Verliefd zijn op een straatarm land dat al jaren in oorlog is – deze hulpverlener vertelt hoe dat kan

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken
Foto: Marijn Smulders (voor De Correspondent)

In Jemen, van oudsher een van de armste landen ter wereld, woedt sinds 2015 een meedogenloze burgeroorlog. Journalisten komen het land niet in. Wel zijn er nog hulporganisaties actief, zoals CARE. Jolien Veldwijk zit er een paar jaar en voelt zich nauw verbonden met de bevolking. Soms tegen de klippen op.

Jemen (29 miljoen inwoners) is verdeeld in vele kampen. Troepen van de wettige leider van het land volgens buurland Saoedi-Arabië, dat hem steunt met wapens en geld, heersen in het zuiden.

Het noorden is in handen van die banden zouden hebben met het sjiitische Iran en wier opmars in 2015 geldt als begin van de burgeroorlog. Zo vormt de tegenstelling tussen en die de moslimlanden in het Midden-Oosten verdeeld houdt, een frontlinie in dit land. In elk kamp zijn weer onderlinge vetes, er zijn separatisten die azen en ook is hier actief.

Belangrijk wapen in de oorlog is de beeldvorming. Het land is zo goed als afgesloten voor journalisten. Een van de weinigen die erin slaagde om binnen te komen was Het kostte hem anderhalf jaar en een vermogen.

De informatie die we kunnen krijgen, komt nu dus vooral van de hulporganisaties die er nog wel zitten. Zij moeten in de lacune voorzien.

Noodhulp aan beide kanten van het front

Jolien Veldwijk (Heerde, 1982) is programmadirecteur van CARE Jemen. Met die organisatie (en honderden Jemenitische collega’s) biedt ze noodhulp aan beide zijden van het front. Water, voedselpakketten, hygiëne, cash transfers.

Nu is ze voor een verlof van twee weken in Nederland. Even op adem komen. Want het wordt onmiskenbaar steeds moeilijker om hulp te verlenen. Vanwege de bureaucratie en de corruptie, en doordat de strijdende partijen geen zier lijken te geven om het lot van de eigen bevolking.

Ze bezocht Hodeida, waar nog steeds geschoten wordt, maar waar iedereen wacht tot het staakt-het-vuren ingaat

Onlangs bezocht Veldwijk Hodeida, de havenstad die acht maanden geleden inzet werd van een offensief van het regeringsleger van Al-Hadi. Hodeida is strategisch van belang omdat de hulpgoederen via deze haven het land binnenkomen. Er wordt nog steeds gevochten, de sporen van de strijd zijn zichtbaar, maar de stad verkeert in gespannen afwachting van een staakt-het-vuren. Dat is vastgelegd in het onlangs gesloten waarop de VN zullen toezien.

Is vrede daarmee in zicht? Jolien Veldwijk is zeer sceptisch. Achter de burgeroorlog gaat een hele industrie schuil. Westerse wapenexport. De Britten en Amerikanen verdienen veel geld met de verkoop van wapens aan Saoedi-Arabië. Ze heeft de Britten weleens gevraagd: hoeveel procent van die winst laten jullie terugvloeien naar internationale hulp voor Jemen? Tien procent, luidde het antwoord. Hoe cynisch wil je het hebben.

Steun voor boeren en hun mangoplantages

Maar Veldwijk laat zich daar niet door uit het veld slaan, blijkt uit alles wat ze me vertelt. Ze wil de Jemenieten simpelweg niet aan hun lot overlaten. Structurele verandering is nodig, economische wederopbouw, steun voor boeren die hun mangoplantages weer willen beheren, zegt ze.

En water, dat vooral. Door zonne-energie aangedreven waterpompen kunnen enorm veel impact hebben in een omgeving waar het moeilijk overleven is. Dit werk, en CARE maakt zich sterk voor al deze dingen, levert vreugde en dankbaarheid op, zelfstandigheid en hoop.

Ook Veldwijk is soms somber over de toekomst. Maar het gevoel van saamhorigheid en de blijken van naastenliefde die ze in Jemen ervaart, geven haar dan weer moed. Het delen van de laatste stuivers als een buurman medicijnen nodig heeft. Intense collectieve rouw als een collega overlijdt. Ze voelt zich opgenomen in een grote familie. ‘Het is net’, zegt ze, ‘alsof ik een gepassioneerde liefdesrelatie heb met dit land.’

Meer lezen?