Depressie is een ziekte van de hele maatschappij
Een depressie herken je, volgens het handboek van de psychiatrie, aan een lijst symptomen. Maar daarop ontbreekt volgens filosoof en psycholoog Bert van den Bergh het belangrijkste kenmerk: een gevoel van isolement. Er is volgens hem een nieuwe taal nodig om daarover te praten en denken.
Radio-dj Stephan Bouwman onderbrak vorig jaar plotseling een opgewekte uitzending op Q-music met een bekentenis: ‘Het gaat niet goed met me. Ik voel me gewoon klote.’
In tranen vervolgde de dj dat hij zijn luisteraars beloofd had altijd eerlijk te zijn en dat hij niet langer voor zich kon houden dat hij zich eenzaam en alleen voelde en op een wachtlijst stond voor professionele hulp.
Ik ben de enige niet, was zijn boodschap, maar niemand praat erover.
Het ‘taboe’ op psychisch leed is een cliché geworden dat bijna elk gesprek over dit onderwerp vergezelt. Wie publiekelijk praat over zijn pijn, doet dat om het ‘bespreekbaar te maken’, de ‘stilte te doorbreken’ en anderen ervan te overtuigen dat het oké is om uit de kast te komen als depressief.
Het klinkt tegenstrijdig: er rust een taboe op depressie, maar we hebben het er wel de hele tijd over
‘Praat erover’, was een paar jaar geleden de slogan van een landelijke overheidscampagne gestart door minister Edith Schippers. En ook afgelopen maand was het speerpunt van de ‘#openup-week’ op 3FM de schaamte die veel mensen voelen om over hun problemen te praten.
Zo zijn er verder het Depressiegala, de #Trueselfie-weken van de NPO en de ‘Hey, het is oké’-campagne. Ze staan stuk voor stuk in het teken van die bespreekbaarheid. En ook op YouTube, waar ik weken naar het leed van anderen keek, luidt de legitimering om je hart te luchten meestal: het taboe moet doorbroken!
Het klinkt tegenstrijdig: er rust een taboe op depressie, maar we hebben het er wel de hele tijd over. De programma’s over psychische problemen stapelen zich op. Depressie en burn-out zijn al jaren trending topics. Er verschijnen zo veel boeken en artikelen over het onderwerp dat je kunt zeggen dat het monster depressie zijn eigen dodebomenindustrie heeft voortgebracht.
Waarom blijft iedereen dan beweren dat depressie onbespreekbaar is?
Depressie is een schop tegen onze fundamenten
Misschien is dat gevoel van onbespreekbaarheid zélf wel een kenmerk van depressie. Het gevoel dat je anderen niet kunt bereiken, dat je eenzaam, geïsoleerd en opgesloten bent in je ervaring is een steeds terugkerend thema in verslagen van de aandoening.
‘Physically I was not alone, but I felt an immense and aching solitude’, zo schreef de Amerikaanse auteur William Styron in een van de beroemdste depressiedagboeken, Darkness Visible (1990).
Depressie is een individuele ervaring. Maar over wat die ervaring precies inhoudt kunnen we het, al die gesprekken ten spijt, niet goed hebben. De taal waarin depressie vandaag besproken wordt is vaak medisch, mechanisch en heeft betrekking op symptomen, niet op de existentiële beleving.
Hoe dat zo gekomen is, en wat we eraan kunnen doen, is het onderwerp van De schaduw van de zwarte hond. Depressie als symptoom van onze tijd (2019), van psycholoog en filosoof Bert van den Bergh, die op het onderwerp promoveerde. Het boek is een culturele geschiedenis van het denken over depressie; Van den Bergh verkent wat de ervaring van depressie nu eigenlijk betekent. Wat zegt depressie over onze cultuur en de manier waarop we vandaag in de wereld staan?
Hij en ik eten soep in Haarlem, terwijl ik tevergeefs probeer het gesprek overzichtelijk te houden. Zijn boek is complex filosofisch, en hoewel de auteur helder spreekt, blijkt het onderwerp zo vloeibaar als onze bestelling. We hebben het over ongeveer alles.
‘Als je wilt weten hoe iets in elkaar zit’, zegt Van den Bergh, ‘moet je er een schop tegen geven. Depressie is een schop tegen onze fundamenten. Het gaat over de existentie.’
Is depressie niet gewoon een hersenziekte?
‘Het is zaak’, zo schrijft hij in zijn inleiding, ‘om de individuele aandoening te beschouwen als een sociale pathologie: een probleem met een collectieve voedingsbodem.’
Daarmee schaart hij zich bij voorgangers als Paul Verhaeghe en Dirk De Wachter, die psychische ziekten in hun boeken ook beschouwen als sociale pathologie, ingegeven door de tijdgeest. En ook bij wetenschapstheoreticus Trudy Dehue, wier boek De depressie-epidemie veel invloed heeft gehad op het debat sinds het tien jaar geleden verscheen.
Van den Berghs boek is cultuurfilosofisch, zegt hij. ‘Ik vraag me af: waar komt het huidige beeld van depressie vandaan en wat zegt dat beeld over onze filosofische subjectiviteit?’
Subjectiviteit, voor wie de filosofieles gemist heeft, verwijst naar hoe je als denkend, voelend wezen in de wereld staat, in relatie tot andere mensen en in interactie met de maatschappij.
De vorming van het moderne subject legt Van den Bergh in zijn boek naast de geschiedenis van de moderne psychiatrie. Daarin speelt de Duitse psychiater Emil Kraepelin (1856-1926), tijdgenoot en rivaal van Freud, een hoofdrol. Zo’n grote rol zelfs dat we de huidige omgang met psychisch leed kunnen begrijpen als in wezen ‘kraepeliniaans’.
Meer dan Freud kan Kraepelin worden gezien als de grondlegger van de wetenschappelijke psychiatrie. Hij was de vader van het idee dat psychische ziekten hun oorsprong vinden in de hersenen.
Zulke aannames ziet Van den Bergh overal terug in het debat: ‘Als cabaretier Mike Boddé bij Jinek vertelt over zijn depressie herhaalt hij, gevraagd naar wat depressie is, bijna letterlijk wat Kraepelin al schreef in 1883: “Wat een depressie is, is heel moeilijk uit te leggen. Dat weten ze ook nog niet precies. We weten inmiddels dat het waarschijnlijk een hersenziekte is.”’
De bewering dat depressie een hersenziekte is, is misleidend
Ook de Hersenstichting herhaalt dit vaak. Depressie is een hersenziekte, je kunt er niks aan doen, horen we een jonge depressieve vrouw zeggen in een recent spotje.
‘Ik wil voorzichtig zijn met suggereren dat depressie geen ziekte is’, zegt Van den Bergh, ‘want daarmee bagatelliseer je de ervaring van mensen die er wel degelijk doodziek van zijn. Het kan bovendien een enorme opluchting zijn om te horen dat je ziek bent. Maar de bewering dat depressie een hersenziekte is, gezien de huidige stand van onze kennis, ronduit misleidend.’
Symptomen kunnen onmiskenbaar fysiek zijn, erkent Van den Bergh, depressie kan je heel ziek maken. Maar het een hersenziekte noemen, is een van vele manieren om de aandoening in een biologisch kader te plaatsen en te suggereren dat de wetenschap op een dag een definitieve, lichamelijke oorzaak zal vinden.
Symptomen zijn niet de depressie
Deze kraepeliniaanse manier van denken is volgens Van den Bergh extra dominant geworden door de ‘DSM-revolutie’. Met het diagnostisch handboek van de psychiatrie, de Diagnostical and Statistical Manual of Mental Disorders, die vanaf de jaren tachtig steeds meer toonaangevend werd, deed het medisch-diagnostisch model van psychische ziekten definitief zijn intrede.
De dominantie van de biopsychiatrie en de nadruk op symptomen van de DSM zorgen ervoor dat we depressie nu vooral zien als een lichamelijk en daarmee medisch probleem.
Zoals we, in tijden dat de psychoanalyse dominant was, zeiden dat het allemaal door je moeder kwam, zeggen we nu dat het lichaam je in de steek laat als je depressief bent. Deze medische benadering ontneemt ons het zicht op de betekenis van de individuele ervaring.
De DSM omschrijft depressie aan de hand van negen symptomen, waaronder ‘somberheid’ en ‘verlies van interesse in bijna alle activiteiten’.
Isolementsgevoelens, meent Van den Berg, zijn in de DSM niet geclassificeerd als kernsymptoom, maar als bijverschijnsel. Terwijl autobiografische verslagen van depressieve personen laten zien dat verstoorde interpersoonlijke relaties wezenlijk deel uitmaken van depressies, en er niet alleen een gevolg van zijn.
Van den Bergh denkt dat je dat gevoel van isolement het beste ‘fenomenologisch’ kunt benaderen, dat wil zeggen: kijkend naar de inhoud van de ervaring. En daar helpt de huidige psychiatrische praktijk vaak niet bij.
‘Depressie is formeel weliswaar gecategoriseerd als een stoornis van het gevoelsleven’, zegt hij, maar dat zie je niet terug in de omgang ermee. ‘Waarschijnlijk de meest toegepaste behandeling naast antidepressiva is paradoxaal genoeg cognitieve gedragstherapie, die ingaat op je gedachten.’
Ook cultuur speelt mee als oorzaak van een depressie
Van den Bergh: ‘Of je nu zegt “het is een hersenaandoening, waarvoor je medicatie moet nemen”, of “het is een cognitief probleem van negatieve gedachten, die je kunt ombuigen”; allebei leidt het tot symptoombestrijding, dweilen met de kraan open. Je adresseert niet de diepe ontstemdheid die depressie is.’
Die ontstemdheid tekent onze hedendaagse cultuur. En behalve trauma, verwaarlozing, genetische aanleg, een ongezonde levensstijl en alle andere complexe oorzaken die een depressie kan hebben, speelt volgens Van den Bergh in veel gevallen ook de cultuur mee.
Wees alleen, wees een winnaar
Hoe cultuur depressie kan voortbrengen, leggen alle critici aan wie Van den Bergh verwant is op net een andere manier uit. Voor Dehue is depressie de keerzijde van hedendaagse deugden als zelfverwerkelijking en de plicht het lot in eigen handen te nemen. Verhaeghe brengt het in verband met het maakbaarheidsideaal. De Britse Johann Hari noemt depressie een kwestie van verbroken sociale verbindingen.
Voor Van den Bergh, zo vat hij de moeilijkste hoofdstukken uit zijn boek samen, heeft het te maken met wat we tegenwoordig zien als het ‘goede leven’, in feite een set etiketten en gedragsnormen die voorschrijven hoe je een succesvol mens moet zijn. De druk van die eisen voelt bijna iedereen – ze maken ons rijp voor depressie.
Wat dat ‘goede leven’ namelijk in ons opwekt laat zich in één woord samenvatten als isolisme – een giftig mengsel van egoïsme en hedonisme.
Je ziet de kern van dat isolisme bijvoorbeeld goed terug in de alomtegenwoordigheid van talentenshows, aldus Van den Bergh, die ook bij de jongste kinderen heel populair zijn. ‘Wat is de boodschap die de kijker aan talentenshows kan ontlenen?’ vraagt hij. ‘Schitter en geniet, ook van je medekandidaten, maar zorg dat ze verdwijnen.’
‘Wees succesvol, wees alleen en wees een winnaar’, kortom.
Van den Bergh: ‘Het is niet voor niets dat de persoon die troont in het hart van onze ultraliberale cultuur zo’n boodschap belichaamt. Donald Trump werd bekend door zijn talentenshow The Apprentice. We worden tegenwoordig allemaal aangesproken als aspiranten en worden geacht ontvankelijk te zijn voor die boodschap.’
Je komt alleen, je bent alleen en je gáát alleen
‘Depressie is het isolisme dat pijn begint te doen’, zegt Van den Bergh. ‘Het is de erfenis van de jaren zestig en zeventig, en van de jaren tachtig en negentig. De zelfbevrijding van die eerste epoche en de marktbevrijding van het tweede klikten soepel in elkaar. En hier zijn we: een legioen isolisten die massaal last hebben van depressie.’
Van den Bergh haalt Jan Cremer aan, in plat Amsterdams: ‘Je komt alleen, je bent alleen en je gáát alleen. En als je dát maar doorhebt, dan heb je een geweldige tijd.’
‘Dat is onze hedendaagse opdracht’, zegt hij, ‘en die opdracht maakt ons depressief. Het staat haaks op het wezen van de mens. Wat is een mens? “Het niet-vastgestelde dier”, zei Nietzsche. Een afstemmingswezen. De mens wordt getypeerd door een fundamentele openheid ten aanzien van de wereld en moet zich aanhoudend afstemmen op anderen en op zichzelf.’
‘Wat we een stemmingsstoornis noemen, is dus eigenlijk een afstemmingsstoornis.’
‘Dat afstemmen vraagt namelijk tijd en ruimte die we niet krijgen en nemen in deze hyperdynamische en ultra-individualistische wereld. Onze verhouding tot de wereld is vluchtig en instrumenteel. De depressie-epidemie vraagt om een elementaire en massale herstemming, om herstel van onze ontvankelijkheid en betrokkenheid, op allerlei fronten, op allerlei niveaus, op allerlei manieren.’
‘Anders zal de war on depression nooit ophouden.’
Depressie is een probleem van iedereen
Want door de aandoening massaal te duiden als een hersenziekte, stelt Van den Bergh, brengen we tot zwijgen wat depressie ons wil vertellen. ‘We verweren ons tegen ons eigen verweer.’
Neem Laura van Kaam, zegt hij, die in 2013 The Voice Kids won. ‘In 2016 deelt ze op Facebook dat ze zwaar depressief is. Niet veel later verschijnt ze weer op het podium, maar daarop volgt een suïcidepoging.’
‘Laura zat nog op school toen ze de talentenshow won. In een talkshow legt ze later uit dat ze daarvoor al op een hoog niveau paard reed. Ze zei: we zijn allemaal enorm ambitieus bij ons thuis – niet omdat het móét, maar omdat we zo zijn.’
‘Je hoort haar tussen de regels door zeggen dat de prestatiedruk haar te veel is’, aldus Van den Bergh, ‘maar ze zegt het nét niet. Iemand concludeerde in een krantenartikel dat dit soort bekentenissen van bekende mensen zinnig zijn, omdat zo voor iedereen duidelijk wordt dat je depressief kunt zijn en toch op een podium kunt staan. Dat lijkt me nu echt precies de verkeerde conclusie!’
‘The show must go on, is de boodschap. Wees een winnaar, wees alleen.’ Terwijl de symptomen van je depressie – somberheid, slapeloosheid, schuldgevoel – eigenlijk een waarschuwing zijn: ‘Misschien moet je die show wat veranderen.’
Van Kaam flirt met een maatschappelijke duiding van haar depressie (prestatiedruk) maar uiteindelijk concludeert ze dat ze lijdt aan een individuele ziekte, die genezen moet worden. Juist dat is volgens Van den Bergh zo pijnlijk aan de moderne omgang met depressie.
Want hoewel de ervaring hoogst individueel is, zou het probleem dat niet moeten zijn. Van den Bergh: ‘Er bestaan culturen waarin emotie veel meer als een groepsding gezien wordt.’
Maar is het niet ook gewoon veel overzichtelijker voor iemand die lijdt om te zeggen dat het een ziekte is waarvan je zelf kunt genezen? Wat heeft een depressief persoon aan het ingewikkelde boek van Van den Berg, behalve een hoop verwarring?
Van den Bergh: ‘Iets wat ingewikkeld is, moet je niet willen versimpelen. We moeten de complexiteit van het fenomeen depressie aandurven. Het kan troostrijk zijn en je minder eenzaam maken als je je realiseert dat dit complexe probleem iets is wat we delen. En dat het daarmee ook niet je eigen schuld is. De vervreemding speelt zich alom af en aldoor, iedereen kan daaraan relateren. We zullen ons met z’n allen moeten herschikken.’
Kan het ook anders?
‘Gelukkig hebben we ook een cultuur waarin je die mogelijkheden tot herschikking kunt verkennen’, meent de auteur. ‘Er zijn allerlei manieren waarop je op zoek kunt gaan naar meer verbinding en afstemming.’
De Duitse socioloog Hartmut Rosa, wiens werk van groot belang is voor Van den Bergh, hoopt bijvoorbeeld dat het basisinkomen kan helpen bij het omzetten van de existentiële grondmodus van onze cultuur, van onderlinge strijd naar solidariteit, zodat de diepe angst voor de sociale dood verdwijnt.
Van den Bergh: ’Zulk optimisme hoor ik ook in de verhalen van collega’s als Dehue, Verhaeghe en Johann Hari. Hoewel er geen simpele oplossing bestaat, wijzen ze allemaal in de richting van nieuwe vormen van collectiviteit als tegenwicht voor het dominante ultraliberalisme.’ Zo noemt hij het werk van de Vlaamse historica Tine De Moor, die spreekt van een ‘derde collectievenrevolutie’.
Sinds Dehues boek, meent Van den Bergh bovendien, beginnen er steeds meer scheuren te ontstaan in het vertrouwen in het ‘DSM-regime’ en de visie op psychisch leed die daarbij hoort. ‘Op allerlei fronten in de geestelijke gezondheidszorg klinken tegengeluiden, waarbij meer aandacht komt voor het unieke verhaal en de individuele ervaring van mensen die lijden.’
Hij haalt hoogleraar Innovatie in de GGZ Floor Scheepers aan, die aan de Universiteit Utrecht onderzoek doet met ervaringsdeskundigen en net als veel collega’s pleit voor afschaffen van labels uit de DSM.
Het zijn beginnetjes in het ontwikkelen van een nieuwe taal om over psychisch leed te praten. Een taal waarbinnen de ervaring meer ruimte heeft en het woord ‘diagnose’ een andere betekenis krijgt of wellicht helemaal verdwijnt.
Betekent dat ook het einde van de schier oneindige stroom ‘cultuurdiagnoses’ zoals Van den Bergh die schetst?
Je zou het bijna hopen, zegt hij.
Hebben jij of een naaste suïcidale gedachten? Neem in Nederland dan contact op met 113 Zelfmoordpreventie en in België met 1813 Zelfmoord.