Kinderen: beladen én vruchtbaar terrein
Goed, er was het nodige om te doen, het Boekenweekthema van dit jaar – ‘De moeder de vrouw’, zo ouderwets, en dan ook nog eens met twee mannelijke auteurs voor het geschenk en het essay – maar als lezer heb ik deze week werkelijk niets te klagen.
Het thema ouderschap – eigenlijk vooral het moederschap – is al een paar jaar bezig aan een opmars in boekenland, met geweldige romans, essaybundels, memoires en polemieken als resultaat.
Zoals wel vaker lopen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk hierin voorop, maar ook in Nederland en Vlaanderen krijgt het onderwerp steeds meer aandacht, getuige bijvoorbeeld de romans En we noemen hem van Marjolijn van Heemstra (2017) en het onlangs verschenen Nachtouders van Saskia de Coster.
Dankzij ‘De moeder de vrouw’ kwamen daar deze week in boek-, essay- en recensievorm nog wat pareltjes bij.
Om met de boekvorm te beginnen: dat is de verhalenbundel Ik, Moeder, samengesteld door schrijvers Annemarie de Gee en Eva Kelder. De bundel telt dertien verhalen over moeders, onder meer van Sanneke van Hassel, Marjolijn van Heemstra en Joke Hermsen.
‘Het vreemde van dit langdurige wachten’, schrijft die laatste even bevreemdend als herkenbaar over haar zwangerschap, ‘is dat er iets wordt ‘verwacht’ waarvan ik me geen concrete voorstelling kon maken (...) Tot op het laatst kon ik me niet goed voorstellen dat het daadwerkelijk een kind zou zijn – en niet een of ander raar wezen – dat ik zou gaan baren.’
In De Groene Amsterdammer werpt Marja Pruis de vraag op of moeders ook schrijvers kunnen zijn. Het antwoord is geruststellend genoeg, maar het is de vraag die dit schrijven drijft – en die tot mooie observaties leidt.
Zo beziet Pruis haar jonge, vaderende collega’s en herinnert ze zich dat zij, toen ze in diezelfde fase zat, ‘onder een normaliteitsjuk gebukt ging, dat ik vond dat het op geen enkele manier zicht- of merkbaar mocht zijn dat ik kinderen had.’ Voor Pruis was het moederschap, net als voor ‘een hele generatie vrouwen, opgevoed door fulltime moeders, beladen terrein (...): gevaarlijke moerasgrond en verleidelijk vruchtbare bodem ineen’.
Wat er gebeurt wanneer je op dat terrein je weg probeert te vinden, lees je in haar mooie essay.
Ook erg mooi vond ik de bespreking die Hannah van Wieringen in NRC Handelsblad publiceerde, van het boek Moederschap van Sheila Heti. Dat boek gaat over de beslissing van een vrouw om niet moeder te worden, en hoe gekmakend moeilijk die beslissing kan zijn: ‘Dat wij, altijd ook zelf kinderen, hoe soeverein ook, in zekere mate de wensen van onze ouders belichamen, als losgeknipte marionetten met een goed geheugen’, schrijft Van Wieringen, ‘is bij Heti onderdeel van de pijn én de verzoening met de pijn.’
Boeken zijn geen kinderen
Diezelfde Sheila Heti – zelf schreef ik eerder ook over haar interessante boek – was, mede vanwege de Boekenweek, even in Nederland. In de Linnaeus Boekhandel in Amsterdam mocht ik afgelopen weekend met haar in gesprek over schrijven en moederschap, onder leiding van Ianthe Mosselman.
De verteller van Moederschap twijfelt of ze kinderen wil, onder meer omdat ze al haar tijd wil besteden aan het maken van kunst – in haar geval, van boeken. Als dat de afweging is om geen kinderen te krijgen, dan is het verleidelijk die boeken als een alternatief nageslacht te zien (een analogie die je ook terugziet in de verzuchting, van menig schrijver, dat het schrijven ‘nogal een bevalling’ was).
Maar op de vraag of haar boeken voor haar als een soort kinderen zijn, antwoordde Heti resoluut ‘nee’ – eerder het tegenovergestelde. Voor het ‘maken’ van een kind, zei ze, hoef je als moeder niet zo gek veel te doen: je lichaam doet het min of meer vanzelf. Wanneer het eenmaal ter wereld is gekomen moet je ervoor zorgen: dan begint het echte werk, en ontstaat ook de relatie.
Met boeken is het precies andersom: de band met je boek bestaat tijdens het schrijven ervan en houdt op zodra het zich in de wereld begeeft. ‘Dan wordt het boek van de lezers’, zei Heti, ‘en zit jouw werk er op.’
Een eeuwig tekortschieten
Net zomin als Pruis gelooft Heti dat schrijven en moederschap onverenigbaar zijn – er zijn te veel vrouwelijke schrijvers met kinderen om dat überhaupt te kunnen geloven. Maar hoe je het ook wendt of keert, de tijd die kinderen vragen is tijd die je niet meer in het schrijven van boeken kunt steken. Of in andere vormen van betaalde arbeid, wat dat betreft.
Dat heeft consequenties, zoals ook Joke Hermsen beschrijft in de bundel Ik, Moeder: ‘De prijs die je voor een schrijvend moederschap betaalt is de eeuwige spreidstand van het zijn, met een voet in het moederschap en de andere in het schrijven, nooit helemaal hier noch helemaal daar, altijd ergens tekortschietend of ontbrekend.’
Dat eeuwig tekortschieten is niet per se slecht voor het schrijverschap, noch voor het moederschap, maar het voelt vaak wel zo.
Gelukkig las ik vlak voor de Boekenweek Mother is a Verb, waarin de Britse historicus Sarah Knott de rijke geschiedenis van het moederen optekent. Die geschiedenis is divers en veelvormig, maar als er één constante is, dan is het wel dat de combinatie van kinderen en carrière, van zorg en betaalde arbeid, van alle tijden is – en de ‘spreidstand’ die dat oplevert, evenzo. (In toenemende mate geldt dat natuurlijk ook voor vaders.)
Die observatie kun je deprimerend vinden of troostend; ik koos deze week voor het laatste, en schreef er dit verhaal over.
Tot zover, tot de volgende,
Lynn