Een stoomcursus Europees Parlement: wat doet het, en wat maakt mijn stem uit?
Op 23 mei is het feest van de Europese democratie. We mogen dan de leden van het Europees Parlement kiezen. Maar hoe werkt het Parlement eigenlijk? Waar houdt het zich mee bezig, hoeveel macht heeft het en hoe beïnvloedt het ons dagelijks leven?
Waanzinnig groot is de kans niet dat de Europese verkiezingskoorts na het grote lijsttrekkersdebat van maandag 13 mei tot gloeiende hoogte zal stijgen n Nederland. Dat is onrechtvaardig en onbegrijpelijk, want het Europees Parlement waar we op 23 mei op mogen stemmen, heeft een stevige invloed. Niet alleen op iets abstracts als de politieke koers van de EU, dat verre instituut in Brussel, maar ook op ons dagelijkse leven.
Ga maar na:
- De tarieven voor mobiel bellen in het buitenland
- De CO2-uitstoot van auto’s en vrachtwagens
- De opvang en spreiding van asielzoekers
- Het verbod op pulsvisserij
- Verdringing op de arbeidsmarkt
- De bescherming van onze data
- De strijd tegen witwaspraktijken
- De oprichting van een Europees Defensiefonds
Het is maar een kleine greep uit de talloze onderwerpen waarover het Europees Parlement zich in de afgelopen periode heeft gebogen. Het sleutelde in de periode 2014-2019 aan honderden wetsvoorstellen en wist er de afgelopen vijf jaar 325* goed te keuren.
Het Europees Parlement mag op veel meer beleidsterreinen zijn stem laten horen dan vroeger. Het Verdrag van Lissabon, dat in 2009 van kracht werd, legde dit aantal vast op 85, bijna twee keer zo veel als daarvoor.
Op al die terreinen* – zoals milieu, energie, landbouw, consumentenbescherming, migratie, interne markt, sociaal beleid, discriminatiebestrijding – heeft het Parlement nu echt iets te zeggen. Het Parlement heeft er dezelfde status als de Raad van Ministers, de vergadering van de vakministers van alle EU-landen op het betreffende terrein.
Het gaat dus echt ergens over, volgende week bij de Europese verkiezingen. Daarom vandaag: een stoomcursus van acht vragen en antwoorden over hoe het Parlement dat je mag kiezen te werk gaat, wat zijn macht is en wat zijn tekortkomingen zijn en hoeveel gezag het heeft.
Wat doet het Europees Parlement?
Het voorbereiden en voorstellen van Europese wetten is een klus die de Europese Commissie klaart. Aan de vraag ‘waarom komt de Europese Commissie met bepaalde wetten, en hoe groot is de invloed van de lobby daarop?’ kunnen we met gemak een aparte explainer wijden.
Maar hieronder richt ik me op het Europees Parlement. Dat komt pas om de hoek kijken als het Commissievoorstel er is.
Voor alle 85 onderwerpen waarover het Parlement iets te zeggen heeft, geldt de ‘gewone wetgevingsprocedure’. Die verloopt zo:
- De Europese Commissie dient een wetgevingsvoorstel in.
- Het Europees Parlement en de Raad van Ministers buigen zich daar beide over en komen elk met wijzigingsvoorstellen. Het Europees Parlement stemt over die ‘amendementen’, waarbij een simpele meerderheid voldoende is om een voorstel aan te nemen. De Raad besluit over de daar voorgestelde wijzigingen met een gekwalificeerde meerderheid.
- Als de twee medewetgevers hun positie hebben bepaald en het onderling oneens zijn, beginnen de onderhandelingen tussen Parlement en Raad, waarbij de Commissie in een ondersteunende rol aanzit.
- Uiteindelijk is een wetsvoorstel pas aangenomen als zowel Parlement als Raad akkoord is.
Zo op het oog heeft het Parlement dus veel macht. En het doet er ook alles aan om zijn invloed maximaal op te rekken. In 2014 pleegde het zelfs een kleine coup met de invoering van het systeem van de ‘Spitzenkandidaten’: sindsdien schuift elke fractie in het Europarlement een lijsttrekker naar voren voor de Europese verkiezingen, die meteen de kandidaat is om de Europese Commissie te leiden.
Formeel gezien draagt de Europese Raad de nieuwe voorzitter voor. Maar het Europees Parlement moet wel zijn zegen geven aan die kandidaat. Het Parlement zei nu heel slim: wij zeggen alleen ‘ja’ als de voorgestelde voorzitter een van de Spitzenkandidaten is. Zo kwam het dat in 2014 de Luxemburgse oud-premier Jean-Claude Juncker, de Spitzenkandidat van de Europese Volkspartij (EVP), het tot voorzitter van de Europese Commissie schopte.
Dit keer trekt Manfred Weber de EVP-lijst. Niet meteen een droomkandidaat: Weber heeft geen enkele ervaring als bewindspersoon, heeft de uitstraling van een bankbediende en geldt als iemand die te lang de Hongaarse premier Viktor Orbán de hand boven het hoofd heeft gehouden.
Nederland levert dit keer maar liefst twee Spitzenkandidaten: Frans Timmermans is het gezicht van de sociaaldemocraten en Bas Eickhout samen met de Duitse Ska Keller van De Groenen.
Of het Parlement dit keer weer voet bij stuk houdt, valt nog te bezien. Zal het echt ‘nee’ zeggen als de Europese Raad een andere Commissievoorzitter oppert dan een van de Spitzenkandidaten, de gewaardeerde Brexitonderhandelaar Michel Barnier bijvoorbeeld?
Zeker is dat de Raad stevige tegenstanders telt van het systeem van Spitzenkandidaten, zoals de Franse president Emmanuel Macron. Het is geen toeval dat de liberale fractie, die hoopt dat Macron zich aansluit, dit keer een team van zeven in plaats van één kandidaat naar voren heeft geschoven.
Het valt niet te ontkennen: het Parlement heeft meer macht gekregen en trekt ook steeds meer macht naar zich toe. Toch moet je zijn invloed niet overschatten.
Het Parlement kan alleen zijn plasje doen over een wetsvoorstel dat de Europese Commissie voorlegt. Zelf heeft het geen recht van initiatief. Met de regelmaat van de klok neemt het resoluties aan over wat hoognodig zou moeten gebeuren. Maar die hebben meestal een symbolische waarde, ze dwingen niets af.
Het Parlement kan alleen zijn plasje doen over een wetsvoorstel dat de Europese Commissie voorlegt. Zelf heeft het geen recht van initiatief
Bovendien heeft het Parlement in de Raad een geduchte tegenspeler. Niet zelden doet het Parlement een poging een voorstel van de Commissie aan te scherpen, waarna de Raad het weer afzwakt en ze in onderlinge onderhandelingen ergens halverwege uitkomen op een waterig compromis. En soms stuit het Parlement domweg op een ‘njet’ van de Raad. Zo wilde het Europarlement heel graag een beslissing forceren over de verdeling van asielzoekers over de EU-landen. Maar dat plan zit tot nu toe muurvast in de Raad.
Ook staat het Parlement regelmatig buitenspel bij cruciale beslissingen. Neem de EU-Turkijedeal. Dit was geen wet maar een afspraak tussen de EU-landen en Turkije. Het Parlement had er in de praktijk niets over te zeggen. Bij de bankencrisis en de crisis in Griekenland was het Parlement eveneens toekijker. Het waren de regeringsleiders die de reddingsplannen voor de banken uitdokterden en besloten over de (moordende) voorwaarden waaronder Griekenland financiële steun kon krijgen.
Het was ook om die reden dat onze premier de Europese verkiezingen in januari dit jaar ‘niet zo relevant’* noemde. De echte macht ligt, vond hij, bij de landen als Duitsland en het zijn de nationale verkiezingen die ertoe doen.
Heeft het Parlement veel gezag?
Het Europarlement speelt dus de tweede viool – en dat is maar goed ook, vinden veel critici. Tenslotte is het maar een nepvolksvertegenwoordiging, menen ze.
Daarvoor hebben ze twee argumenten:
- Van alle verkiezingen zijn de Europese die met de laagste opkomst. En die opkomst* daalt al decennia: van 62 procent bij de oprichting van het Parlement in 1979 tot 42 procent in 2014. Het Europees Parlement mag dan steeds meer macht hebben gekregen, de burgers lijken het steeds minder te zien als hun vertegenwoordiging.
- Er ontbreekt een Europees volk en een Europese publieke ruimte die nodig zijn om een Europese democratie te stutten. De democratie heeft in essentie nog een nationaal karakter.
Dat de opkomst laag is, valt niet te ontkennen. Maar betekent de lage opkomst bij de verkiezingen in de VS, bijvoorbeeld, dat de Amerikaanse democratie niet functioneert? Is het hoge aantal niet-stemmers een teken dat ze het Europees Parlement niet vertrouwen? Dat laatste is volgens de Eurobarometer* in ieder geval niet waar. Deze geregeld herhaalde opiniepeiling laat zien dat Europeanen juist meer vertrouwen hebben in het Europees Parlement dan in hun eigen nationale volksvertegenwoordiging.
Ook het tweede bezwaar kunnen we relativeren. ‘De meest luie manier om het Europees Parlement te diskwalificeren is te zeggen dat er geen Europees volk bestaat’, schreef* politiek filosoof en historicus Luuk van Middelaar onlangs. Het idee ‘geen demos (Grieks voor ‘volk’) dan ook geen democratie’ noemde hij een ‘nepwijsheid’. Want de uitdagingen waar we voor staan dwingen ons tot gezamenlijk handelen, waardoor beetje bij beetje een ‘politieke lotsverbondenheid’ is gegroeid en een Europawijd debat, stelt hij. En inderdaad: overal in Europa spraken we over de Griekse crisis, over de vluchtelingen op Lampedusa, over de gele hesjes in Frankrijk.
Dat is alvast een goede reden om te stemmen: zo draag je bij aan een hoge opkomst, waarmee je de legitimiteit van het Europarlement vergroot.
Waarom kan ik alleen stemmen op kandidaten uit eigen land?
De verkiezingen vinden tussen 23 en 26 mei plaats in alle 28 EU-landen. Iedereen kan dan stemmen op kandidaten uit eigen land. In Nederland zijn er in totaal 306 kandidaten* voor zestien partijen, van lijst 1 (D66) tot lijst 16 (Volt Nederland, een partij die in meer landen meedoet en een pan-Europese beweging wil vormen).
Anders dan wat pro-Europese partijen willen, is het stemmen nog netjes langs nationale lijnen verdeeld. Al zijn er enkele uitzonderingen op de regel. Als een in België woonachtige Nederlander ontdekte ik dat ik in Nederland op een Nederlandse kandidaat kan stemmen, maar dat ik er óók voor kan kiezen mijn stem in België op een Belgische kandidaat uit te brengen. Ook mag je, als je in een ander Europees land woont, je daar kandidaat stellen.
Maar waarom mag je het bolletje van een kandidaat uit een ander EU-land eigenlijk niet rood kleuren? Het zijn toch Europese verkiezingen, geen nationale?
Het was het Europees Parlement zelf dat het idee van transnationale verkiezingen wegstemde
Al jaren gaan er stemmen op voor een ‘Europese kieslijst’, voor ten minste een deel van de zetels in het Europees Parlement. In dat geval zou je twee keer mogen stemmen: een keer op een kandidaat uit eigen land, en een keer op een kandidaat uit een willekeurig ander land.
Het voordeel: de kandidaten op de Europese kieslijst hebben er belang bij om zieltjes in heel Europa te winnen. Dat stimuleert hen Europese belangen te verdedigen in plaats van nationale. Ook kan dit een Europees publiek debat op gang brengen. Dat dit nu niet kan, zien velen als de grote makke van de EU.
‘Laten we ervoor zorgen dat mensen in cafés in Napels en restaurants in Galway over dezelfde verkiezingsthema’s praten’, zei* de Ierse premier Leo Varadkar, voorstander van zulke pan-Europese lijsten, begin 2018. Hij vond de Franse president Macron aan zijn zijde. Die wil dat bij de volgende verkiezingen in 2024 maar liefst de helft van de zetels in het Parlement ‘transnationaal’ is.
Maar voorlopig zal het er niet van komen. Het was nota bene het Europees Parlement zelf dat het idee in februari 2018 wegstemde.* De tegenstanders waren bang dat de nationaal verkozen parlementsleden dan tweederangsfiguren worden. Ook vreesden ze dat de grote landen te veel zouden domineren bij de transnationaal verkozen kandidaten en meenden ze dat dit de kloof tussen kiezer en Parlement juist zou vergroten.
Hoe zijn de zetels in het Parlement verdeeld?
In totaal telt het Europees Parlement 751 zitjes. Duitsland, dat de meeste inwoners telt, heeft er de meeste: 96. Dat is het maximum dat in het Europees Verdrag is vastgelegd. Hoeveel inwoners je ook hebt, meer dan 96 zitjes krijg je nooit. En hoe klein je ook bent, je hebt altijd recht op zeker zes zetels. Cyprus, Malta, Luxemburg en Estland zijn de Europese kleintjes met dat aantal. Voor de rest geldt: hoe groter de bevolking is van een land, hoe meer stemmen je voor een zetel nodig hebt. Dit principe moet voorkomen dat de grote landen te zeer domineren.*
Maar als we op zoek gaan naar de formule om de verdeling van die 751 zetels te berekenen, blijkt die er domweg niet te zijn. De precieze zetelverdeling* is de uitkomst van politieke strijd in de achterkamertjes.
Toen de naderende Brexit het Parlement dwong na te denken over de verdeling na het vertrek van het Verenigd Koninkrijk, gaf een deftig gezelschap van hoogleraren advies. Het noemde de huidige verdeling een knoeiboel zonder rationele basis. Zo is de bevolking van Spanje een stuk kleiner dan die van Duitsland. Toch vertegenwoordigt een zetel in het Parlement juist meer Spanjaarden dan Duitsers.
Het gezelschap stelde daarom een formule voor: het Cambridgecompromis. Dat zou flinke verschuivingen opleveren. Frankrijk zou er tien zetels bij krijgen. Spanje zes. Andere landen, zoals Zweden en Hongarije, moesten juist een aantal zetels inleveren. Maar dat voorstel haalde het niet in het Europees Parlement.
De precieze zetelverdeling is de uitkomst van politieke strijd in de achterkamertjes
Nu de Britten noodgedwongen waarschijnlijk toch aan de Europese verkiezingen deelnemen, blijft de zetelverdeling voorlopig gewoon hetzelfde. Nadat ze de EU verlaten hebben, loopt het aantal zetels terug naar 705. Sommige landen krijgen er dan enkele zetels bij, zoals Nederland (dat er drie krijgt).
Hoe deze nieuwe zetelverdeling tot stand is gekomen? Opnieuw door politieke onderhandelingen tussen de lidstaten. Want een rekenmethode is er nog steeds niet.
Uit welke fracties bestaat het Parlement en hoe komen die tot stand?
Samen sta je sterk. Daarom vormen de nationaal gekozen parlementariërs na de verkiezingen ‘politieke groepen’ of fracties. Volgens de regels* van het Parlement moeten die minimaal 25 leden hebben en samengesteld zijn uit partijen afkomstig uit minimaal een kwart van de lidstaten – nu uit zeven landen dus.
Niet alleen heeft een grotere fractie meer stemmacht, ook is de omvang van de groep van belang bij de verdeling van de begeerde functies. Hoe meer zetels, hoe meer zogeheten ‘rapporteurs’ je als fractie mag leveren, bijvoorbeeld.
En dat is een belangrijke baan. Want als rapporteur ben jij degene die in het Parlement een meerderheid moet zien te vinden voor een verslag over een bepaald onderwerp op de politieke agenda. Zo was Agnes Jongerius rapporteur over de regels voor mensen die in een ander EU-land werken – een gevoelige kwestie, zeker tijdens de discussies over de Brexit.
Mede daarom proberen partijen zo groot mogelijke groepen te vormen. Maar zo’n mengelmoes van partijen uit allerlei EU-landen vormt natuurlijk niet altijd een stevige eenheid. Vandaar dat de fractiediscipline in het Europees Parlement lager ligt dan die in nationale parlementen.
Het verlangen groot te zijn, leidt vaak tot ongemakkelijke en wonderlijke combinaties. Een veelbesproken geval is de Europese Volkspartij (EVP), de grootste fractie van het Parlement, waar naast onder meer het Nederlandse CDA en de Duitse CSU ook Fidesz, de omstreden partij van de Hongaarse premier, deel van uitmaakt.
Op 20 maart besloot* de EVP Fidesz te schorsen, gezien de systematische wijze waarop de partij de Europese waarden aan de laars lapt. Maar of de EVP Fidesz na de verkiezingen echt uit de partij gooit en accepteert dat haar fractie flink krimpt, zal moeten blijken.
Ook de tweede fractie in grootte, de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten (S&D), kampt met partijen die niet in de pas lopen. De sociaaldemocraten bevroren* onlangs de banden met hun Roemeense zusterpartij, omdat die als regeringspartij druk bezig is de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie te ondermijnen.
Momenteel is de fractie van Conservatieven en Hervormers (ECR) de derde in het Parlement qua grootte. Het is een wonderlijke alliantie. De Britse Conservatieve Partij zit erin, net als de Nederlandse ChristenUnie, de SGP en de Poolse partij Recht en Rechtvaardigheid. De laatste is de omstreden Poolse regeringspartij tegen wie de Europese Commissie diverse procedures heeft lopen wegens afbraak van de rechtsstaat. Naar het zich nu laat aanzien, krijgt de ECR bij de verkiezingen een flinke opdoffer, mede door de terugval van de Britse Conservatieven.
Intussen maakt fractie nummer vier, de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE), avances in de richting van La République en Marche, de partij van de Franse president Emmanuel Macron. Macron houdt voorlopig de boot af: het woord ‘liberaal’ ligt niet lekker in Frankrijk. Vandaar dat hij een nieuwe fractie probeert te vormen. Die zou wellicht een andere naam krijgen, maar grofweg* uit dezelfde partijen als ALDE bestaan.
Wat zeggen de peilingen over de Europese verkiezingen?
Mogen we de peilingen* geloven, dan blijven de EVP en S&D de twee grootste fracties. Maar ze moeten wel flink wat zetels inleveren, waardoor ze de meerderheid die ze nu samen in het Parlement hebben verliezen. Een gezonde ontwikkeling, vinden ze bij veel andere partijen. Jarenlang domineerde de ‘grote coalitie’ het Europees Parlement. Die machtspositie komt naar alle waarschijnlijkheid te vervallen.
Nu moeten de twee grootste fracties meerderheden zoeken met fracties als ALDE en De Groenen, die allebei naar verwachting wat zullen groeien.
Daarnaast kunnen ze een geduchte oppositie verwachten van een groeiend front van eurosceptici. De Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken, Matteo Salvini, probeert een grote extreemrechtse fractie te vormen met onder meer Alternative für Deutschland. Volgens de jongste peilingen* zal zo’n coalitie 85 zetels halen, waarmee die doorstoot naar de vierde positie.
Hoeveel invloed hebben de Nederlandse parlementariërs?
Het valt niet te ontkennen: er zijn aardig wat Nederlandse parlementariërs die zich in de afgelopen jaren in de kijker hebben gespeeld. Aanvoerder van het peloton was ontegenzeggelijk Judith Sargentini (GroenLinks). Zij kreeg iets voor elkaar wat velen, inclusief ikzelf, onmogelijk achtten: het binnenhalen van een tweederde meerderheid in het Europees Parlement voor een strafprocedure tegen Hongarije. Bij zowel de journalistieke website Politico* (4) als bij denktank VoteWatch Europe* (26) staat ze hoog op de ranglijst van invloedrijkste parlementariërs.
Bij Politico staan ook Marietje Schaake (D66, plek 15) en Bas Eickhout (GroenLinks, plek 27) in de top-veertig van parlementariërs met invloed. VoteWatch Europe, dat duidelijker criteria heeft op grond waarvan de ranglijst tot stand kwam, geeft naast Sargentini nog zes Nederlandse parlementariërs een plekje in de top-honderd. Koplopers daar zijn Esther de Lange (CDA), Bas Eickhout (GroenLinks) en Sophie in ‘t Veld (D66).
Volgens de denktank VoteWatch zijn – naast het onvermijdelijke Duitsland – België, Tsjechië en Finland de invloedrijkste landen in het Parlement
Met dat zevental bokst Nederland boven zijn gewicht. MaarVoteWatch ziet landen die het nog beter doen. België bijvoorbeeld, dat met Guy Verhofstadt de voorzitter van de ALDE-fractie levert, met Philippe Lamberts de vicevoorzitter van De Groenen en met Kathleen Van Brempt de vicevoorzitter van de sociaaldemocratische fractie en twee parlementariërs die als rapporteurs invloedrijk waren bij veel wetgeving, Bart Staes (Groen) en Marcel Deprez (MR).
Verrassende koplopers zijn ook Tsjechië en Finland. Relatief veel Tsjechen bekleden strategische posities als vicevoorzitter van het Parlement, voorzitter van parlementaire commissies en (vice)voorzitter van fracties, zoals de Spitzenkandidaat van de fractie van Conservatieven en Hervormers Jan Zahradil. Finland was dan weer koploper als leverancier van rapporteurs.
Naast het onvermijdelijke Duitsland acht VoteWatch België, Tsjechië en Finland de invloedrijkste landen in het Parlement. De drie kleintjes steken grote machten als Frankrijk en Italië voorbij.
Welke invloed heeft het Parlement op mijn dagelijkse leven?
Ter gelegenheid van de Europese verkiezingen lanceerde het Europees Parlement een speciale website,* ‘Wat Europa voor mij doet’. Daar vind je een overvloed aan voorbeelden hoe de EU invloed heeft op ons dagelijks leven. Zoals een van de succesnummers waar het Europees Parlement graag op wijst: de terugdringing van de tarieven voor bellen naar een ander EU-land. En de Erasmus-uitwisselingsprogramma’s voor studenten en leerkrachten.
Naast deze overbekende voorbeelden heeft de website ook verrassendere voordelen in de aanbieding. Voor vaders bijvoorbeeld. ‘Dankzij EU-wetgeving hebben moeders en vaders in alle EU-landen beide recht op ten minste vier maanden ouderschapsverlof.’ Of voor stadsbewoners die schone lucht willen inademen.
Zeker, de luchtkwaliteit laat nog steeds te wensen over. Maar de normen zijn dankzij de EU in de afgelopen jaren veel strenger geworden. ‘Zo ligt de maximale uitstoot voor fijnstof voor nieuwe dieselauto’s dertig keer lager dan 16 jaar geleden’, claimt de site. Of voor bus- en touringcarpassagiers. Bij meer dan anderhalf uur vertraging hebben passagiers – wist je dat? – recht op ‘maaltijden, versnaperingen en bijstand’.
Dergelijke praktische voordelen zijn natuurlijk mooi meegenomen. Maar ze vormen niet de essentie van de Europese Unie. ‘Het is irritant dat Europa nu vaak gereduceerd wordt tot roamingtarieven en Erasmus’, zei de filosoof en kandidaat voor de Vlaamse liberalen Alicja Gescinska* onlangs. Voor haar gaat het om de grote vragen van vrede en veiligheid en is de Europese Unie een waardengemeenschap. Zij wil dat de EU weer een voortrekker wordt op het gebied van mensenrechten.
Dat dit onderwerp bij de verkiezingen op het spel staat, komt ook prachtig naar voren in een filmpje dat de Belgische regisseur Jaco Van Dormael maakte. In opdracht van de Europese Commissie weliswaar, maar Van Dormael is eigenzinnig genoeg om er een intrigerende ode aan de Europese cultuur en de vrijheid van meningsuiting van te hebben gemaakt.
Of je nu valt voor de charme van de stofzuigerrichtlijn of voor het idee dat we de European way of life moeten verdedigen, of je nu vindt dat ze daar in Brussel een toontje lager moet zingen of juist een tempo hoger, zeker is dat het Europees Parlement een machtsfactor van belang is geworden en dat het uitbrengen van je stem de beste mogelijkheid is het een duwtje in de door jou gewenste richting te geven.