Maak kennis met de mensen achter de ‘migratiestroom’. Deze vrouw overleefde 12 jaar als illegale seksslaaf

Maite Vermeulen
Correspondent Migratie
Illustratie: Toby Emmanuel (voor De Correspondent)

Afrikaanse migranten die in Europa een beter leven zoeken zijn dagelijks in het nieuws. Niet als mens, maar als ‘stroom’ of ‘crisis’. In deze serie laat ik in het grootste Afrikaanse vertrekland, Nigeria, de mensen achter de nieuwsberichten aan het woord. Aflevering 9: Blessing, die na twaalf jaar Spanje werd uitgezet.

Ze heeft haar beste kleding aangetrokken, dat zie je meteen. Een gele rok met een patroon van oranje-roze herfstblaadjes, een kanten blouse en bijpassende hoofddoek. Glinsterende slippers.

is pas 33 jaar, maar ziet er ouder uit. Haar schouders hangen naar voren over haar boezem – alsof het gewicht van het leven haar zwaar valt.

We ontmoeten elkaar in een opvanghuis voor vrouwen die in de prostitutie hebben gezeten, in Benin City, Nigeria. Blessing heeft hier hulp gekregen nadat ze Spanje werd uitgezet. Nu woont ze aan de rafelranden van de stad, met haar moeder en drie broers.

Als ik haar in het Spaans vraag of ze Spaans spreekt, moet ze lachen. ‘Claro que si! Mijn Spaans is zo goed als dat van een Spanjaard.’ Ze woonde er dan ook twaalf jaar.

Twaalf jaar in de illegaliteit, voor ze in 2015 werd opgepakt in Valencia en werd teruggestuurd naar haar geboorteland, Nigeria. Ze wilde ook wel terug, zegt ze nu. Het leven daar was veel te moeilijk.

Waarom verliet Blessing Nigeria? Hoe hield ze het in Spanje zo lang vol? En hoe is het om terug te zijn in Nigeria? Maak kennis met deze uitgezette migrant.

Slechter dan Nigeria kon in elk geval niet

‘Ik was nog jong toen mijn vader een andere vrouw kreeg. Mijn moeder, mijn broers en ik hadden niets. Na de basisschool stuurde mijn moeder me naar Lagos, om bij haar zus te wonen. Ik moest haar marktstal runnen: ze verkocht bakstenen en water. Meestal bleef ik in het stalletje zitten, maar soms zette ik het water in een bak op mijn hoofd en liep ik tussen de auto’s om het te verkopen. Ik moest al het geld aan mijn tante geven.’

‘In de avonden mocht ik een secretaresseopleiding doen. En op zaterdag en zondag leerde ik om haar te vlechten.’

‘Mijn tante sloeg me, om het minste of geringste. Op een dag had ik er genoeg van en ben ik terug gegaan naar Benin City. Ik heb bij mijn vader aangeklopt, maar hij zei: er is hier in Nigeria niets voor jou. Hij nam me mee naar zijn neef, om me naar Europa te brengen.’

‘Mijn moeder wilde niet dat ik ging. Maar mijn vader zei: in Nigeria ben je alleen maar tot last. In Europa kun je veel geld verdienen in de prostitutie.’

‘Dit was 2003, ik was 17. Ik had het gevoel dat het beter zou zijn in Europa – slechter dan Nigeria kon in elk geval niet, dacht ik. Hier was nothing nothing, geen werk, geen school, geen huis.’

Staren naar witte mensen

‘De neef van mijn vader kende een madame in Spanje, die mijn reis met het vliegtuig betaalde. Eenmaal in Spanje moest ik dat geld aan haar terugbetalen.’

‘Mijn visum was al door meer mensen gebruikt; het paspoort was niet van mij. Ik reisde samen met een man en een vrouw, die deden alsof ze mijn vader en moeder waren. Mijn ‘vader’ was de smokkelaar, mijn ‘moeder’ was een meisje zoals ik, dat naar een andere madame werd gebracht. Ik heb ze na aankomst nooit meer gezien.’

‘Ik kwam aan in Valencia. Het was er zo anders, zo móói. Ik zag voor het eerst witte mensen, ik bleef maar staren.’

Overleven in de prostitutie

‘Wat ik van de prostitutie moest verwachten wist ik niet, ik was nog nooit met een jongen geweest. Toen ik begon huilde ik elke dag. Mijn madame sloeg me als ik te weinig geld verdiende. Als ik niet wilde werken, haalde ze er andere madames bij en sloegen ze me allemaal.’

Eigenlijk moest ik al het geld aan mijn madame geven. Maar ik begon een deel achter te houden, om naar mijn moeder te sturen

‘Waarom ben ik hierheen gekomen, dacht ik. Ik huilde en huilde. Maar na een tijdje realiseerde ik me dat er niets meer aan te doen was. Ik had daar geen moeder, geen vader. Ik moest gewoon maar blijven leven.’

‘Soms zat ik in een club, maar meestal werkte ik op straat. Er waren daar veel andere Nigeriaanse meisjes. Niet iedereen verdiende evenveel geld – de witte mannen vonden sommige meisjes minder lekker.’

‘Ik woonde bij mijn madame, en eigenlijk moest ik haar al het geld geven. Maar ik begon een deel achter te houden. Als ik een beetje had gespaard stuurde ik dat naar mijn moeder in Nigeria – dat was wel duur, ongeveer 10 procent transactiekosten. Soms stuurde ik 100 euro, soms 500 euro. Het hing van het werk af.’

Weglopen is nog niet ontkomen

‘Na een jaar bij mijn madame wilde ze me op een bus naar Italië zetten. Daar zou ik meer voor haar kunnen verdienen. Maar ik had slechte verhalen over Italië gehoord – dat er veel meer politie was, dat de kans groter was dat je uitgezet zou worden. Op het busstation besloot ik weg te rennen.’

‘Eerder had ik in een bus een man uit Sierra Leone leren kennen. Ik raakte met hem aan de praat en hij zei dat hij mijn vriend wilde zijn. Ik gaf hem mijn nummer, en hij belde me vaak. Soms rende ik naar zijn huis om me te verstoppen als de politie kwam. Hij werd mijn vriendje, maar hij pakte nooit mijn geld af.’

‘Naar zijn huis vluchtte ik, toen ik wegliep van het busstation. Hij gaf me een kamer.’

‘Mijn madame was woest natuurlijk – ze begon mijn vaders neef lastig te vallen en ze belde mijn moeder ook constant. Ze wilde dat ik mijn hele schuld zou afbetalen. Ik belde haar op en zei: ik zal blijven werken, en geld naar je overmaken – zolang je mijn familie niet meer lastig valt.’

Een echte baan, een eigen kamer

‘Op een dag hoorde ik dat er werk was in een fabriek, even buiten de stad. Ik had geen papieren, maar ik kon de documenten lenen van een Nigeriaanse vriendin. Zo kreeg ik mijn eerste echte baan. Ik vond het geweldig. We moesten uien, paprika’s en aubergines wassen en inpakken, en door een machine doen die er een prijs opplakte.’

‘Mijn vriendje sloeg me soms, dus toen ik in de fabriek genoeg verdiende om een eigen kamer te huren ging ik bij hem weg.’

Af en toe had ik vriendjes bij wie ik kon wonen. In ruil voor huishoudelijk werk of seks. Soms sloegen ze me

‘Na ongeveer een jaar belde ik mijn madame op om te zeggen dat ik haar genoeg had betaald. Ze liet me daarna met rust.’

‘De financiële crisis veranderde alles – er was geen werk meer in de fabriek. Ik kon mijn huur niet meer betalen. Ik begon op straat te leven.’

‘Ik zette advertenties in de krant met mijn telefoonnummer. Het betaalde beter, bij mannen thuis. Af en toe had ik vriendjes bij wie ik kon wonen. In ruil voor huishoudelijk werk of seks. Soms sloegen ze me.’

‘Ondertussen probeerde ik ook een verblijfsvergunning te krijgen. Mijn aanvraag werd afgewezen.’

Ze noemen het schizofrenie

‘Toen werd ik ziek. Het zat in mijn hoofd. Het voelde als een wond in mijn hersenen. Later hoorde ik dat ze de ziekte in Spanje schizofrenie noemen.’

‘Mijn toenmalige vriendje nam een andere vriendin en zette me op straat. Ik sliep buiten, ik bedelde. Soms gaf iemand me wat geld, of eten.’

‘Op een dag zag ik een kerk, en ik ging naar binnen om te bidden. Het waren Jehova’s getuigen. Een van hen nam me mee naar haar moeders huis. Zij was heel oud, en ze vroeg me om het huis schoon te houden, en voor haar te zorgen. Ze betaalde me, en ik kon daar wonen. Maar toen de oude vrouw dood ging was er geen werk meer. Dus sliep ik weer op straat.’

Uitgezet naar Nigeria

‘Af en toe werd ik ziek. Dan kende ik mezelf niet, het was heel eng. Ik werd soms opgepakt, en even in een opvanghuis gezet. Daarna belandde ik weer op straat… Ik voelde me zo slecht. Uiteindelijk stopten ze me in een ziekenhuis, voor drie maanden.’

Toen de politie me weer oppakte, zeiden ze dat ik terug moest naar Nigeria. Ik vond het niet erg

‘Ze gaven me injecties tegen de ziekte, in mijn bovenbeen. Antipsychotica. Ik kreeg er tien mee, een voor elke maand, en ik voelde me beter. Maar daarna had ik geen geld meer om nieuwe te kopen, en kwam de ziekte weer terug.’

‘Ik was zo moe. Toen de politie me weer oppakte, zeiden ze dat ik terug moest naar Nigeria. Ik vond het niet erg. Ik had zoveel geleden in Spanje.’

‘In 2015 regelde de Nigeriaanse ambassade mijn vlucht naar huis. Ik was twaalf jaar weg geweest.’

Een eigen huis, maar geen medicijnen

‘Een huis, dat had ik tenminste toen ik terug kwam. Een verdieping met zes kamers. Mijn moeder bouwde het met het geld dat ik al die jaren stuurde. Ik was zo blij om haar te zien.’

‘De afgelopen drie jaar heb ik met hulp van de zusters in dit opvanghuis haren leren vlechten. Ik heb nu een kleine haarsalon aan huis. Maar er zijn weinig klanten, het zit niet aan een grote weg. Ik verdien niet genoeg om de medicijnen te betalen – die kosten elke maand dat heb ik niet. Ik ben altijd bang dat de ziekte weer terugkomt.’

‘Mijn moeder verbouwt haar eigen eten – zo voedt ze ons. Ik doe het huishouden: ik haal water, ik veeg, ik was de kleren. Het is beter dan op straat leven, met de regen en de kou, en de politie.’

‘Ik hoor hier veel meisjes die ook naar Europa willen. Vaak geloven ze me niet als ik zeg dat ik daar zoveel heb geleden.’

Eerder in deze serie: