwoordig wel zicht op die prachtige skyline. Maar, make it happen? Hier? Hoe dan?
Amerikaanse toestanden! Dat was m’n pavlovreactie, tenminste.
Hier gloort iets moois, maar voor wie?
Om te begrijpen wat er gaande is in Rotterdam, ging ik kijken. Maar dat maakte de boel juist ingewikkelder.
Bij de bouwput stond een bord: ‘Something beautiful is on the horizon’. Ha, hier gloort iets moois, dacht ik nog, maar voor wie? Ook voor de mensen aan de andere kant van de metrolijn?
Nou, eenmaal daar, in de Afrikaanderwijk, sprak ik in elk geval één iemand die razend enthousiast was over de metamorfose van de Rijnhaven. Ali, de 33-jarige uitbater van een fonkelnieuw Marokkaans restaurant aan de Pretorialaan, genaamd Noah of Rotterdam. Ik was er op de bonnefooi binnengelopen, omdat ik trek had in een hamburger.
Ali was geboren en getogen in de Afrikaanderwijk. Hij zei dat de wijk flink vooruitgegaan was. Veel veiliger ook. En veel gemengder. Je had er nu ook veganistische eettentjes en hippe kunstgaleries.
Dat kon ik bevestigen. De buurt was daadwerkelijk veel mooier geworden dan vroeger. Fraaie nieuwbouw, florerende winkelstraten.
Ali zei dat hij juist heel blij was dat er eindelijk ook weer ‘Nederlanders’ kwamen wonen in zijn wijk
Ali hoopte juist dat de Afrikaanderwijk gemengder werd, niet alleen qua mensen, ook qua winkels en horeca: niet alleen cafés, niet steeds weer shoarma, ook een hoger segment. Zoals dat hippe zaakje Saté-Man. Of die kunstgalerie Niffo.
Nu hoor ik sommigen al mopperen: ‘Gentrificatie! Heel erg!’ Maar Ali serveerde me verse muntthee en zei dat hij juist blij was dat er eindelijk ook weer ‘Nederlanders’ kwamen wonen in zijn wijk. Hij bedoelde: witte mensen.
En dat duurste huis dat straks om de hoek zou komen? Dat vond hij ‘super’. Hij was trots dat naast ‘zijn’ wijk nu een soort Dubai verrees. Sowieso was hij apetrots op die skyline, die was evengoed van hem, hij voelde zich meer Rotterdammer dan Nederlander of Marokkaan. Als mensen vroegen waar hij woonde, zei hij: ‘Bij de Erasmusbrug.’
Goed, dat was maar één inwoner, maar hij zette me wel aan het denken. Terwijl ik een kloof zag, arm en rijk, goed en kwaad, zag hij één geheel. Wie was er nu aan het demoniseren?
Maar gaan ook wij de vruchten plukken van die stijgende huizenprijzen? Ik hoef echt niet de hele boom, zelfs niet een appel, maar één druifje zou toch mooi zijn?
In al zijn enthousiasme zag Ali maar één probleem: stijgende huizenprijzen. ‘De vraag is of wij ook de vruchten gaan plukken – en ik hoef echt niet de hele boom, zelfs niet een appel, maar één druifje zou toch mooi zijn? De buurt moet wél meeliften, anders heeft het geen nut dat er een paar rijke stinkerds komen wonen.’
Wat heeft de rest van de wijk aan het duurste huis?
Dat leek me een goede vraag voor de bedenkers ervan. Dat bleek een projectontwikkelaar en belegger genaamd Frame Vastgoed.
Ik belde ze op en een paar dagen later zat ik in het hoofdkantoor van Frame,
een zestiende-eeuws rijksmonument met damasten behang op de muren. Boven me een gouden kroonluchter, voor m’n neus een glanzend koffietafelboek met als titel The Next Great Chapter of Rotterdam.
Maar snelle vastgoedjongens? Die zag ik niet.
Tegenover me zat Petra Rutten, directeur Wonen. Ze vloog een paar dagen eerder nog in die helikopter met Milanezen boven Rotterdam. Maar ook mij gaf ze the big picture. Dat ‘duurste huis’ was niet als een soort ufo neergestreken aan de Rijnhaven; daar zat een heel plan achter, een horizon tot aan 2040.
Frame Vastgoed is niet zomaar een projectontwikkelaar, legde ze uit, maar ook een belegger die bewust alleen in de regio Rotterdam investeert, in alle soorten en segmenten, van hotels, huizen, sociale huur tot superdeluxe.
Alleen al vanuit commerciëel oogpunt had Frame er belang bij dat het met de hele stad goed zou blijven gaan.
Geschokt door de verschillen
Rutten bleek zelf ook zo iemand die in halve eeuwen denkt. Al sinds de jaren negentig kwam ze vaak op Zuid, waar ze renovatieprojecten had gedaan op basisscholen. Ze was toen geschokt door wat ze er aantrof. ‘Kinderen gingen naar scholen die vies, stinkend en kapot waren. Het heeft me echt geraakt hoe groot de verschillen waren met de scholen in Noord.’
Ze kwam op de Wilhelminapier toen daar nog de broodjes aluminium ter verscheping op de kade lagen. Dat was de tijd dat Hotel New York een kraakpand was en de kade zelf een onguur industriëel gebied.
Sindsdien deed ze veel projecten op Zuid, zo ontwikkelde ze woonprojecten die het verloederde Katendrecht weer gewild maakten. Rutten is zakenvrouw, geen sociaal werker; ze gelooft heilig dat het juist vaak ondernemers met lef zijn die de stad uit het slop trekken.
Ze heeft ook geleerd dat mensen meestal niet van verandering houden, zelfs als hun wereld er veel mooier door wordt. Pas later kom de lof.
En ze leerde dat ze de meeste voldoening haalt uit projecten met wat ze ‘een maatschappelijke opgave’ noemt.
Zoals de keer dat ze een kerk bouwde voor de Chinese gemeente op Katendrecht, als onderdeel van een woningbouwproject. Die kerk was een hoofdpijndossier en toch een parel, omdat ze echt een stukje stad had gemaakt met een identiteit, een geschiedenis, een ‘aura’, zoals ze dat noemt.
Dat aura, daar gaat het om – dat houdt ze ook haar studenten voor, als ze gastcolleges geeft aan de masteropleiding City Developer van de Erasmus Universiteit Rotterdam en TU Delft. En ja, ook The Box heeft volgens haar een fraai aura.
Maar om dat te zien, moeten we even in haar helikopter stappen – figuurlijk dan.
Je moet het lef hebben om iets bijzonders neer te zetten
In de twee uur dat we spraken ontvouwde ze een visie op Rotterdam. En grappig genoeg leek die visie best aardig op het verhaal dat Ali van Noah Rotterdam ontvouwde.
In het kort: ze zag Zuid niet als tweederangs, maar juist als onderdeel van de binnenstad. Het nieuwe centrum van Rotterdam lag straks op twee oevers. ‘Dan ga je heel anders naar deze kant van de Maas kijken’, zegt ze. ‘Dan zie je dat dit de plek is met de hoogste theaterdichtheid van Rotterdam, om een voorbeeld te geven.’
Maar als je Zuid dan omdoopt tot ‘binnenstad’, zegt ze, moet je ook het lef hebben om hier iets bijzonders neer te zetten. Iets aanvullends, een bestemming.’ Niet alleen de Schoenenreuzen van de wereld, zeg maar.
En zo komen we bij het uiterst luxe segment, bij Rolex, Gassan Diamonds: dat is er nog niet in Rotterdam. En bij woningen voor een doelgroep waarvoor nu nog niet gebouwd wordt: het extravagante Bay House met The Box als summum.
Rutten: ‘Ik voel me de vertegenwoordiger van de mensen die nog niet in Rotterdam wonen. Maar die mensen interview jij niet, jij spreekt misschien de mensen die er nu wonen.’
Daar zat natuurlijk wat in. Rotterdam stond jaren bekend als bijstandshoofdstad van Nederland. En is nog altijd de armste stad* van het land. Een gezonde stad heeft ook rijke mensen. En rijke mensen, tja, die trek je met mooie stulpjes.
Rijke mensen trek je met mooie stulpjes, vond Pim Fortuyn ook al
Dat vond de Rotterdammer Pim Fortuyn trouwens ook al. Hij schreef mee aan het rapport Nieuw Rotterdam: een opdracht voor alle Rotterdammers uit 1987. Met als een van de aanbevelingen om te bouwen voor kapitaalkrachtige hoogopgeleiden.
‘Er bestaat altijd wat schroom om over het meest luxe marktsegment te praten’, zei Rutten. Maar zelf draait ze het om: ‘Ik vind het zelf ook wel tof om te zien dat Rotterdam-Zuid kennelijk zo aantrekkelijk is geworden dat kopers grote bedragen willen neertellen voor een huis naast een wijk die tot voor kort als tweederangs werd gezien.’
Klonk ook logisch. Niemand is er toch bij gebaat om Zuid als armoedig te blijven zien? Of liet ik me nou verblinden door die gouden kroonluchters?
De Rotterdamse ondernemer Robbert de Vrieze noemde The Box in een interview op Vers Beton ‘een redelijk doorzichtige marketingstunt om de superrijken van deze wereld te lokken’.
Maar hij voegde ook toe: ‘Als je dankzij zo’n superduur appartement de begane grond voor een tientje per halve dag kunt gebruiken voor lokale initiatieven, is er niets mis mee.’
Niet een stunt om snel te cashen
Petra Rutten ziet The Box beslist niet als stunt om snel te cashen. Wel als een ‘architectonisch statement, een accent dat zegt: dit is niet een gevel van allemaal individuen, nee, samen maken we hier iets heel bijzonders mogelijk’.
Dat is dus de vraag: kunnen de rijken een hefboom zijn om de stad op te tillen?
‘Rotterdam is altijd de stad van én én, niet van óf óf’, zegt Rutten. Ze is ervan overtuigd dat The Box een positief effect zal hebben op de buurt. Maar ze vindt het wel erg makkelijk om te verlangen dat er tegenover iets luxe altijd iets gratis moet staan.
‘Wij hebben als voordeel dat we eigenaar van het complex zijn. Daardoor kunnen we differentiëren in de huurtarieven. Het gaat ons er ook om een lokaal banketbakkertje en een koffiecorner in de buurt te kunnen hebben. En we kunnen straks ook kunstenaars faciliteren.’
Ik leg haar een ander artikel voor, over New York, waar volgens de auteur een urban crisis of affluence gaande is, een crisis van overvloed.* New York wordt ‘een superstad voor een ras van supermensen die hoog boven de wolken leven… nauwelijks zichtbaar’.
In New York staan veel nieuwe torens leeg omdat ze puur beleggingsobjecten zijn geworden. Daar gaat een stad dood van. Dood door overvloed. Verloedering door luxe. Dreigt dat ook in Rotterdam?
De VS erbij halen, dat vindt Petra Rutten te gemakkelijk. ‘Ik vind het ónvergelijkbaar. Ik heb de afgelopen vijftien jaar misschien wel honderd rondleidingen gegeven op Katendrecht, vaak op verzoek van de gemeente, aan internationale clubs. En hoe vaak kreeg ik na afloop niet de vraag voorgelegd: waar zijn jullie problemen?!’
Ik moet hardop lachen, want ik herken de groteske vergelijkingen. Het zal nog wel even duren voor de armste stad topzwaar wordt van luxe. En in de Rotterdamse woontorens floepen de lichtjes ’s nachts aan, daar wonen mensen van vlees en bloed.
Rotterdam kan een voorbeeldstad worden
Rotterdam kan natuurlijk wel leren van de fouten die elders zijn gemaakt. Het kan een voorbeeldstad worden: een stad in balans.
Rutten leest ook boeken als Van wie is de stad, van Floor Milikowski. Of Rotterdam, stad van twee snelheden, van de onlangs overleden Mark Hoogstad. Ze volgt de publieke debatten over gentrificatie op de voet.
‘In tijden van hoogconjunctuur en druk op de markt zie je dat sommige doelgroepen vergeten kunnen worden. Je moet er alert op zijn dat je niet iedereen wegdrukt’, zegt ze. Daar denkt ze ook over na: hoe zorg je ervoor dat mensen die kunnen doorgroeien, de sociale stijgers, in de Afrikaanderwijk een huis kunnen kopen? Hoe zorg je dat jongeren niet de stad uitgeduwd worden?
Frame Vastgoed heeft daar ‘een product’ voor ontwikkeld, zegt ze: ‘sociale koop’, een kruising tussen sociale huur en een eigen koopwoning. En ze heeft allerlei ideeën over de Tarwewijk, die nog echt achterloopt. Zou die niet opknappen van een brug naar de andere kant van de rivier? En wat als de metrostations eens een opknapbeurt krijgen?
Er komt sowieso een nieuwe Jumbo-supermarkt naast het duurste huis van Nederland, vertelt ze. Dat is zo afgesproken met de gemeente.
Pas in 2020 is het af, maar intussen zijn er puur op basis van de tekeningen al
zestig appartementen verkocht van Bay House. Maar The Box zelf, het huis van glas, is nog beschikbaar. Ik mag een kijkje nemen, via een virtualrealitybril dan.
Als ik de toverbril opzet, blijk ik me te bevinden op een superjacht in de Rijnhaven, jacuzzi aan boord. Achter me ligt Bay House, voor me de skyline van Rotterdam. ‘Het is wel impressive wat je ziet, hè?’ vraagt Rutten. Dit Rotterdam is inderdaad duizelingwekkend.
Als jochie was ik trots op deze stad
Ik moet denken aan een tekening die ik maakte toen ik 10 was, van de toenmalige prestigepanden van Rotterdam. De tekening sierde het omslag van de schoolkrant van de basisschool hier op Zuid.
Als jochie was ik trots op deze stad, hoewel ik zeker niet uit een puissant rijk milieu kwam. Maar ik zag al dat prestige als publiek bezit.
Dit is allemaal van mij.
En ik denk dat de meeste Rotterdammers dat zo zien: je ziet het terug in hun neiging nieuwe architectonische wonderwerken meteen een volkse bijnaam te geven. Het Centraal Station is de Haaienbek of de Kapsalon, de Beurstraverse heet de Koopgoot.
Het is een vorm van annexeren.
En ik denk aan het verzet tegen de peperdure, ‘megalomane’ Erasmusbrug. Maar kijk nu eens hoe trots iedereen erop is. En hoe goed die Zwaan heeft uitgepakt voor de stad.
Zal dat ook gelden voor The Box? Zullen er straks kinderen op basisscholen trots tekeningen van maken? En zullen de Rotterdammers het huis toe-eigenen door het een bijnaam te geven? Het glazen huis? Het pronkkastje?
Of gewoon: de doos?
Want The Box heeft van zichzelf al een bescheiden naam. En het huis mag dan duur zijn, het bevindt zich niet in een toren, hoog in de wolken, boven het plebs. ‘Wonen in The Box is wonen in "the heart of glass" van Bay House’, aldus de folder.
The Box is een pronkkastje, een vitrine voor een primus inter pares.
Wie zou er in dit glazen huis gaan wonen? Een Nederlandse zakenman, een Rus, een Chinees? Een voetballer als Memphis Depay? En zal hij of zij hamburgers gaan eten bij Noah Halal? Boodschappen doen bij de Jumbo?
Dat moet de tijd leren. Maar dankzij dat glas kunnen we het straks in elk geval heel makkelijk in de gaten houden.
Als de nieuwe bewoner maar weet: dit huis is van ons allemaal.