Als je vertelt dat je volgende verhaal voor De Correspondent over porno gaat, is besmuikt gegniffel doorgaans je deel. ‘Dan moet je zeker beroepsmatig heel wat pornosites afstruinen?’ Originele grap hoor, denk ik dan.
Maar dat gegniffel is wel interessant. Een echt taboe is het niet, maar slechts weinigen zullen in het openbaar over hun pornoconsumptie spreken. Laat staan er een tweet of een statusupdate op Facebook aan wijden. En wordt er eens iemand betrapt, dan moet diegene vrezen voor zijn of haar baan.
Porno is kortom overal, behalve in het openbare leven. Het zit als het ware in de gniffelsfeer van onderwerpen die je liever onbenoemd weglacht dan bespreekbaar maakt.
Mijn onderzoek is een bescheiden poging dit onderwerp uit de gniffelsfeer te halen.
Mijn onderzoek is begonnen uit verbazing over het gebrek daaraan. Hoe kan dat het een sector met zoveel consumenten nauwelijks op noemenswaardige journalistieke aandacht kan rekenen?
Ik zoek momenteel naar antwoorden op drie hoofdvragen.
1. Wie verdient er aan porno in het tijdperk van ‘gratis’ aanbod?
2. Hoe is het met de rechten van acteurs en actrices gesteld?
3. Wat zijn de gevolgen van pornoconsumptie eigenlijk?
Ik kreeg van enkele lezers al enkele waardevolle tips toegespeeld. Lezer Tom Loois vertelde over enkele artistieke projecten waarmee hij reflecteert op het fenomeen porno. Ik hoop hem binnenkort te spreken. En Lauren Smits vertelde over een opiniestuk dat ze onlangs voor nrc-next schreef, waarin ze pleitte voor een keurmerk voor ‘eerlijke porno.’
Van jullie zou ik graag horen: herkennen jullie de enigszins besmuikte, gniffelende wijze waarop mensen over porno spreken? Wat zijn daar volgens jullie de oorzaken van?