Waar een tiny house groot in kan zijn

Johannes Visser
Correspondent Onderwijs
Illustratie: Luka van Diepen (voor De Correspondent)

Superklein wonen is populair, ook in Nederland, bij idealisten én bij mensen met een kleine beurs. Toch komen er door alle regels maar mondjesmaat tiny houses bij. ‘Wij willen dat je weer gewoon kunt voelen: hé, ik leef op deze aarde.’

Aan de rand van Wageningen, ingeklemd tussen een asielzoekerscentrum en het Veluwse bos, biedt één groen dorpje dapper weerstand tegen de kapitalistische overheersing.

Tien mensen wonen er, in een stacaravan, een paar caravans en en twee tiny houses. Tussen al dat kleins staat een een gemeenschappelijke ruimte die gebouwd is om warm te blijven, met een glazen wand op het zuiden en een geïsoleerd, aflopend dak.

Ik ben op bezoek bij Kirsten (32) en Joachim (37), Dat is een huis, maar dan kleiner. Zeven meter lang, twee meter vijfentwintig breed en vier meter hoog, in hun geval.

Johannes mocht zelf foto’s bij zijn stuk maken...

Joachim wast kopjes af voor de koffie, met regenwater dat het stel zelf opvangt. ‘Als je over een paar dagen legionella hebt, dan weet je hoe het komt.’ Ze willen graag een groter waterreservoir installeren, met een filter. Douchen doen ze tot die tijd even op het werk, bij familie of in de sauna verderop.

Tiny houses zijn populair. Dat wil zeggen: er is veel aandacht voor. Wie een mailtje stuurt aan hoeft niet te verwachten dat hij direct een mail terugkrijgt. Op de Jamboree, de nationale tinyhousedag, kwamen onverwachts duizenden mensen af. Mensen stonden in de rij om een kijkje in de huizen te nemen.

Hoeveel van die huisjes zouden er wel niet zijn in Nederland? Zo’n 250 hooguit, schat Marjolein Jonker, oprichter van de tinyhousemovement in Nederland.

Dat grote verschil tussen aandacht en het aantal tiny houses, zegt iets over onze manier van leven en wonen. Er is behoefte aan kleiner wonen – uit duurzaamheidsoverwegingen, om geld te besparen, omdat het aantal eenpersoonshuishoudens groeit – maar krijg dat maar eens voor elkaar in de Nederlandse regelkluwen.

De bewoners noemen hun ‘earthship’ het ‘modderschip’, omdat de vorige versie van modder was gemaakt.

Geloof in ontspullen

Het gesprek met Kirsten en Joachim gaat al snel over boeken. Over de Bijbel en over waarom er in de kerk zo weinig over duurzaamheid wordt gepraat. Over Walden, van de Amerikaanse schrijver, filosoof en belastingweigeraar Henry David Thoreau (1817-1862), dat Joachim net uit heeft.

In het boek gaat de hoofdpersoon in een bos wonen. Af en toe komt hij langs een dorp en merkt hij dat iedereen blijkbaar in dat dorp wil wonen.

Joachim: ‘Er is zelfs een man die daar een huis gekocht heeft! Die moet dan de rest van zijn leven werken om dat huis af te betalen! “Hoe kan hij er dan van genieten?", schrijft Thoreau. Dat vind ik een mooie vraag. Je moet niets kopen wat je niet kunt betalen, want dan ben je de rest van je leven aan het werk om dat af te betalen. Dat is zonde van je tijd en levenskracht…’

‘...of hoe je het ook wilt noemen.’

Kirsten en Joachim.

Kirsten vult aan. Het was haar idee dit huis te kopen. Tijdens een workshop op het christelijke Freakstock Jesus Festival leerde ze haar nieuwe bijbel kennen: van Bea Johnson. Johnson schrijft dat je je leven veel simpeler kunt maken door minder spullen te bezitten.

Stel jezelf bij ieder voorwerp vragen: Werkt het nog? Gebruik je het vaak? Heb je er al een van? Brengt het je gezondheid in gevaar? Hou je het alleen omdat je het van iemand gekregen hebt? Hou je het omdat iedereen er eentje heeft? Is het ’t waard om het schoon te houden? Is het nog ergens anders voor te gebruiken?

Kirsten heeft op die manier veel weggegooid. ‘Je vraagt je steeds af: waarom heb ik deze spullen eigenlijk? Een stapel boeken naast je bed die je ooit nog moet lezen. Een keukenkastje waar van alles uitvalt als je het opendoet. Een voorraadje tandenborstels voor je weet maar nooit.’

Joachim: ‘Ik heb haar tegengehouden om één ding weg te doen. Dat was een onderzetter met heel leuke kattenplaatjes erop. Ik dacht: die moet je niet wegdoen, daar krijg je later spijt van.’

Die ‘ontspulling’ heeft Kirsten en Joachim rustiger in hun hoofd gemaakt, zeggen ze. Hun leven is simpeler geworden, overzichtelijker, en ze kunnen veel meer bij de dag leven. Kirsten: ‘Het is niet meer van: oh, dit moet ik ooit nog studeren in m’n leven en dat zou ik ooit nog moeten doen. Nee. Hou daarmee op. Ga gewoon leven.’

Off-the-grid wonen

Het is wat veel tinyhousers met elkaar gemeen hebben: de wens om vrij te zijn. Geen hypotheek waar je de rest van je leven aan vastzit, geen spullen die zich ophopen.

Ik begrijp dat wel, die zucht naar autonomie, maar moet je daarvoor per se klein en zonder opsmuk leven? Ik zou graag in een heel groot huis willen wonen met heel veel spullen.

Een tweede wens van veel kleinwoners is om duurzamer te leven. Ook van Kirsten en Joachim. Elektriciteit wekken ze al op met drie zonnepanelen en een windmolentje op het dak. Ze verwarmen hun huis met een energiezuinige Het toilet zet poep om in compost. Hun huis is ‘off-the-grid’, oftewel: zelfvoorzienend. Ze zijn nog aan het verbouwen om het huis comfortabeler te maken.

Weinig mensen die ik ken zijn zo bewust bezig met hun energieverbruik als Kirsten en Joachim. Kirsten: ‘Als je te veel stookt, moet je hout hakken. Gebruiken we de laptop te veel, gaat de accu leeg. Je komt erachter dat apparaten in een normaal huis superveel stroom verbruiken. Een waterkoker, een koffiezetapparaat…’

Joachim wijst op de versterker op een plank aan de muur. Hij maakte ’m zelf. ‘Vroeger had ik een versterker van 35 watt. Voor een versterker niet zo veel, denk je. Maar déze verbruikt 0,05 watt. Producenten vragen zich niet af hoe ze hun producten zo energiezuinig kunnen maken. Witgoed heeft nu een energielabel, maar veel apparaten hebben dat nog niet.’

Rene goes tiny

Kirsten en Joachim wonen aan de rand van het bos, maar mijn indruk dat al die huisjes midden in de natuur staan, klopt niet. De meeste staan aan de rand van steden of op braakliggende terreinen. Veel eigenaren houden een blog bij.

Dat komt doordat de Nederlandse wet- en regelgeving heel strikt is als het op wonen aankomt. Steden en dorpen zijn bedoeld om in te wonen, natuur is bedoeld voor recreatie en landbouw. Daarom krijgen bewoners van een tiny house vaak wel een (tijdelijke) vergunning, maar permanente bewoners van vakantiehuizen – die meestal in de natuur staan – niet.

En in staat waar de bouw van een huis aan moet voldoen. Het schrijft onder meer voor dat een trap minimaal 80 centimeter breed moet zijn, een traptrede maximaal 18,8 centimeter hoog en dat het toilet niet aan de woonkamer mag grenzen.

In een tiny house is het passen en meten om aan al die regeltjes te voldoen. Hoe zorg je ervoor dat de trap niet alle ruimte inneemt? En is een halletje tussen het toilet en de woonkamer echt nodig? Als een huis niet aan de regels voldoet, moet de bewoner beargumenteren waarom zijn huis tóch veilig, gezond, bruikbaar en energieveilig genoeg is. Anders mag er niet in gewoond worden.

Het Homeruskwartiertje

Ook in Almere wordt klein gebouwd. De gemeente organiseerde in 2016 een wedstrijd: iedereen kon een ontwerp voor een tiny house insturen, en de 25 winnaars mochten hun huis bouwen in het Homeruskwartier. ‘De grootste zelfbouwwijk van Nederland’, noemt planoloog en programmamanager Jacqueline Tellinga het.

Op een veldje aan de rand van dat Homeruskwartier staan nu Het zijn fantastische ontwerpen:

Almere, waar het eerste huis in 1976 gebouwd werd, is een bijzondere stad. Het is een typisch product van bouwplannen uit de jaren zeventig, tachtig en negentig. Dat betekent: grote huizen. Zeker in het nieuw opgespoten Flevoland was er genoeg ruimte beschikbaar om te leven. In Amsterdam is 20,6 procent van de woningen kleiner dan 50 vierkante meter. In Almere is dat maar 2,7 procent (en in heel Nederland 5,3 procent).

Wel klein wonen, geen movement

De laatste jaren groeit in Almere de behoefte aan kleinere huizen. Dat heeft weinig te maken met de tinyhousebeweging, vertelt planoloog Tellinga me, terwijl we langs de tiny houses in Almere lopen. Om duidelijk onderscheid te maken, noemt ze het Almeerse project ‘tiny housing’ en niet ‘tiny houses’.

Tellinga: ‘De tiny house movement is in Amerika gestart. Dat zijn mensen die, oorspronkelijk, los willen komen van de banken en de bureaucratie. Ze kiezen voor hun eigen duurzame, ecologische, kleine manier van wonen. En ook voor off-the-grid. De huizen hier in Almere zijn bedoeld voor de grote bouwproductie.’

Die behoefte is ontstaan doordat het aantal eenpersoonshuishoudens groeit, onder andere door de vergrijzing en het toenemende aantal scheidingen.

Platform31, het kenniscentrum voor stad en regio, ziet klein wonen dan ook Daar draagt niet alleen het groeiende aantal eenpersoonshuishoudens aan bij, maar ook de stijgende woningprijzen, veranderende leefstijlen – doordat mensen geld liever besteden aan leuke dingen doen – en meer hart voor duurzaamheid.

Een paar bewoners van de Almeerse tiny village – hoe noem je een groep tiny houses? – laten me hun huis zien.

Van boven naar onder: Conny Brak, Hennie Tibben en Niek Heemskerk.

Conny Brak heeft wel een energiezuinige pelletkachel, maar heeft ‘helemaal niks’ met de tinyhousebeweging, zegt ze. Toen ze twee jaar terug een arm brak en daarom noodgedwongen maandenlang op een stoel moest zitten, begon ze zich af te vragen: waarom woon ik eigenlijk zo groot? Ze concludeerde dat ze prima kleiner kon. ‘En dat kun je overal in doorvoeren. In je huis, in je salaris, in je garderobe, in je hoeveelheid spullen, in je energieverbruik. Maar "off-the-grid" wonen gaat mij te ver. Ik wil zuinig omgaan met energie, maar ik ga niet m’n was met de hand wassen.’

Ook heeft een kleine. Ze woont in haar – gemaakt van 24 lagen karton – omdat ze genoeg had van de drukte van het Utrechtse centrum, waar ze eerst woonde. Ze wilde geen slaaf meer zijn van haar grote huis en hypotheek, en een bijkomend voordeel is dat ze nu een stuk duurzamer leeft. Maar: ‘Dat zelfvoorzienende, daar geloof ik niet in.’ Wel houdt ze een wedstrijdje met Conny: wie kan het minste plastic gebruiken?

De kleinbehuisde Niek Heemskerk woont in een huis van drie verdiepingen mét dakterras: vier keer 13,5 vierkante meter. Hij kocht zijn tiny house omdat hij in Hilversum geen geschikte woning kon vinden. Kwam er een nieuw huis op Funda te staan, was het dezelfde ochtend nog verkocht. Hij heeft wel veel troep weggegooid toen hij verhuisde, maar niet uit ideologische overwegingen.

Terwijl ik hem spreek, lopen er nieuwsgierige toeristen langs z’n huis. Niek kreeg de sleutel van zijn tiny house twee weken geleden, maar herkent nu al de vetvlekken van de toeristenvingers op z’n raam.

Hennie Tibben in haar tiny house.

Alleen de nieuwbouw nog

Dat er veel belangstelling is voor klein wonen, blijkt ook uit de vraagprijs voor het tiny house in Almere dat op Funda te koop staat: 207.500 euro moet het opbrengen, voor 43 vierkante meter (weliswaar op 650 vierkante meter grond). En uit het eerste tinyhousestraatje van Nederland, dat in 2017 in Hardegarijp in Friesland werd gebouwd. Kleinere huizen voldoen aan een woonwens.

Planoloog Tellinga ziet het niet als ideologie, maar als logisch gevolg van de veranderde samenstelling van de bevolking en van de grotere aandacht voor duurzaamheid.

Drie tiny houses, elk met drie verdiepingen.

‘In andere steden wonen veel mensen op 50 vierkante meter omdat de huizenvoorraad daar gewoon zo in elkaar zit. We zouden ons moeten realiseren dat onze nieuwbouw ook zo zou kunnen zijn. Er is technisch zó veel mogelijk, daar hoeven niet direct ingewikkelde idealen achter te zitten. Klein en duurzaam wonen is doodnormaal vandaag de dag.’

Maar voor diehard tinyhousers is wonen wel een ideologische keuze. Verzet tegen de tijdsgeest, waarin een groot huis in een rijtje met andere grote huizen vanzelfsprekend is. Meer geld overhouden voor dingen die ertoe doen. Ervaringen hoger aanslaan dan bezit.

Joachim: ‘Misschien is het ook wel een antwoord op de decadentie van deze tijd. Er moet altijd maar groei zijn, het moet allemaal beter. Progressie, progressie, progressie. Maar het wordt steeds duidelijker wat dat kost, als er geen rem op zit. Dat de natuur vernietigd wordt, waardoor die progressie uiteindelijk ook mensenlevens zal kosten.’

Kirsten: ‘Heel veel mensen zijn bijna losgeraakt van de werkelijkheid. Als wij warmte willen, moeten we houthakken om ons huis te verwarmen. Terwijl: als je normaal thuiskomt en je draait dat ding even open…’

Misschien is het een antwoord op de huidige decadentie. Er moet altijd maar groei zijn. Progressie, progressie, progressie

Joachim: ‘...of je roept: Siri, zet de verwarming aan.’

Kirsten: ‘Dan besef je niet meer wat je doet als je dat ding opendraait.’

Joachim: ‘En wat je leven voor consequenties heeft. Alles gaat vanzelf. Je wordt automatisch verwarmd. Je koffie wordt automatisch voor je gemaakt. Automatisch krijg je berichten binnen.’

Ik zou het zelf niet kunnen, leven op 20 vierkante meter duurzaam woongenot, bedenk ik nog eens wanneer ik terugrijd naar m’n huis in de stad. Hoe moet ik m’n televisie aansluiten? Waar komt de Playstation? Ik wil én de spullen én de rust. Én de ruimte én het leven.

Daarom heb ik zo veel sympathie voor hen, voor die ‘rare christenen die nergens in een kerk passen’ (Kirstens woorden). Hun idealisme is oprecht. Miljoenen hipsters wereldwijd instagrammen hun yogaposes en de wereld in, waarbij je je kunt afvragen of het hun levensstijl is die de verlangde meditatieve rust brengt, of alle clicks en likes die de snapshots van zo’n leven opleveren. Kirsten en Joachim pakken de oorzaak aan, en niet de gevolgen. Ze hoeven niet tweemaal daags in te liggen, omdat ze hun leven zo inrichten dat het hen niet uitput.

Kirsten: ‘Wij willen weer gewoon contact met de werkelijkheid. Dat je weer kunt voelen: hé, ik leef op deze aarde, en niet op…’

Joachim: ‘...een never-ending bubble of joy.’

Meer lezen?