Het begon toen we NPO Start Plus namen – dan krijg je de natuurdocumentaires ingesproken door David Attenborough. M’n lief klikte door, verder door, keek avond aan avond alle programma’s met het land van zijn vader, Syrië, in de titel en ving een verlangen naar een onbekend en onbegaanbaar thuis.

Libanon, vlak ernaast, zou wel kunnen. Een ticket boeken naar Beiroet, was hij lijp? Lag dat niet precies tussen alle ellende van de wereld in? En als het daar dan zo veilig was, zou hij het andersom dan ook niet eng vinden als ík daar in mijn eentje ging rondlopen? Nou, dan ging ik toch mee. Nou, dan ging ik mee. Ik ging mee. En at al mijn woorden op.

‘Welkom! Wanneer gaan jullie weer weg?’

Een enkele tand in een lachend gezicht. Hij zit voor het hotel op een witte plastic stoel, de openbare ruimte is van hem. Een container is zijn leestafel, een korstige zwerfkat gehoorzaamt hem. Hij wijst naar zijn taxi, een bumperloze witte Nissan met platte banden.

‘Ik breng jullie naar het vliegveld als jullie weer gaan, oké?’

Hij hoort niet officieel bij het hotel, fluistert de receptionist die ons zag kletsen. Maar op een dag zette hij zijn tuinstoel hier neer. Sindsdien rijdt het verkeer om hem heen, brengt het personeel hem limonade en liggen de katten op zijn schoot.

Hij hoort niet officieel bij het hotel, fluistert de receptionist die ons zag kletsen. Maar op een dag zette hij zijn tuinstoel hier neer

Een paar honderd meter bij de tuinstoel vandaan eten we die eerste avond. Op plekken waar je nog binnen mag roken, voelt ermee gestopt zijn toch een beetje als een gemiste kans. In een zoete wolk van waterpijp en dunne menthols wordt de tafel volgezet met kleine schaaltjes, fluwelen hummus, rokerige baba ganoush.

Voor het openstaande raam, waardoor vervormde automuziek, geruststellend gemompel en een palmtak naar binnen waaien, komt een groep moeders en dochters zitten. Het gezelschap groeit, absorbeert ons. Wie samen eet, verstaat elkaar.

‘En, vinden jullie ons Beiroet mooi? Ik zit hier hè, als je een taxi nodig hebt.’

Het nieuwe Beiroet komt op het oude

De binnenstad van Beiroet bestaat voor een deel nog uit de puinhopen van vijftien jaar burgeroorlog, onderverdeeld in gebombardeerde glorie en nooit afgemaakte nieuwbouw. Nieuw in 1975, het jaar dat de oorlog begon. Betonnen skeletten wachten op een eigenaar die nooit meer terugkomt, maar zonder wiens toestemming sloop of renovatie onmogelijk is.

Dus wordt het nieuwe Beiroet gebouwd tussen, boven op en pal voor het oude. Een neon-verlicht winkelcentrum staat midden in een vermorzelde woonwijk, een Versace-logo siert de muur naast een kogelgat. Een cabriolet vol vrouwen met dezelfde door chirurgen aangemeten wipneuzen glijdt langs een dakloze man met zijn vrouw in een rolstoel, ronddolend door het spitsverkeer.

Een man met twee gebroken enkels zit op een stoel onder een viaduct, zijn voeten slap, zijn tenen wijzen recht richting de grond. Twee keer oversteken en je staat op de boulevard vol glazen flats, waar je je Maserati kunt laten parkeren door een man in een witte polo.

Door het glas van de flats heen zie je het voormalige Holiday Inn-hotel, een huiveringwekkende herinnering. De eerste twee jaar had dit meest prestigieuze pand van de stad een eigen bioscoop, bubbelbaden en suites. Daarna was het jarenlang een strategische basis voor de rebellen. Dit fort met uitzicht over de hele stad torent met zijn gapende holtes, gescheurde muren, ingestorte vloeren, tienduizenden kogelgaten en lange tranen van roest nog altijd boven alle gebouwen in de wijde omgeving uit.

‘Jullie gaan zondag weg hè? Ik zit hier voor jullie.’

We zitten aan een tafeltje in de hoek van een restaurant dat ook een woonkamer is. Mijn lief met prikkende ogen boven een schaaltje rozenwaterpudding. Een ontmoeting met zijn pa die niet meer is, maar hier overal rondwaart. Eén hap schiet hem twintig jaar terug de tijd in: hij staat als kleine jongen voor een open ijskast met afkoelende schaaltjes vla, die zijn vader even daarvoor nauwkeurig vulde, oranjebloesem erbovenop. Zíjn ontmoeting met een achtergelaten thuis.

‘Hoe laat zondag? Zes uur? Ik zal er zijn voor jullie.’

De gids vertelt. Dit is onze mooie rivier, hij staat tijdelijk droog. Dit is onze snelweg, normaal gesproken is het hier rustiger, hoor. Aan je linkerhand heb je een van onze historische wijken, je kunt hem niet zien vanwege dit industriegebied, maar hij ligt er. We gaan nu naar de grotten. Die waren nummer veertien op de longlist voor de zeven wereldwonderen. Daarna: een bezoek aan de op twee na langst onafgebroken bewoonde stad ter wereld. Dan: het op een na beste ijs. Een stad aan elkaar gepraat door de allerbeste gids, onbetwist de nummer één.

‘Morgen hè?’ De chauffeur steekt zes vingers op.

De bumperloze Nissan

Als we om half zes langs het hotel lopen, tussen een bezoek aan de baardkapper langs de azuren zee en een laatste broodje shawarma in, zit de chauffeur niet op zijn stoel. De kat is ook weg. Dan wordt er getoeterd vanuit de steeg naast het hotel. Boven het stuur van de bumperloze Nissan steken een kruin en een duim uit.

‘Ik zit vast hier voor jullie.’

Half zeven. De taxi, een witte Nissan met platte banden, stopt voor het vliegveld, achter een bumperloos busje, de achterruit versierd met een immense sticker van Fairuz – verzorger van de soundtrack van elk samenzijn in Beiroet en de enige zangeres die er volgens de chauffeur toe doet. Hij maant ons te blijven zitten tot hij de deur open kan doen, helpt ons uit de auto, pakt mijn hand nog even vast.

‘Wanneer komen jullie terug?’

Meer lezen?

Moet ik terug naar Syrië, ondanks het gevaar? Vluchtelingen zoals ik maken zich zorgen In Nederland ben ik veilig, dacht ik toen ik hier in 2014 aankwam, na mijn vlucht uit Syrië. Maar het beeld in de media kantelt: de oorlog is afgelopen, is de boodschap, het gevaar is voorbij. Als ik praat met andere Syrische vluchtelingen, merk ik hoe onzeker iedereen zich voelt. Mogen we wel blijven? Lees het verhaal van Linda hier terug Iemand die ik niet ken op de kermis: Heimwee Elke week schrijf ik over een moment dat ik deelde met iemand die ik niet ken. Een ontmoeting die de betovering verbrak, of het ongrijpbare verklaarde. De komende maand schrijf ik mijn ontmoetingen vanaf verschillende kermissen in Nederland. Deze week: die met Heimwee. Lees het verhaal van Vera hier terug