Meer, meer, meer overheidsbemoeienis: industriepolitiek is terug van weggeweest
Een nieuwe Rudi & Freddie Show! Dit keer hebben Jesse en ik het over het ‘i-woord’. Oftewel: industriepolitiek. Jarenlang was het uit den boze, maar the times, they are a-changin.
Beste luisteraars! Jarenlang leerden studenten dat de overheid maar een beperkte rol zou moeten spelen in de economie. Het zou vooral belangrijk zijn om de juiste randvoorwaarden te creëren voor een bloeiende markt. Denk aan degelijke infrastructuur, leuke belastingkortingen, en bovenal: goed onderwijs.
Eén ding zou de overheid vooral niet moeten doen: denken dat ze de toekomst kon vormgeven. De staat moest geen ‘winnaars’ kiezen. Ambtenaren zouden namelijk geen idee hebben wat de next big thing zou worden, en voor je het wist stopten ze miljarden aan subsidie in een weg naar nergens.
Zo hadden we in Nederland begin jaren tachtig nog het ‘RSV-debacle’. De overheid investeerde 2,7 miljard gulden om scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme in de jaren zeventig overeind te houden, maar in 1983 ging het bedrijf alsnog failliet. Sindsdien kwam er een taboe op dit soort overheidsbemoeienis, of ‘industriepolitiek’ zoals het ook wel wordt genoemd.
Maar wat wil het geval?
Het ‘i-woord’ is terug. En hoe. In de Verenigde Staten lanceerden Democratische politici onlangs de Green New Deal, en ook in Nederland lijken steeds meer economen en beleidsmakers te beseffen dat – juist in tijden van klimaatverandering – de overheid niet aan de zijlijn kan blijven staan.
Hoog tijd, kortom, om het i-woord uit het verdomhoekje te halen. Om uit te leggen waarom industriepolitiek, alle slechte pers ten spijt, behoorlijk briljant kan zijn.