Al een paar jaar de Europese Unie tienduizenden Europese achttienjarigen een gratis Interrailticket om met de trein door Europa te reizen. Een zomer lang mogen ze het continent verkennen om te ‘ontdekken wat het betekent om Europeaan te zijn’.

Sympathieke propaganda. Ik moest mijn Interrailticket zelf betalen toen ik achttien was, maar ik gun iedere puber zo’n reis.

Wat me bijstaat van de mijne is niet verheffend. Een vriendin en ik stapten met bonkige rugzakken op een trein naar Berlijn, zenuwachtig knagend op hetzelfde goedkope stokbrood met La vache qui rit als dat we de hele reis zouden eten.

We poseerden voor de Berlijnse muur, namen dronken een trein naar Praag, zagen een prostituee in elkaar geslagen worden in Marseille, aten de slechtste lasagna ter wereld in Venetië en maakten in Milaan, Parijs en Brussel ruzie om een jongen.

Ik denk dat we twee basisregels hadden: het moest goedkoop en er dienden zoveel mogelijk plaatsen te worden afgevinkt. Zo haastten we ons als Chinese toeristen langs de hoogtepunten. We sliepen op geplastificeerde matrasjes, in slaapzalen waar de stank en het gesnurk ons zo intiem maakten met onze mede-Europeanen dat we ze in hun slaap wilden omleggen.

Ontdekten we op die reis wat het betekende om Europeaan te zijn? Op het moment zelf niet, behalve dat het continent onze achtertuin was, ons eigen hedonistische pretpark. Verder hadden we het te druk met uitzoeken waar de cocktails het goedkoopst waren.

Veel later, toen ik in New York studeerde, dacht ik voor het eerst terug aan het interrailen met een weemoed die meer te maken had met antieke kerken, kronkelende straatjes, oude meesters en romantische treinreizen dan met cocktails en jongens. Ik wandelde al een jaar door de kaarsrechte avenues van New York, toen ik plotseling werd overvallen door het verlangen naar iets ouds, traditie.

Noem het, bij gebrek aan een beter woord, Europanostalgie. Een gevoel waarin Europa ineens één was, een glorieuze achtertuin vol geschiedenis. Die kerken, die straatjes, Bach, ze waren van mij en ik miste ze daar tussen de wolkenkrabbers.

Parasiteren op een roemrucht Europees verleden

Het is een vaag verlangen, specifiek voor de Europeaan die zich langdurig buiten het continent bevindt. Maar ook in je eigen Europese woonkamer kun je er last van krijgen. Wat zo’n gevoel betekent en wat we ermee aan moeten is het onderwerp van de roman Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeiffer.

Ik wil schrijven ‘grote’ roman, omdat het een onbescheiden pil is vol grootheidswaan en met bovendien de meest potsierlijke seksscènes die ik in lange tijd las. Maar ook omdat het boek die typische Europese grandeur thematiseert en op de hak neemt. Het is een Grote Roman over het Grote Europa, die de vraag stelt of zoiets nog bestaat en ooit bestaan heeft.

De verteller, die zijn naam deelt met de auteur, huurt een kamer in het charmante Grand Hotel Europa, ergens in Italië, waar de verf van de muren bladdert – maar waar nog de geest rondwaart van weleer, ‘toen Grand Hotel Europa ruiste van de baljurken en rinkelde van de juwelen’.

In Venetië heeft Ilja gezien hoe toeristen de monumentale resten van het Europese verleden vertrappen op zoek naar precies dat verleden

Niet lang meer, want het hotel is overgenomen door een Chinese miljonair, die het nieuw leven wil inblazen. Om te beginnen vervangt hij de antieke kroonluchter in de hal door een exemplaar met een levensgroot Swarovski-logo.

De schrijver Ilja is een romanticus met liefdesverdriet en Italiaanse maatpakken, die in zijn hotelkamer reflecteert op zijn eigen roemruchte verleden en dat van Europa. In zijn thuisstad Venetië heeft hij gezien hoe drommen toeristen de monumentale resten van dat Europese verleden vertrappen op zoek naar precies dat verleden.

Uit Ilja’s lange overpeinzingen, waar de roman vol mee staat, verrijst dan ook het massatoerisme als de grootste bedreiging voor wat er resteert van die Grote Beschaving. Niet de immigratie, die hij daar als een spiegel tegenover zet.

Waar het massatoerisme parasiteert op de monumenten van het verleden, één groot statisch museum maakt van onze Europese beschaving en dat museum vervolgens vertrapt (of er achteloos cocktails in consumeert), biedt migratie mogelijkheden tot vernieuwing, groei, evolutie.

Het biedt de cultuur toekomst.

Wie vooruit wil met Europa kan niet alleen achteromkijken

Op dit nogal cruciale punt na is het niet moeilijk om overeenkomsten te bespeuren tussen de dandy Ilja, met zijn liefde voor maatpakken, klassieke cultuur en zijn kwetsbaarheid op het gebied van vrouwen, en de dandy die in de Tweede Kamer onze beschaving zegt te beschermen.

Ze trekken andere conclusies. Zo moet Thierry Baudet natuurlijk weinig hebben van de Europese Unie, terwijl Pfeiffer die in zijn boek voorstelt als een gemankeerd maar mooi compromis. Maar de dandy’s worstelen met dezelfde thema’s.

Terwijl ik Grand Hotel Europa las, speet het me even dat Baudet niet wat meer succes heeft gehad in de literatuur, zodat hij zich daar in alle vrijheid had kunnen verhouden tot zijn nostalgie en zijn moeilijke relatie met onafhankelijke vrouwen.

Hij voelde zich geroepen om als essayist de nieuwe roman van Michel Houellebecq te analyseren (want ook dat boek gaat volgens hem over het einde van de westerse beschaving) om zich vervolgens te verdedigen voor een aantal bedenkelijke uitlatingen in zijn artikel. Een teken te meer dat hij beter op zijn plek zou zijn in de wereld van literatuur, waar provocatie, dubbelzinnigheid, nostalgie en romantiek – alles waar hij zo naar taalt – een plaats hebben.

Beter in ieder geval dan in de politiek, waar kiezers duidelijkheid, integriteit en realisme verdienen.

Politiek houdt zich, geïnformeerd door het verleden, bezig met het heden en met de toekomst, die onvermijdelijk is. Even onvermijdelijk als migratie, die al eeuwen bij Europa hoort. Even onvermijdelijk als het feit dat we nu eenmaal Europeanen zijn, die het met elkaar moeten doen.

Een dosis nostalgie kan, net als een gratis Interrailticket, best helpen bij dat besef, maar het is geen eindstation.

Meer lezen?

Dit zou er eigenlijk in onze schoolboeken over Europa moeten staan Na de Tweede Wereldoorlog deelden de Europese landen één wens: dit nooit meer. Daaruit ontstond de eenwording van Europa. Zo staat het in onze schoolboeken, maar historicus Rolf Falter laat zien dat er weinig van dat verhaal klopt. Toeval, angst en chaos speelden een enorme rol in het ontstaan van de EU. Lees het verhaal van Tomas hier terug Mark Rutte zegt wat hij vijf jaar geleden had moeten zeggen Gingen deze Europese verkiezingen over de Europese Unie? Mark Rutte was niet de enige politicus die probeerde te ontsnappen aan de zwart-wit keuze Meer of Minder Europa. Politiek Dagboek over achterstallig onderhoud. Lees het verhaal van Marc hier terug