Hoe gaan we in Nederland om met langdurig werklozen? Praat mee
Achthonderd werklozen moesten voor re-integratie aan het werk in een Tilburgse NS-loods. Bij het afschuren van oude verflagen van de treinstellen kwam de kankerverwekkende stof chroom-6 vrij. Ik vraag me af hoe het kan dat er zo laks is omgegaan met de veiligheidsrisico’s. Zien we kwetsbare groepen, zoals langdurig werklozen, niet te veel als problemen en te weinig als mensen? Ik ben benieuwd naar jullie ervaringen.
Er waren eens twee langdurig werkloze mannen. Ze deden mee aan een re-integratietraject van de gemeente Tilburg, in een loods waar een kankerverwekkende stof door de lucht dwarrelde. Allebei kregen ze een paar jaar later de diagnose die hun leven op de kop zou zetten: longkanker.
Allebei hebben ze nu recht op een schadevergoeding. De ene kankerpatiënt krijgt 22.000 euro, de ander 40.000. De reden voor dit verschil? De eerste man maakte zo nu en dan schoon in de loods. De tweede gaf elke dag leiding aan een groep.
Het is een van de vele opvallende kwesties in de Tilburgse chroom-6-zaak die de afgelopen weken veel landelijke media-aandacht heeft gekregen.
Voor wie het niet heeft gevolgd: tussen 2004 en 2012 werden achthonderd langdurig werklozen in Tilburg aan het werk gezet in een NS-loods, waar ze museumtreinen moesten afschuren. NS wist dat er chroom-6 – een kankerverwekkende stof, nog gevaarlijker dan asbest – in de oude verflagen van die treinstellen zat. De gemeente Tilburg had dat moeten weten, maar informeerde er niet naar. Beide verzaakten ze hun zorgplicht.
En de werknemers? Die hadden eigenlijk geen andere keuze dan het, naar later bleek levensgevaarlijke, werk doen. Anders werd hun uitkering gekort of stopgezet.
Hoe kunnen we herhaling voorkomen?
Het is een verdrietige zaak met alleen maar verliezers. Ik las in andere media veel over de schuldvraag en de uiteenlopende schadevergoedingen, maar er ontbrak iets in de discussie: wat gebeurt er nadat de schuldvraag is beantwoord? Hoe gaan we zulk leed in de toekomst voorkomen?
Het is makkelijker laks te zijn wanneer het gaat om mensen van wie je geen weerstand hoeft te verwachten
Bij het beantwoorden van die vraag lijkt het logisch te beginnen over veiligheidsregels en controles, maar daar zit het hem volgens mij niet in. Aan die regels lag het namelijk niet. Die waren er al, maar ze werden niet nageleefd.
Volgens mij ligt de sleutel van het antwoord bij het volgende: het is makkelijker laks te zijn wanneer het gaat om mensen van wie je geen weerstand hoeft te verwachten. Bij langdurig werklozen dus, wier bestaanszekerheid afhing van dit gevaarlijke werk.
Dat gevoel werd bevestigd toen ik het rapport Door het stof van de Onderzoekscommissie Tilburg Chroom-6 las. Volgens dit razend knap geschreven, puntige maar toch empathische rapport ging het veelal om kwetsbare mensen die in veel gevallen kampten met sociale problemen, problemen met de autoriteiten en die zichzelf niet goed kunnen organiseren.
Zo concludeerde de commissie onder meer dat bij het aan het werk zetten onvoldoende oog was voor de omstandigheden waarin de langdurig werklozen leefden, en of dit werk hun überhaupt wel paste.
De commissie schrijft: ‘Alle deelnemers werden geschikt geacht voor te verrichten werkzaamheden. Veel van hen hadden problemen in de privésituatie. En niet eenvoudig waren omgang met taalbarrières, middelengebruik of een justitieel verleden. Dit vroeg om extra aandacht, dwang, drang of zorg.’
En een arbo-inspecteur bleek al eerder aan de bel te hebben getrokken over werkomstandigheden in de loods. Daar werd niets mee gedaan. ‘Geen goede werkkleding. Geen mechanische ventilatie. Geen passende adembescherming. Geen valbeveiliging. (...) De arbodeskundige informeert de leidinggevende bij NS-NedTrain. De reactie is: laat dit rusten.’
De combinatie van bovenstaande zaken zorgde er vervolgens voor dat het – volledig onvoorbereide – management van de loods ook uit de bocht vloog.
‘De gemeente liet het management aan haar lot over’, meldt het rapport. ‘De moeilijke opdracht had voor de gemeente aanleiding moeten zijn om het lokale management (inhoudelijk) te ondersteunen, te toetsen, aan te spreken, bij te sturen. Doordat dit niet is gebeurd, ontwikkelde een aanzienlijk aantal leidinggevenden een onacceptabele stijl van autoritair leidinggeven.’
Is dit nalatig of kwaadaardig? En hoe voorkomen we herhaling?
Voor de duidelijkheid: ik twijfel geen moment aan – en dit blijkt ook uit het onderzoeksrapport – de over het algemeen goede bedoelingen van de mensen die verantwoordelijk zijn voor het verzorgen van deze re-integratietrajecten. Het inrichten hiervan gaat langs zoveel hoofden, en in al die hoofden wordt gevochten om prioriteit.
Die nuances doen ertoe. Maar dan nog: wat maakte het voor de gemeente mogelijk om achteloos om te springen met de rechten en de veiligheid van (hoofdzakelijk) lageropgeleiden met sociale problematiek? Is dit nalatig of kwaadaardig? En wat is het verschil daartussen wanneer je het hebt over achteloosheid met zulke verstrekkende gevolgen?
Ik vermoed in ieder geval dat de gemeente het niet in haar hoofd had gehaald om achthonderd journalisten zo te belazeren, of om zo ondoordacht om te springen met achthonderd advocaten. De consequenties zouden te groot zijn: weerstand, aanklachten.
Maar in een zaak zo complex als deze, met zoveel betrokken partijen, vind ik het ook moeilijk een eenduidige conclusie te trekken over wat hier precies mis is gegaan – en hoe dat in de toekomst te voorkomen.
Wat denken jullie?