Ergens is er iets aan de hand en er wordt wat van gevonden

Rob Wijnberg
Oprichter

Heeft u het al gehoord? Ergens is er iets aan de hand. Er is ook flinke ophef over. De meningen zijn verdeeld. Dit was het nieuws van 8 april 2054. Welkom in de wondere wereld van context collapse.

Vorige week dinsdag was dit de voorpagina van nrc.next. De kop luidde ‘Ophef op Twitter,’ met daarbij als inleiding: ‘Gisteren is Twitter ontploft. Tijdlijnen werden onbereikbaar. In nrc.next de achtergronden en duiding bij de ontstane ophef.’ 

Dat was het. Geen wie, wat, waar, wanneer, waarom. Enkel: ‘Er is ophef.’ Hier de duiding van ‘de ophef.’ 

De covertekst bleek een vleugje ironie te bevatten: het verhaal dat erbij hoorde, ging over de vraag of een krant rumoer op sociale media, zoals die was ontstaan na de moord in Deurne, serieus zou moeten nemen. Een meta-voorpagina, als het ware.

Toch meen ik in de voorpagina ook een serieuze ontwikkeling te ontwaren. Een ontwikkeling die, hoe gek dat ook moge klinken, misschien wel eindigt in de verwezenlijking van wat nrc.next hier nog als grap presenteert. Ooit, is mijn boude stelling, zal al ons nieuws er zo uitzien. Als pure vorm. Zonder verwijzing naar een werkelijkheid. Dag in dag uit zal het klinken: 

‘Goedenavond dames en heren. Ergens is er iets aan de hand. Er wordt ook iets van gevonden. Of het waar is en wat het precies betekent, is nog niet bekend. Dit was het Journaal.’

De vier tijdperken van menselijke communicatie

Om te begrijpen waarom ik zoiets op het oog nogal potsierlijks durf te beweren, moeten we even ver terug in de tijd, naar het begin van de menselijke communicatie.

Grofweg zijn er in de geschiedenis van die menselijke communicatie  te onderscheiden: het orale tijdperk, het schriftelijke tijdperk, het gedrukte tijdperk en het elektrische tijdperk.

In het orale tijdperk, tussen omstreeks 50.000 en 3.000 v. Chr., vond  van de communicatie tussen mensen mondeling plaats. Deze periode kenmerkt zich door twee dingen: 1) een beperkt bereik (de meeste communicatie vond één-op-één of in relatief kleine groepen plaats) en 2) een hoge mate van controle van de zender over de betekenis, interpretatie van zijn boodschap en de context waarbinnen die werd overgebracht. 

Anders gezegd: in het orale tijdperk was de afstand doorgaans klein, de communicatie meestal direct en de betekenis in de meeste gevallen eenduidig. De spreker oefende veel controle uit over hoe hij en zijn boodschap overkwamen op de ontvanger(s): hij kon de interpretatie ervan sturen door woordkeus, intonatie, lichaamstaal en interactie met de omgeving en door miscommunicatie snel te corrigeren.

Rond 3.000 v. Chr. ving het schriftelijke tijdperk aan - eerst in zeer basale vorm met het fonetische alfabet en hiërogliefen, later door de uitvinding van het moderne alfabet. Het schrift bracht twee grote veranderingen teweeg: 1) het bereik van de communicatie werd iets groter (communicatie kon nu ook indirecter plaatsvinden) en 2) de controle van de zender werd minder. Nog steeds oefende de zender flinke invloed uit op zijn geschreven boodschap, maar de macht over de interpretatie kwam in toenemende mate bij de ontvanger te liggen, die in een andere context en zonder bijsturing kon interpreteren.

Het begin van massamedia en beeldvorming

Dit was helemaal het geval toen eenmaal het papier (rond 100 na Chr.) en later de boekdrukkunst (ca. 1.000 na Chr.) werden uitgevonden en het gedrukte tijdperk het levenslicht zag. Het bereik van de communicatie nam, over een periode van enkele eeuwen, exponentieel toe en de controle over betekenis en context kwam nog verder af te liggen van de boodschapper.

Hier deed ook voor het eerst een zekere formattering van de communicatie zijn intrede: een vele malen opnieuw gedrukt geschrift is immers een ‘format’ - een ontwikkeling die uiteindelijk uitmondde in de totale formattering van nieuws en achtergronden (in de vorm van krant en tijdschrift). De macht over het geschreven werd zo nog verder beperkt: de zender moest binnen bepaalde fysieke kaders communiceren, en de macht over de interpretatie delen met een steeds grotere groep ontvangers die in steeds wisselende contexten de boodschap tot zich namen.

Alles in een format

Met een reuzestap vooruit belanden we uiteindelijk in het elektrische tijdperk van de menselijke communicatie, met de uitvinding van de telegraaf, de radio, de televisie en, voorlopig laatste in het rijtje, het wereldwijde web.

De intrede en explosieve groei van de elektrische communicatie heeft bovenstaande ontwikkelingen in een razend tempo doen voortschrijden: 1) het bereik werd ongekend groot (voor het eerst kan men echt spreken van massamedia) en 2) de controle over betekenis en interpretatie van welke boodschap dan ook kwam nu bij iedereen en dus in feite bij niemand te liggen (voor het eerst kan men spreken van grootschalige beeldvorming die bijna helemaal buiten de invloedssfeer van de zender ligt).

In het elektrische tijdperk is communicatie exponentieel indirect aan geen enkele context meer gebonden en volledig gedemocratiseerd

Was communicatie dus lange tijd direct aan een specifieke context gebonden en daardoor relatief eenduidig, in het elektrische tijdperk is de communicatie volledig het tegenovergestelde geworden: exponentieel indirect, aan geen enkele context meer gebonden, volledig gedemocratiseerd, eindeloos herinterpreteerbaar en daardoor compleet diffuus in betekenis.

Nu is de afbakening tussen de tijdperken natuurlijk niet zo strikt als ik hier schets. Ook in het orale tijdperk kon informatie, van mond tot mond, grote afstanden afleggen en vele vormen aannemen. En ook in het gedrukte tijdperk was de betekenis van een tekst al diffuus.

Toch onderscheidt het huidige tijdperk zich van voorgaande eeuwen door een gigantische toename in snelheid (informatie verspreidt zich nu letterlijk met de snelheid van elektriciteit) en een sterke democratisering (niet langer alleen de professional, de producent of de eigenaar van een drukpers kan massa’s bereiken, maar in potentie iedereen).

En, nog belangrijker: door een steeds striktere formattering. Bijna alle informatie over de wereld die wij dagelijks consumeren zit in extreem strakke formats gevangen: van per seconde geregisseerde actualiteitenrubrieken en talkshows, tot tweets van maximaal 140 tekens, tot standaard nieuwsberichten en afgebakende facebookposts.

De ineenstorting van context

Door bovenstaande ontwikkelingen zijn mediawetenschappers gaan spreken van een nieuw fenomeen: context collapse. Letterlijk vertaald ‘de ineenstorting van context,’ maar wellicht beter te begrijpen als het ‘in elkaar grijpen’ van eindeloos veel contexten, waardoor het zo diffuus en weinig eenduidig wordt dat er in feite van context steeds minder sprake is. Een fascinerend fenomeen met ingrijpende gevolgen voor de manier waarop we de wereld begrijpen en ervaren.

Hoewel op meerdere gebieden toepasbaar, wordt er in de theorievorming vooral gesproken over context collapse in relatie tot sociale media. Door de opkomst van onder andere Twitter en Facebook vinden grote delen van ons leven niet langer alleen maar plaats in die ene werkelijkheid waarin we ons op dat moment bevinden, en verhouden we ons ook niet alleen meer tot de mensen die we op dat moment om ons heen hebben, maar zijn we tegelijkertijd aanwezig in andere (virtuele) contexten met andere (virtuele) toeschouwers.

Dat heeft als gevolg dat je de zeggenschap over wie jij in de ogen van anderen bent en over wat je naar de buitenwereld communiceert, bedoeld en onbedoeld deelt met heel veel verschillende publieken in heel veel verschillende contexten. Met andere woorden: grote delen van het leven zijn gemediatiseerd en aan beeldvorming onderhevig geraakt.

Een schande!

Laat ik - na al deze theorievorming - een concreet, persoonlijk voorbeeld geven van wat dit in de praktijk betekent. Niet zo lang geleden werd ik uitgeroepen tot journalist van het jaar. Bij de uitreiking ervan gaf ik - vereerd als ik was - een speech voor een handjevol collega’s en familieleden, waarin ik mijn dank uitsprak.

Dat deed ik op een ironische manier: ‘Dames en heren,’ zei ik, ‘voor u staat een journalist die het niet zo op heeft met nieuws. Sterker nog, die stad en land afstruint om mensen te adviseren minder nieuws te consumeren. Dat je met zo’n houding hoofdredacteur van een krant kan worden mag een wonder heten! Maar dat je met zo’n houding ook nog tot journalist van het jaar wordt gekroond, is natuurlijk een schande!’

Iedereen die in de zaal zat, begreep hoe ik dit bedoelde: mijn lichaamshouding, mijn intonatie, mijn gezichtsuitdrukking en de context waarin dit allemaal plaatsvond, verraadden de ironie die eraan ten grondslag lag. En ook nu ik de situatie op schrift schets, kan ik uw interpretatie ervan nog flink sturen. 

Maar, zoals dat gaat tegenwoordig, werden mijn woorden al gauw elektriciteit: mijn quote ‘het is een schande dat ik de prijs heb gekregen’ werd contextloos - want: in 140 tekens - rondgetwitterd en The Post Online publiceerde een cynisch getoonzet verslag met het citaat in de kop. Zo kregen mijn woorden razendsnel een geheel nieuwe betekenis, in een geheel nieuwe context, voor een geheel nieuw publiek. 

 

Eén voorbeeld als dit klinkt wellicht niet wereldschokkend, maar het wordt prangender als we beseffen dat we in een tijd leven waarin dit voortdurend en -in potentie - met bijna alles gebeurt. Wie je bent, wat je vindt, hoe je je gedraagt en wat dat betekent: het wordt bijna allemaal gevirtualiseerd, eindeloos geherïnterpreteerd en instant-becommentarieerd door een steeds groter publiek in steeds ambiguere omgevingen.

Of, concreter: ook je ouders kunnen zien hoe jij elke zaterdagavond met je vrienden op stap bent, ook je baas is er virtueel bij als je op een zonnig terras zit, ook je vrienden zien dat je stiekem van ‘foute’ muziek houdt, ook je collega’s zien je rare hobby’s in het weekend, en belangrijker nog, ook onbekenden kijken mee met je leven in al deze hoedanigheden.

Oké, de context stort in. Dus?

Dit voortdurende in elkaar grijpen - en dus ‘instorten’ - van de contexten waarbinnen het leven zich afspeelt, heeft in de eerste plaats gevolgen voor de betekenis van privacy. De discussie daarover draait vaak om wat je al dan niet ‘te verbergen’ zou hebben, maar het strekt verder dan dat. Want zoals ik al eerder schreef: het hebben van sociale relaties is volledig afhankelijk van het vermogen om je in verschillende contexten, in het bijzijn van verschillende mensen, verschillend te gedragen/op te stellen/voor te doen. 

Het hebben van sociale relaties is volledig afhankelijk van het vermogen om je in verschillende contexten, in het bijzijn van verschillende mensen, verschillend te gedragen

Dit vermogen om mijn ene ‘ik’ (de keurig opgevoede ‘ik’ die mijn ouders graag zien) verborgen te houden voor de andere ‘ik’ (de stoere, zuipende ‘ik’ die mijn vrienden leuk vinden), is een wezenlijk onderdeel van wat het betekent om ‘jezelf te zijn.’ Bovendien zou het sociale verkeer onmogelijk worden als we niet in staat zouden zijn ons in verschillende situaties anders voor te doen. Wie je bent in het bijzijn van je geliefde in de slaapkamer, verschilt wezenlijk van wie je bent in de buurt van je collega’s op je werk - en dat is maar goed ook. 

Context collapse bemoeilijkt dit sociale rollenspel enorm. Of preciezer: in het elektrische tijdperk, waarin alles wat je zegt, denkt, doet en voelt - door jezelf en door anderen - omgezet kan worden in ‘een beeld’ voor een ongedefinieerd publiek, is het moeilijker ‘jezelf te zijn’ en moeilijker controle uit te oefenen over hoe jij en je communicatie moeten worden begrepen. 

Geschrokken van het filmpje 

De extreme voorbeelden hiervan kennen we: denk aan het meisje uit Haren dat in de veronderstelling was haar vrienden op Facebook uit te nodigen voor een feestje en uiteindelijk haar huis moest uitvluchten vanwege een dreigend slagveld veroorzaakt door honderden onbekenden.

Maar ook in minder extreme vorm is dit probleem van context collapse voortdurend aanwezig. Neem bijvoorbeeld de twee begeleidsters van een kinderdagverblijf in Amsterdam die afgelopen week op non-actief werden gezet, nadat er een filmpje op Facebook was verschenen - gefilmd door een buurvrouw van het dagverblijf - waarop te zien is hoe twee kinderen minutenlang huilend bij de achterdeur stonden.

Het filmpje veroorzaakte eerst enorme verontwaardiging op Facebook, waarna de directie er lucht van kreeg en de aanwezige leidsters op non-actief zette. Dat nieuws werd weer door het NOS naar buiten gebracht (onder de typische kop: waarmee het incident landelijke bekendheid verwierf.  

Dit alles zonder dat bekend was wat er nu werkelijk aan de hand was. Werden de kinderen opzettelijk buitengesloten? Of zat de deur klem? Werden ze genegeerd uit treiterij? Of kregen ze straf? En was die straf terecht? Waren ze de hele dag al onhandelbaar en moesten ze even afkoelen? Of waren ze echt in paniek? Niets van dit alles werd op enige manier duidelijk.

Wat op zo’n moment overblijft, is context collapse: huilende kinderen, door een vreemde van een afstand gefilmd, op Facebook gezet, met instinctieve verontwaardiging tot gevolg, een bestuur dat in paniek raakt en een landelijke nieuwszender die bericht over ‘de onstane ophef.’ En ook al is op dat moment nog niets van de werkelijke aard, toedracht en context bekend, de ‘virtuele context’ leidt al tot (echte!) sancties jegens de leidsters.

De verklaring van de directie daarover was ook tekenend: ‘Wij zijn heel erg geschrokken van het gepubliceerde filmpje op Facebook. In de loop van vandaag zal er gesproken worden met de betreffende kinderleidsters en leidinggevende om te achterhalen hoe de situatie precies is geweest.’ Of, in gewoon Nederlands: we zijn boos, hebben maatregelen getroffen en gaan achteraf uitzoeken wat er aan de hand is.

Wat overblijft, is de vorm

In het elektrische tijdperk, waarin alles wat er in de wereld gebeurt in virtuele, strak geformatteerde contexten gevat kan worden en vervolgens binnen een microseconde door eindeloos veel mensen kan worden geïnterpreteerd en becommentarieerd, is het dan ook niet alleen ‘de context’ die op losse schroeven komt te staan: de betekenis die wij aan de hand van die context aan de wereld toedichten wordt - als het ware - tenietgedaan. Wat is nog waar, werkelijk en wezenlijk in een wereld waarin alles virtueel, vloeibaar en vluchtig is? 

Natuurlijk, die vraag houdt de mensheid al bezig van Plato tot Hamlet: wat is waar en wat is schijn? Maar de moderne manifestatie ervan is zo alomtegenwoordig dat het - in mijn ogen - nagenoeg alle grote maatschappelijke problemen verklaart.

Van Den Haag krijgen we vooral de campagnebeloften, de spin, de pr, de uitglijders en de conflicten mee: zo ontstaat het gevoel dat ‘de politiek’ niets presteert. Van minderheden zien we vooral de radicale en criminele uitzonderingen: zo ontstaan stigmatisering en discriminatie. In de economie horen we vooral over ontslagen en bezuinigingen: zo blijft een permanente sfeer van crisis in stand. En van de straat zien we vooral de berovingen, moorden, aanslagen en opstanden: vandaar het toenemende gevoel van onveiligheid.

Een beeld, geperst in een format, geïnterpreteerd door een zender, becommentarieerd door een publiek, teruggekookt tot wat uiteindelijk het beste verkoopt

De rode draad is hier dat beeldvorming nooit eerder zo dominant is geweest als nu. Het is dan ook een louterend besef dat het gros van onze ideeën en oordelen over de wereld gebaseerd zijn op een op emoties gerichte, aan simplificering onderhevige en door steeds geavanceerdere communicatietechnieken vormgegeven afgeleide: een beeld, geperst in een format, geïnterpreteerd door een zender, becommentarieerd door een publiek, teruggekookt tot wat uiteindelijk het meest beklijft. Van de overige 99,9 procent weten we nagenoeg niets. 

Schrijdt die ontwikkeling voort, zoals ze dat nu doet, dan zal de context die noodzakelijk is om de wereld op waarachtigheid en waarde te schatten uiteindelijk zodanig naar de achtergrond verdwijnen dat alleen de vorm nog overblijft. Vergezocht? Hier een greep uit het nieuwsaanbod voor vorige week:

(De Volkskrant, 4 april 2014)

(De Telegraaf, 31 maart 2014)

(RTV Oost, 2 april 2014)

(De Telegraaf, 5 april 2014)

Waar dat eindigt?

‘Ophef over emoties over interpretatie van beeld van gebeurtenis’

Het Journaal, 8 april 2054.