Misschien heeft ze stiekem naar hem staan kijken vanuit de deuropening en heeft ze rechtsomkeert gemaakt, omdat ze zijn shirt te strak vond. Je ziet alles er doorheen, zelfs die kleine puntjes op zijn tepelhof. Misschien is ze hem vergeten. Misschien probeert ze hem een loer te draaien.

 

Bij de Argentijn, waar ik probeer te achterhalen wat ‘bife de lomo’ is, komt aan de tafel naast ons een jongen zitten, badend in de aftershave. De ober vraagt hem of hij alvast iets wil drinken, maar hij wil even wachten op zijn gezelschap. Na twintig minuten bestelt hij toch maar een waar hij na veertig minuten van moet plassen. Tepelhof vraagt de ober of hij in de gaten wil houden of zijn date niet toevallig binnenkomt. ‘Blond haar. Dun. Kun je zeggen dat ik naar de wc ben?’

Hij had een uur lang kunnen plassen, en dan nog was hij zijn date niet misgelopen

Hij had een uur lang kunnen plassen, en dan nog was hij zijn date niet misgelopen. Hij kijkt op zijn horloge. Probeert iemand te bellen, zucht, trommelt met zijn vingers op tafel, roept de ober om te vragen of hij haar al gezien heeft. Na die vraag een paar keer te hebben beantwoord, komt de ober niet meer naar hem toe, maar schudt hij af en toe gewoon vanaf een afstandje zijn hoofd.

Bife de lomo is ossenhaas. Intussen bouwt Tepelhof een Eiffeltoren van tandenstokers. Hij wenkt opnieuw de ober. ‘Ze is wel laat.’ De ober perst zijn lippen verontschuldigend op elkaar. ‘Zal ik u dan maar de rekening brengen?’

‘Ja.’ Tepelhof kijkt naar de tandenstokers voor hem. ‘Trouwens, nee. Doe maar de kaart. Ik kan wel vast beginnen.’ Tepelhof blijft nog anderhalf uur in het restaurant zitten. Tijdens zijn stokbrood met kruidenboter houdt hij zijn ogen strak op de ingang gericht. Tijdens zijn biefstuk met friet houdt hij zijn telefoon constant met zijn schouder tegen zijn oor geklemd, maar hij praat er geen enkele keer in.

‘Wilt u de dessertkaart?’ Tepelhof schudt zijn hoofd en vraagt om de rekening. Bij het betalen ervan geeft hij een kaartje aan de ober. ’Mijn nummer staat hierop. Voor als ze nog komt.’

Iemand die ik ook niet ken: Lotte Moeder wil Lotte naar een restaurant nemen. Maar daar heeft Lotte geen zin in. ‘Mam, ik wil daar niet heen. Niet weer. Ze hebben daar alleen maar soep en carpaccio. Niet elke keer carpaccio.’ Zielig is het kind dat zo klein is dat ze haar eigen maillot nog niet aankrijgt, maar al is uitgekeken op carpaccio. Lees hier mijn ontmoeting met Lotte terug Mijn eerder ontmoeting met: Thuis Een man en een vrouw staan op Schiphol te wachten. Ze hebben twee bezemstelen vast met een spandoek eraan: ‘Welkom, Thuis.’
Hun spandoek was ooit een dekbedovertrek; de instopflap hangt er nog aan. Zou Thuis snel thuiskomen?
Lees hier mijn ontmoeting met Thuis terug