Marokkanenkoketterie

Femke Halsema
Correspondent Samenleving & cultuur

Gaat u even mee terug in de tijd? 

We spreken begin jaren negentig. Samen met een andere student doe ik, in opdracht van de landelijke politiewerkgroep ‘Politie en allochtonen,’ onderzoek naar de criminaliteit van Marokkaanse jongens. Even eerder, in 1989, zijn er cijfers door twee Amsterdamse ambtenaren, Loef en Holla, waaruit blijkt dat jonge Marokkanen zijn oververtegenwoordigd in straatroof. En de vraag die wij voorgelegd krijgen is wat ertegen te doen.

In de grote steden zijn politieagenten aan het experimenteren met ‘onorthodoxe’ maatregelen. Er worden Marokkaanse straatcoaches ingezet, Marokkaanse ‘huisvaders’ worden de straat op gestuurd. En de hardliners onder de agenten proberen culturele straffen uit: toeblaffen tijdens het verhoor, een mep zo nu en dan, want ‘dat zijn ze van huis uit gewend.’

Het helpt allemaal weinig en wij concluderen in ons onderzoeksverslag dat de oververtegenwoordiging hardnekkig is zolang de oorzaken van crimineel gedrag niet worden aangepakt: het gedrag van onwetende ouders, slechte opleidingen, perspectiefloosheid, werkloosheid, verveling, de straatcultuur en groepsdruk, uitsluiting en discriminatie. 

Het maakt weinig uit. Als studenten ontberen wij het gezag de aandacht te vangen en ons onderzoek is er ook slechts één in een lange rij van meer indrukwekkende wetenschappelijke publicaties met ongeveer gelijkluidende conclusies.

Vijfentwintig jaar ‘Marokkanendebat’ 

Het ‘Marokkanendebat.’ Als je de kranten leest, krijg je het gevoel dat het een paar weken geleden is gestart. Sinds iedereen zijn ‘Ik ben Marokkaan’-T-shirt heeft uitgetrokken en schande heeft gesproken van het racisme van Geert Wilders, wordt er gehaast aan toegevoegd dat ‘er niet mag worden weggekeken’: de problemen moeten worden ‘benoemd’ en Geert moet worden nagegeven dat hij de problemen wel ‘agendeert.’ En aangezien het noodlottig toeval wil dat één van de van Marokkaanse herkomst is, wordt de net aangeleerde precisie over het verschil tussen Marokkanen en criminele Marokkanen met het grootste gemak weer afgeschud.

Het is alsof het luidruchtige vertoon van morele verontwaardiging over ‘minder, minder, minder’ een vrijbrief geeft om daarna schande te brullen van al die criminele Marokkanen. Nee, wij doen niet aan racisme, maar om generalisaties hebben "ze" natuurlijk wel gevraagd.

Sinds 1989 trekt een bonte stoet van "waarschuwers," "waarheidszeggers" en "flinkse" politici met hun ‘ik ben niet politiek-correct’-clichés langs en vindt het wiel opnieuw uit

In werkelijkheid beleeft het Marokkanendebat (vanaf Loef en Holla) zijn vijfentwintigjarige jubileum. Sinds 1989 trekt een bonte stoet van "waarschuwers," "waarheidszeggers" en "flinkse" politici met hun ‘ik ben niet politiek-correct’-clichés langs en vindt het wiel opnieuw uit. Jaar in jaar uit wordt het "Marokkanenprobleem" verkocht als net ontdekt en te lang genegeerd. 

Terwijl toenmalig premier Lubbers in 1993 met zijn ‘kampementen’ al de Marokkaanse jongens op het oog had. Bolkestein deed tientallen duiten in het zakje, Rottenberg aapte hem na, Scheffer schreef een veelbesproken analyse, Fortuyn deed het harder, de LPF kopieerde hem, Oudkerk riep wat, net als Spekman en menig VVD’er en CDA’er enzovoort enzovoort.

De afgelopen vijfentwintig jaar regende het publicaties, conferenties en politieke voorstellen waarin het probleem niet alleen werd "benoemd" maar tot op het bot werd afgekloven. Sterker, ik kan me niet anders herinneren dan dat elke relativering van het Marokkaanse gehalte van criminaliteit je op het dodelijke verwijt kwam te staan dat je de échte problemen onder het tapijt probeerde te vegen.

Luie behaagzucht

De vraag die wel eens gesteld mag worden, is welke vooruitgang is geboekt na jaren van gekoketteer met het Marokkanenprobleem. Het antwoord is simpel: behalve een onherroepelijke verruwing van de maatschappelijke omgangsvormen, niets. (En ja, de cijfers spreken voor zich.)

Begin jaren negentig waren de meeste Marokkaanse jongens die wij ondervroegen, gewone Nederlandse staatsburgers. De overeenkomsten tussen hen en hoogopgeleide, hardwerkende Nederlanders van Marokkaanse komaf waren veel kleiner dan tussen hen en hun autochtone, even laag opgeleide kansarme leeftijdsgenoten. Er was en is, met andere woorden, weinig "etnisch," cultureels of Marokkaans aan hun gedrag. Zij zijn vooral de ontspoorde, zich misdragende producten van een onderklasse zonder maatschappelijke toekomst of binding.

De afgelopen vijfentwintig jaar is er nauwelijks geïnvesteerd in verbetering van de maatschappelijke kansen van (jonge) mensen aan de onderkant

Dat de criminaliteit niet afneemt, komt doordat dit probleem van onderklassevorming, armoede- en straatcultuur niet minder is geworden. De afgelopen vijfentwintig jaar is er nauwelijks geïnvesteerd in verbetering van de maatschappelijke kansen van (jonge) mensen aan de onderkant. Criminaliteitspreventie en reclassering zijn al heel lang de sluitpost van de begroting. Projecten (van begeleide terugkeer naar Marokko tot en met militaire kampen) die met de wisselende modes van de Marokkanenaanpak opkwamen en verdwenen waren vaak een droef vertoon van amateurisme en cultuurrelativisme. 

Misschien is het tijd om de dominante redenering eens te kantelen. De oververtegenwoordiging van Marokkaanse jongens in criminaliteit wordt niet "genegeerd," deze is eerder overbelicht en ontneemt het zicht op de wezenlijker oorzaken van crimineel gedrag. Roffelen op de trom van het Marokkanenprobleem is niet veel meer dan luie behaagzucht. Moedig of tegen de keer is het niet, tot in de verre omtrek staan de medestanders instemmend te knikken. En het geeft nog geen begin van een oplossing voor de hardnekkige jeugdcriminaliteit. Eerder is het een alibi om niks te doen.