De Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) heet voortaan kortweg: Vereniging van Universiteiten. Universiteiten werken niet meer samen, want ze zijn elkaars concurrenten geworden.
Dat komt door de financiering. Die werkt als volgt: een universiteit krijgt geld voor het percentage studenten van de studentenpopulatie dat ze opleidt. Voor individuele universiteiten is er dus een prikkel om te groeien.
Maar als álle universiteiten groeien, houdt iedere universiteit hetzelfde marktaandeel. Het overheidsbudget blijft grosso modo hetzelfde, maar er zijn meer studenten. Er is dus minder geld per student.
Dat heeft gevolgen, en die gevolgen zetten Jasper Been, Koen Marée en Bart Hekkema, alle drie student aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), deze maand in een serie stukken op De Correspondent helder uiteen.
Schokkend vind ik een beleidsdocument van de Erasmus Universiteit Rotterdam dat de drie in hun eerste stuk aanhalen. Daarin staat dat het onderwijs moet verbeteren ‘om de werfkracht te vergroten’ en het onderzoek moet verbeteren zodat de universiteit zich kan ‘wapenen tegen de toegenomen concurrentie op het wereldtoneel’. Kwaliteit als middel om te concurreren, en niet als doel van onderzoek.
Nog een eyeopener: er is geen onderzoek dat aantoont dat internationalisering goed is voor de kwaliteit van het universitair onderwijs. Toch groeide het aantal internationale studenten aan Nederlandse universiteiten afgelopen jaren explosief. Universiteiten schrijven in beleidsdocumenten dat ze internationale studenten moeten aantrekken om hun marktaandeel te behouden.
Tragikomisch is de passage waarin studenten een tentamen moeten maken in een evenementenhal waar op hetzelfde moment het internationale dartstoernooi King of Darts plaatsvindt. Alle tentamenzalen van de universiteit zelf zijn al volgeboekt, de universiteit barst uit haar voegen. ‘One hundred and eeeeeighty!’ horen de studenten schreeuwen terwijl ze hun tentamenvragen proberen te maken.
Ook schrijven Jasper, Koen en Bart over ‘het buizenstelsel’ waar studenten doorgedrukt moeten worden. Over de werkdruk van docenten. En ze proberen opnieuw een vraag te beantwoorden die Rutger Bregman ruim vijf jaar geleden ook stelde: Zijn er te veel promovendi, of kunnen we er niet genoeg van krijgen?
De serie eindigt met een vraag: hoe kan het anders?
Vorige week kwamen ze langs op de redactie. ‘Waarom wilden jullie hierover schrijven?’ vroeg iemand van de beeldredactie. ‘Nou, eh… We hadden wat documenten en wilden eigenlijk dat Johannes hierover ging schrijven.’
Dat was me niet helemaal duidelijk, toen ik vijf maanden geleden met hen afsprak in een Utrechts koffietentje. En gelukkig maar: het zijn geweldige stukken geworden.
We vinden het belangrijk dat de universitaire wereld meepraat. Dat kan in de bijdragen onder de stukken. Wil je bijdragen, maar ben je nog geen lid van De Correspondent? Stuur mij dan even een mailtje: johannes@decorrespondent.nl. Ik heb misschien een mannetje dat iets voor je kan regelen.