Wie naar het theater gaat, doet de voorstelling tekort als hij niet nadenkt over wat hij te zien krijgt. Waarom het stuk gemaakt is zoals het gemaakt is, en wat het toevoegt aan wat we al dachten te weten. Theater bezoeken is, net als een boek lezen, een film bekijken of voor een schilderij staan, veel leuker, zinniger en opwekkender als we de verantwoordelijkheid nemen om zelf te interpreteren.

Dat is hoe ik erover denk, wat ik van mijn publiek verwacht. Of liever, wat ik mijn publiek gun. Maar het is ook wat ik zelf doe als ik een theaterzaal in stap.

Onlangs ging ik – voor de vierde keer in mijn leven – naar Who’s afraid of Virginia Woolf. Dit meesterwerk van Edward Albee gaat over George en Martha, een echtpaar van middelbare leeftijd, dat midden in de nacht het veel jongere stel Nick en Honey op bezoek krijgt en tot speelbal maakt van hun allesvernietigende geruzie.

Vrijdag 15 februari zag ik het in een uitvoering van het Antwerpse theatergezelschap Ook voor andere bezoekers was dit niet de eerste kennismaking met het stuk: uit gesprekken om mij heen kon ik opmaken dat de meeste mensen wel ongeveer wisten wat hen te wachten stond – al dan niet door de legendarische, gelijknamige met Elizabeth Taylor.

De Koe brengt altijd een soort vervreemding teweeg. Er is bij de acteurs een zekere afstand tussen wat ze zeggen, wat ze doen en wat ze vertellen. Die afstand ontstaat doordat ze zich er voortdurend van bewust lijken te zijn dat ze toneelspelen. Ze proberen ons dat niet te laten vergeten, integendeel: ze herinneren ons er steeds aan.

Juist doordat ze nooit felrealistisch spelen, vind ik hun werk vele malen realistischer dan dat van toneelgroepen die me willen doen vergeten dat ik naar een toneelstuk kijk. Iedere lezer of schrijver weet dat de werkelijkheid complexer is dan welk kunstwerk dan ook.

Iedere lezer of schrijver weet dat de werkelijkheid complexer is dan welk kunstwerk dan ook

Oprichter en acteur Peter Van den Eede, die George speelt, is een van de meest begenadigde, charismatische en toegewijde acteurs die ik ken. Maar hij weet dat pure virtuositeit op den duur gaat vervelen. Zoals een schilderij van Van Gogh realistischer kan overkomen dan een foto, omdat Van Gogh het aandurfde om een loopje te nemen met wat hij zag, zo beheerst De Koe het vermogen om de werkelijkheid te imiteren zonder haar een-op-een na te doen.

Wat, vroeg ik mij af, zou De Koe kunnen toevoegen aan een toneelstuk dat al zo vaak vertoond is? Dat het moet hebben van dialogen waar je beter niet van kunt afwijken?

Een heleboel, zo bleek al snel.

We zijn in de jaren zestig, maar ook in het heden

Als de zaal volloopt, zitten de acteurs aan een tafel achter op het podium te praten. Je zou dat kunnen interpreteren als het feest voorafgaand aan het stuk – het toneelstuk zelf speelt om twee uur ’s nachts, als George en Martha thuiskomen van een feestje.

Maar als dit voorspel een verbeelding van dat feest is, dan wel een heel gestileerde. Mij lijkt het eerder dat de acteurs ons erop wijzen dat ook zij nog zitten te wachten tot het stuk zal beginnen. Om te benadrukken dat ze acteurs zijn, en niet echt Martha, George, Nick en Honey, dragen ze witte pakken.

Het decor zelf, de huiskamer van George en Martha, is niet de rotzooi uit het script. Overal op de vloer liggen weliswaar glossy tijdschriften, maar die zijn keurig in rijen gerangschikt, alsof ze samen een dambord vormen. Een salontafel staat helemaal vol met lege glazen. De hanglampen zien eruit alsof ze in een ruzie door de lucht zijn gegooid en halverwege hun vlucht plotseling zijn bevroren.

Helemaal achter op het podium hangt een grote kleurentelevisie waarop wordt gezapt door wat geloof ik daytime television heet: Amerikaanse realityshows, praatprogramma’s en nieuwsfragmenten. We gaan straks kijken naar een toneelstuk dat in de jaren zestig speelt, maar laten we niet vergeten dat het ook nu speelt, lijken de tv en de tijdschriften ons te willen zeggen.

En dan begint het zoals het altijd begint. Met Martha en George die vermoeid thuiskomen van het feest. Ze zijn duidelijk aangeschoten, en net als Olga Zuiderhoek en Elizabeth Taylor eerder kijkt Natali Broods om zich heen terwijl ze verzucht: ‘What a dump.’

Zoals in alle andere uitvoeringen die ik zag, vraagt Martha zich hardop af waar die quote toch vandaan komt. Uit een film, weet ze nog, een bekende zwart-witfilm. In het script doelt ze op

Maar als toeschouwer realiseer je je dat er met dat begin iets geks gebeurd is. Want wij, het publiek in 2019, kennen de regel eigenlijk vooral uit een andere zwart-witfilm, niet met Bette Davis de film van het toneelstuk waarnaar we nu zitten te kijken.

Door het publiek zijdelings te betrekken bij haar poging zich te herinneren uit welke film dat citaat toch komt, erkent Natali Broods dat ook het toneelstuk dat we gaan bekijken een cliché is geworden.

Het publiek kan zelf de glazen in gedachten wel vullen

Veel tijd krijgen we niet om daarbij stil te staan, want al snel zitten we midden in het stuk en gaat de deurbel. Dat wil zeggen: Martha trekt aan een touw met een bel, terwijl het bezoek op het zijtoneel klaarstaat, zonder ook maar enigszins te mimen dat zij zelf aanbellen.

Vlak voordat binnenkomen, gooit een emmer water in hun gezicht. De acteurs maken duidelijk dat zij – en het publiek ook – wel snappen dat het buiten niet echt regent. De meesten van ons weten bovendien dat die plens water symbool staat voor wat het argeloze, jongere echtpaar te wachten staat.

Als Nick en Honey een eerste drankje aangeboden krijgen, blijven hun glazen leeg. Want waarom zou je doen alsof je echt whisky schenkt als het publiek ook wel weet dat het appelsap is?

Tegelijkertijd blijven de spelers de tekst trouw en brengen ze vol overgave het verhaal waarvoor we zijn gekomen.

Het is allemaal heel goed gespeeld en knap bedacht. Toch blijf ik me tijdens de voorstelling afvragen waarom De Koe juist dit stuk heeft willen opvoeren. En waarom staat die tv nog steeds aan?

Het verhaal ontvouwt zich zoals het zich altijd ontvouwt. We ontdekken dat George en Martha op elkaar zijn uitgekeken. Dat historicus George nooit de verwachtingen heeft waargemaakt die zijn schoonvader, zelf baas van de universiteit, van hem had. Ondertussen lukt het George om Nick te ontfutselen dat zijn huwelijk met Honey vooral gesloten is vanwege een schijnzwangerschap.

Martha en Honey hebben zich op dat moment even teruggetrokken, omdat Honey zo dronken is gevoerd dat ze moet kotsen. Als ze terugkomen, blijkt Martha aan Honey verteld te hebben dat de zoon van haar en George morgen thuiskomt om zijn verjaardag te vieren. Waarop ik een vrouw achter mij aan haar vriendin hoor vragen: ‘Hoe zat het ook alweer met dat kind?’ De vriendin fluistert: ‘Ik geloof dat dat dood is, of niet bestaat of zo.’

De dansscène toont waar het volgens mij om gaat: verbeeldingskracht

Niet veel later beginnen de acteurs te dansen op (I can’t get no) Satisfaction. De tv springt op de achtergrond steeds wilder van kanaal naar kanaal. We zien Donald Trump, die tijdens zijn laatste een ironisch applaus krijgt, en even zien we langskomen, die een tirade afsteekt tegen de manier waarop vrouwen eeuwenlang buiten de kunstgeschiedenis zijn gehouden.

Dan wordt de tv overstemd door die zingt: ‘...and the man comes on the radio, he’s telling me more and more about some useless information, that scrambles my imagination.’

Het zal geen toeval zijn geweest dat juist díe tekst samengaat met wat daar op de tv te zien en te horen is. Bovendien is de tekst van Feliciano anders dan in vrijwel alle andere versies van het nummer Satisfaction. Normaal is de tekst: ‘...information that is supposed to "fire" my imagination.’ Maar de informatie die Feliciano van de man op de radio krijgt, heeft als gevolg dat zijn verbeelding wordt verstoord.

Met het korte dansintermezzo breekt De Koe de voorstelling open. Ze gaat opeens niet meer alleen om twee echtparen die ruzie hebben, maar om een veel groter maatschappelijk probleem: onze verbeelding die wordt aangetast. Door Trump, door daytime television.

Als Hannah Gadsby’s bekendste voorstelling Nanette érgens over gaat, dan is het wel over hoe ze te boos is om nog kunst te maken. Over hoe haar verbeelding kapot is gemaakt door wat ze over de wereld te weten is gekomen.

Het stuk gaat opeens over een veel groter maatschappelijk probleem: onze verbeelding die wordt aangetast

Dat thema sluit niet alleen aan bij de manier waarop De Koe altijd het publiek dwingt zijn eigen verbeelding te gebruiken – denk: lege whiskyglazen – maar ook bij hoe Who’s afraid of Virginia Woolf afloopt: de zoon over wie Martha Honey vertelde dat hij thuis zou komen, blijkt een fantasiekind te zijn, dat zij en George samen hebben bedacht. Een kind waarover ze met niemand spraken.

Als George erachter komt dat Martha die afspraak heeft geschonden door Honey deelgenoot te maken van de fantasie, besluit hij dat het kind moet sterven. In de aangrijpende slotscène vertelt hij Martha dat er een telegram is bezorgd met de mededeling dat hun zoon dood is.

Normaal gesproken is dat het moment waarop we als publiek beseffen dat de relatie tussen Martha en George stukloopt.

De laatste tien minuten van deze voorstelling wordt op de tv de zwart-witversie van het stuk met Elizabeth Taylor en Richard Burton vertoond. Het is alsof het gezelschap ons wil laten zien dat het stuk dat we kennen en het stuk dat we net gezien hebben niet langer hetzelfde zijn.

Dat er iets veranderd is in de wereld.

Onze fantasie is in het defensief

The Paris Review vroeg ooit aan Edward Albee waarom hij zijn stuk Who’s afraid of Virginia Woolf had genoemd, terwijl de schrijfster in het hele stuk niet genoemd wordt. Zijn antwoord: ‘Who’s afraid of Virginia Woolf betekent: wie is er bang voor de grote boze wolf. Wie is er bang om te leven zonder valse illusies.’

Toen Albee het schreef, was het in zekere zin een aanklacht tegen valse romantiek, een poging ons te laten zien dat de wereld een stuk minder mooi is dan we ons haar voorstellen. Dat onze fantasie ons het zicht beneemt op de kille werkelijkheid. Zodra die fantasiezeepbel wordt doorgeprikt, door het fantasiekind te doden, blijft er niets anders over dan een grote puinhoop. What a dump.

Maar onze fantasie is al jaren in het defensief. De tv-programma’s waarin elk denkbaar relatieprobleem uitentreuren is besproken door Dr. Phil, Oprah, Jerry Springer en wie al niet, hebben de sluier van illusies die over de werkelijkheid ligt steeds meer weggetrokken.

En de glossy tijdschriften die overal in de huiskamer liggen, schotelen ons een wereld voor die niet bestaat. Geen sprookjes die ons proberen te laten nadenken over wat ze betekenen, maar sprookjes die ons mensbeeld alleen eendimensionaler maken.

Ook ons eigen vermogen te fantaseren blijkt aan de beademing te liggen. Zelfs een van de beste toneelstukken ooit geschreven kunnen we niet zien zonder steeds te refereren aan de versie die we eerder zagen.

Het is in die door letterlijkheid gegijzelde wereld dat populisten hun kans ruiken. Hun eendimensionale wereldbeeld waarin voor alle problemen oplossingen zijn, sluit aan bij de manier waarop Dr. Phil zijn gasten na een kort gesprek weer op de rails krijgt. Iemand als Trump, die bekend werd in precies het soort programma’s waaraan we de hele voorstelling herinnerd worden, kon zo komen bovendrijven.

Juist omdat iedere tegenstrijdigheid die de afgelopen twintig jaar uit de mond van een politicus kwam uitentreuren op tv wordt blootgelegd en verdacht gemaakt, ontstaat het misverstand dat politici allemaal leugenaars zijn.

Dat is een beeld dat ironisch genoeg Fox, MSNBC, The Daily Show, The Late Show en Saturday Night Live gemeen hebben. Als alle politici leugenaars zijn, is de politicus die in leugens praat – en zich daar niet eens voor schaamt – misschien wel de eerlijkste.

Trump is daarmee de verpersoonlijking van de hopeloosheid en het sarcasme die zich van ons meester maken als we niet langer geloven dat er méér mogelijk is, als we niet verder komen dan de aanname dat de wereld a dump is.

Voor wie zijn inlevingsvermogen niet traint, rest de puinhoop

De Koe hoefde niets aan de tekst te veranderen om een onheilspellende, hedendaagse maatschappelijke draai aan het stuk te geven. De schoonheid waarmee die wisseltruc werd uitgehaald gaf mij even een gevoel van troost.

Het was niet zo dat het gezelschap een oplossing had voor deze troosteloze wereld, maar het voelde wel even een beetje minder eenzaam om in deze dumpte leven.

Want dat de verbeelding onder vuur ligt, dat is iets wat mij behoorlijk uit het lood kan slaan.

Dat had ik bijvoorbeeld toen mijn kinderen thuiskwamen met een boekje dat ze van de gemeente Amsterdam hadden gekregen – de personages hadden dezelfde namen als mijn kinderen en hun vriendjes.

Ik kan niet anders dan zoiets zien als het zoveelste bewijs dat zelfs de mensen die onze kinderen aan het lezen proberen te krijgen hun vertrouwen in fictie kwijt zijn. Kinderen zijn toch juist heel goed in staat zich te identificeren met Pluk, Karlsson, Dolfje, Madelief of welk ander personage dan ook?

Wat op het eerste gezicht een sympathieke manier is om kinderen zichzelf in een boek te laten herkennen, is in wezen een gemiste kans om kinderen te leren dat je je inlevingsvermogen moet gebruiken om een verhaal van een ander te kunnen waarderen.

Wie dat inlevingsvermogen niet traint, eindigt zoals George en Martha in een zwarte en nihilistische wereld. In een dump.

De makers wilden misschien wel iets totaal anders zeggen

Dit is misschien het moment om te vermelden dat ik er helemaal niet van overtuigd ben dat mijn uitleg van de voorstelling die ik bezocht overeenkomt met wat de makers voor ogen hadden.

De kans is groot dat veel van de ingrepen die ik van betekenis voorzag, door de makers met heel andere motieven zijn bedacht. Maar juist door in hun spel en enscenering de letterlijkheid op afstand te houden, stelden ze mij in staat mijn eigen angsten en preoccupaties op het stuk te projecteren.

Wat dat betreft is wat De Koe maakt een vorm van satire. Ze vertellen over de werkelijkheid, maar vertellen ons er meteen bij dat de werkelijkheid zich niet laat reduceren tot een verhaal.

Juist door in hun spel en enscenering de letterlijkheid op afstand te houden, stelde De Koe mij in staat mijn eigen angsten en preoccupaties op het stuk te projecteren

Geen wonder dat er bij De Koe vaak iets te lachen valt. Humor is bij uitstek de stijlvorm die ons ermee confronteert dat de wereld minder coherent, overzichtelijk en eenduidig is dan we zouden willen. Ze komt voort uit de overtuiging dat aan die situatie geen einde zal komen. Dat we de wereld niet kunnen redden door haar overzichtelijk te maken met ideologieën of wetenschappelijke kennis.

Juist door ons te verzoenen met de paradoxen van het mens-zijn kunnen we fantaseren over wat er mogelijk is. Het ging dus niet zo zeer om de juistheid van mijn interpretatie, als wel om de uitnodiging om opnieuw na te denken en betekenis te zoeken in een stuk dat al zo vaak vertoond en herhaald is.

Waarom moet het allemaal zo letterlijk?

Vol verwachting keek ik daarom uit naar de recensies die over het stuk zouden verschijnen. Ik was benieuwd hoe de geoefende kijkers van de krant de benadering van De Koe zouden uitleggen.

Tot mijn teleurstelling kwamen de recensenten nergens verder dan een letterlijke beschouwing. Het stuk dat zij zagen ging over twee echtparen, ruzie en een verzonnen kind dat stierf. Nergens in de van Volkskrant-recensent Karin Veraart bleek dat ze ook maar iets had gezien dat de voorstelling maatschappelijk relevant maakte.

Veraart vroeg zich niet af wat de spelers met hun stilering wilden bereiken, maar veroordeelde die stilering zonder meer: ‘(...) en het spel is virtuoos. Maar een nadeel van deze aanpak is dat het de personages erg op afstand houdt. Van den Eede is een duivelse George, heerlijk om te zien hoe hij verbaal en fysiek iedereen in de tang houdt, maar de tragiek van George en Martha, de diepere lagen van hun excentrieke verhouding, worden nergens aangeraakt, en dat mis je uiteindelijk toch.’

Kortom, het had allemaal wel wat letterlijker gemogen. De afstand tussen spelers, tekst en publiek werd niet gezien als een keuze die het stuk radicaal opengooide, maar als een gemiste kans het stuk te laten beantwoorden aan wat we ervan verwachten.

Een pagina verder stak Herien Wensink in een de loftrompet over de nieuwe voorstelling van Nasrdin Dchar, een acteur die sterk autobiografische voorstellingen maakt waarin hij de verhouding van de acteur tot zijn tekst veel minder problematiseert.

Hoe moet het met theater verder als zelfs de mensen die er het meest komen geen plezier lijken te hebben in het zoeken naar betekenis?

Op het realisme van Dchar had Wensink niets aan te merken, ‘alleen het miste veel van de maatschappelijke scherpte’. Want maatschappelijke scherpte, zo leek ze te beweren, bestaat alleen als iemand op het podium vrijwel letterlijk verzucht dat het met de maatschappij ook niet zo opschiet.

Ook na lezing van andere recensies van het stuk dat mij zo aan het denken had gezet, werd ik er niet vrolijker op. Want hoe moet het toch met theater verder als zelfs de mensen die er het meest komen geen plezier lijken te hebben in het tussen de regels door lezen, in het zoeken naar betekenis?

Hoe theaters zelf meewerken aan de onttovering van de wereld

Soms als ik in de kleedkamer door de brochure van theaters blader, word ik mismoedig van de hoeveelheid theatercolleges die tegenwoordig wordt aangeboden. Heel leuk natuurlijk voor mensen die het geduld niet hebben om een lang artikel te lezen, maar ook weer een knieval voor de letterlijkheid. Kijk, daar heb je iemand die we kennen, die ons komt vertellen hoe iets in elkaar zit. In plaats van: kijk, daar wordt een verhaal verteld dat we niet kennen, door iemand wiens bekendheid er niet toe doet, waarin we zelf actief naar betekenis kunnen zoeken.

Sinds twee jaar sturen theaters in Nederland e-mails aan hun bezoekers. In de mail wordt gevraagd of ze één tot vijf sterren willen geven aan de voorstelling en kort willen noteren wat ze ervan vonden.

Kennis, context en moeite doen er niet toe voor de theaters die meedoen aan dit onzalige project. De reacties worden zonder verdere redactie doorgeplaatst op de sites van de theaters waar de betreffende voorstelling nog wordt gespeeld; de recensie wordt zo gereduceerd tot marketing.

Een voorstelling lijkt zo net een restaurant of hotel: iets dat je kort kan bespreken. Was het leuk? Ja of nee. Dat theater nu net meer kan zijn dan dat wordt dus zelfs door de poortwachters van het podium waarop het zich afspeelt ontkend.

Probeer dan maar optimistisch te blijven.

Juist in deze tijden heb ik er behoefte aan om in het theater even te zien wat er wél mogelijk is. Ik wil eraan herinnerd worden dat de menselijke geest veel minder letterlijk is dan de wereld van Twitter, Facebook, Instagram, glossy’s en talkshows ons doen vermoeden.

Ik ga naar het theater om zo nu en dan een verhaal te zien dat niet zo letterlijk is als de onttoverde wereld waarin we terecht zijn gekomen. Want als we in het theater ook al niet meer terecht kunnen om onze verbeelding te oefenen, dan blijft er weinig moois over.

What a dump.​

Meer lezen?

Deze beroemde schrijver geeft de leiders van de toekomst les in... dingen verzinnen. En dat is nuttiger dan je denkt Schrijver A.M. Homes verwierf wereldfaam met haar absurdistische romans. Ik spreek Homes, die zich zorgen maakt over het gebrek aan verbeelding in Amerika. Ze vertelt hoe ze op Princeton topstudenten stimuleert hun fantasie te gebruiken. Want wie geen dingen kan verzinnen, kan geen eigen visie ontwikkelen. En zal niet leiden, maar alleen volgen. Lees het verhaal van Nina hier terug Wat er gebeurt wanneer kunstenaars de wereld moeten redden Klimaatverandering, vervuiling, ongelijkheid: voor het oplossen van zulke grote problemen doen we steeds vaker een beroep op de verbeeldingskracht van kunstenaars. Twee nieuwe projecten geven het goede voorbeeld - hoe klein de stapjes ook zijn. Lees het verhaal van Lynn hier terug