Hoe waarheid een product werd
In de premoderne tijd bood Waarheid hoop op verlossing in een hiernamaals. In de moderne tijd bracht Waarheid hoop op een betere wereld voor ons nageslacht. In de postmoderne tijd bevrijdde waarheid ons van valse autoriteiten en pretentieuze ideologieën. Maar wat beoogt ónze waarheid nog, behalve dan het eindeloos bevredigen van onze behoeften? Een essay.
Begin tegen een historicus over ‘tijdperken’ en de kans is groot dat een fronsende blik je ten deel valt. De grillige menselijke geschiedenis laat zich nu eenmaal niet gemakkelijk categoriseren. Dat geldt zo mogelijk nog meer voor je eigen tijd. Duidingen van de tijdsgeest genoeg, maar uitsluitsel over het ‘tijdperk’ waarin we leven geven ze geen van allen.
Is dit het tijdperk van globalisering, verdwijnende grenzen en Europese integratie? Of juist van groeiend nationalisme, immigratiebeperking en eigen land eerst? Is dit de tijd van multinationals, het grootkapitaal en de 1 procent? Of juist van de start-up, crowdfunding en de 99 procent? Is het de tijd van revolutie, opstand en protest? Of juist van technocratie, onverschilligheid en apathie? Is dit de tijd van duurzaam, ambachtelijk en lokaal? Of juist van fossiel, massaproductie en outsourcing?
Misschien is het antwoord wel: het is de tijd van al deze dingen tegelijk. Toch fascineert de vraag wat nu het méést onze tijd typeert mij al sinds ik, nu tien jaar geleden, filosofie begon te studeren. Mijn gedachten hierover centreren zich allemaal rond het meest fundamentele en meest bediscussieerde begrip dat een filosoof tot zijn beschikking heeft, namelijk: waarheid. Wat voor soort waarheid karakteriseert deze tijd?
Dat klinkt als een potsierlijke vraag: waarheid over wat, voor wie en in welke zin? De rol die waarheid in de politiek speelt, verschilt nogal van die in, bijvoorbeeld, de wetenschap. En het soort waarheid dat in Noord-Korea of Saoedi-Arabië dominant is, verschilt behoorlijk van het soort waarheid dat een land als Frankrijk of Nederland typeert.
Toch zijn er bepaalde soorten van waarheid te onderscheiden die hele periodes in de geschiedenis van ons denken dominant zijn geweest. Met ‘ons denken’ doel ik specifiek op het westerse denken. En met ‘denken’ bedoel ik niet alleen de manier waarop prominente filosofen naar de wereld keken, maar vooral ook de manier waarop de samenleving als geheel dat deed - en waar die filosofen stuk voor stuk een exponent van zijn.
Als je door die bril naar de geschiedenis kijkt, welke tijdperken van waarheid liggen er dan achter ons? Ik wil er drie onderscheiden, te weten: het premoderne tijdperk, het moderne tijdperk en het postmoderne tijdperk. En vervolgens de vraag stellen: als het zo is dat deze tijdperken achter ons liggen, wat voor soort waarheid typeert onze tijd dan?
Het premoderne tijdperk: Waarheid als Geloof
De geschiedenis van het westerse denken is door de Britse filosoof Alfred Whitehead wel eens ‘één lange voetnoot bij Plato’ genoemd. Niet omdat Plato alles al gezegd zou hebben wat er in filosofische zin over de wereld te zeggen was, maar omdat hij als eerste een onderscheid introduceerde dat bijna twintig eeuwen lang het westerse denken over wat ‘waar’ en ‘werkelijk’ is zou domineren, namelijk: het onderscheid tussen schijnen werkelijkheid.
Uitgangspunt van dit onderscheid was dat de aardse werkelijkheid om ons heen slechts een schijnwerkelijkheid was, een afgeleide van een ‘pure’ werkelijkheid elders. Waarheid, zo luidde de essentie van het platoonse model, is iets ‘buiten-aards’ en ‘buiten-menselijks’ in de betekenis van metafysisch of transcendent: het ligt niet binnen het bereik van de mens.
Dit onderscheid is de grondslag geweest voor zo’n beetje iedere religie die in de afgelopen tweeduizend jaar tot wereldgodsdienst zou uitgroeien. Vooral het christendom en de islam zijn op dit punt niets meer dan een mythische variant op het platonisme, met als fundament het idee dat Waarheid zich buiten de mens en zijn bereik ophoudt.
In het eerste tijdperk wordt Waarheid niet gevonden in de schijnwerkelijkheid om ons heen, maar gegeven vanuit een ‘hogere’ werkelijkheid boven en buiten ons
Anders gezegd: Waarheid wordt niet gevonden in de schijnwerkelijkheid om ons heen, maar gegeven vanuit een ‘hogere’ werkelijkheid boven en buiten ons. Voor het bereiken van Waarheid was een geloofssprong nodig − een overgave aan het transcendente. Zie daar de geboorte van tijdperk 1: Waarheid als Geloof.
Dit type waarheid heeft het Westen van grofweg drie eeuwen voor Christus tot zestien eeuwen na Christus getypeerd. De dominantie ervan heeft volgens de Amerikaanse filosoof Richard Rorty alles te maken met de ellendige levensomstandigheden in die tijd. Het leven op aarde was voor de meeste mensen zó hopeloos en uitzichtloos dat er geen enkele aanleiding was te denken dat het er ooit beter op zou worden. Het idee dat de werkelijkheid op aarde slechts ‘schijn’ was, bood een zekere troost, en het ‘transcendente’ gaf hoop op een uitweg, aldus Rorty. De dominante emotie (lees: collectieve gemoedstoestand, of tijdgeest) die dit tijdperk dan ook kenmerkte was hoop op Verlossing. Het aardse bestaan was misschien wel uitzichtloos, voor wie geloofde zou verlossing in het verschiet liggen.
Het tijdperk van Waarheid als Geloof was dientengevolge ook een buitengewoon statische periode in de geschiedenis. Van het concept ‘vooruitgang’ had men nog geen notie en ook ideeën als ‘maakbaarheid’ of ‘beheersbaarheid’ (van het leven, de natuur, de wereld) behoorden nog niet tot het begrippenapparaat. Het idee dat de wereld altijd al zo was geweest én altijd zo zou blijven (in de wereldgodsdiensten vertaald naar het idee van ‘schepping’) was zeer wijdverbreid.
Dit zag men ook terug in vergelijkbare opvattingen over sociale hiërarchie: wie voor een dubbeltje geboren was, zou altijd een dubbeltje blijven. Een maatschappelijke ladder waar men op of af kon klimmen, bestond nog niet. Het hoogst haalbare was ‘verzoening met de natuurlijke orde’ die aan de wereld en de mensheid was toebedeeld.
Het moderne tijdperk: Waarheid als Kennis
De grote breuk met dit type denken kwam omstreeks het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw. Als je de breuk in ruimtelijke termen zou gieten, zou je kunnen zeggen dat Waarheid van ‘buiten’ de mens naar ‘binnen’ keerde, of van ‘boven’ naar ‘beneden’ kwam. Niet langer werd Waarheid opgevat als iets metafysisch en buiten ons bereik, maar als iets vindbaars in het aardse hier en nu.
In het tweede tijdperk veranderde Waarheid van iets wat gegeven in iets dat gevonden werd. Aan deze periode hebben we het objectiviteitsideaal te danken, alsook het geloof in vooruitgang
Spilfiguur in deze wending was de Fransman René Descartes, die als geestesvader van het rationalisme het fundament legde voor het idee dat de Waarheid wel degelijk kenbaar was. Middels de rede kon de werkelijkheid worden doorgrond en de Waarheid worden ontdekt. Waarheid veranderde van iets wat gegeven in iets dat gevonden werd. Aan deze periode hebben we het objectiviteitsideaal te danken, alsook het geloof in vooruitgang en de maakbaarheid van de wereld. Zie daar de geboorte van het tijdperk 2: Waarheid als Kennis.
Met dit nieuwe soort waarheid ging ook een nieuwe tijdgeest gepaard. De hoop op Verlossing werd ingeruild voor hoop op Vooruitgang. De ellende die eeuwenlang onontkoombaar leek, bleek opeens geen gegeven. En het idee dat de samenleving bepaald werd door een onveranderlijke, van bovenaf bepaalde sociale hiërarchie maakte plaats voor egalitaire ideologieën die de status quo zouden torpederen, met het klassieke liberalisme van John Stuart Mill en het eerste vrijemarktdenken van Adam Smith als kartrekkers. Niet langer was ‘verzoening met de natuurlijke orde’ het hoogst haalbare, nee, doorgronding en beheersing van de natuurlijke orde was het nieuwe doel.
Het postmoderne tijdperk: waarheid als constructie
Het tijdperk van Waarheid als Kennis zou drie eeuwen de dominante denkwijze in de westerse wereld blijven, totdat aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw de deconstructie ervan werd ingezet.
Spilfiguren in de gestage afbraak van het idee dat de Waarheid gevonden werd, waren de Franse denkers Jean-Paul Sartre, Jacques Derrida en Michel Foucault, als ook de Duitse denkers Martin Heidegger, Ludwig Wittgenstein en Friedrich Nietzsche. Laatstgenoemde wordt niet voor niets ‘de filosoof met de hamer’ genoemd: wat deze denkers gemeen hebben, is dat ze allemaal op hun eigen manier het geloof in een kenbare danwel vindbare Waarheid aan gruzelementen sloegen. Waarheid, was de rode draad in hun denken, wordt gegeven noch gevonden: waarheid (nu voor het eerst zonder hoofdletter) wordt door de mens gemaakt.
In het derde tijdperk werd waarheid gegeven noch gevonden: waarheid − nu voor het eerst zonder hoofdletter − werd door de mens gemaakt
Hun respectievelijke aanpak verschilde radicaal van elkaar: voor Heidegger en Sartre was waarheid vooral een product van ons bewustzijn, voor Wittgenstein en Derrida was waarheid vooral een product van onze taal en voor Nietzsche en Foucault was waarheid vooral een product van machtsverhoudingen. Maar als je hun denken zou willen samenvatten, dan is de formulering van geestverwant Richard Rorty het meest bruikbaar: ‘You cannot rise above interpretations and get to facts’ (het premoderne ideaal: boven de aardse werkelijkheid uitstijgen en tot Waarheid komen) ‘and you cannot dig down below interpretations and get to facts’ (het moderne ideaal: in de aardse werkelijkheid graven en tot Waarheid komen). Zie daar de geboorte van tijdperk 3: waarheid als constructie.
Zoals de Industriële Revolutie en de opkomst van de moderne wetenschap het geloof in Waarheid als Kennis in het zadel hielpen, zo stootten de Eerste en later de Tweede Wereldoorlog het idee van waarheid als constructie op in de vaart der volkeren. Deze oorlogen kweekten namelijk een enorm wantrouwen ten aanzien van Waarheid met een hoofdletter W. De deconstructie van Waarheid die door de postmoderne denkers was ingezet, kreeg als doel de mobiliserende kracht ervan te ondermijnen: de mens moest ‘bevrijd’ worden van al die onheuse autoriteiten die door de eeuwen heen een claim op waarheid hadden gelegd.
Werd de premoderniteit dus nog gekenmerkt door hoop op Verlossing en de moderniteit door hoop op Vooruitgang, de postmoderniteit werd juist gekenmerkt door scepsis over beide. De werkelijkheid werd ‘tussen haakjes’ gezet en het ‘einde van de geschiedenis’ werd afgekondigd.
Tegelijkertijd nam het geloof in de individuele maakbaarheid juist erorm toe. Als waarheid een constructie was, dan kon je als mens jouw waarheid − en daarmee jouw leven − ook vormgeven zoals je zelf wilde. De idealen van keuzevrijheid, zelfcreatie en zelfontplooiing namen de plaats in van verlossing door en kennis van het Ware. Waarheid werd niet alleen een constructie, het leven werd voor het eerst ook een stijl.
Verzoening met (premodern) of het beheersen van (modern) de ‘natuurlijke orde’ was niet langer het hoogst haalbare, want er was geen ‘natuurlijk orde’: het creëren van een eigen, persoonlijke orde was voortaan het hoogste doel.
Een vierde tijdperk?
Natuurlijk, ook in het premoderne tijdperk werd aan wetenschap gedaan, in het moderne tijdperk kwam geen einde aan het geloof in transcendentie en het postmoderne tijdperk luidde ook nooit echt het ‘einde van de geschiedenis’ in. Van harde grenzen tussen de tijdperken is geen sprake, hoogstens kun je stellen dat het ene tijdperk zich nét iets meer kenmerkt door een bepaalde manier van denken dan een andere.
Dat gezegd hebbende, zouden we inmiddels kunnen spreken van een nieuw tijdperk? Zijn we aanbeland in wat je het post-postmodernisme zou kunnen noemen?
Wie die vraag ontkennend wil beantwoorden, heeft daartoe argumenten genoeg. In de politiek bruist het anno 2014 niet bepaald van de Grote Verhalen, wantrouwen ten aanzien van allerhande autoriteiten behoort geenszins tot het verleden; zelfontplooiing is in grote delen van het Westen nog steeds het hoogste ideaal en ironie een wijdverbreide levenshouding.
En toch zou ik hier de stelling aandurven dat we wel degelijk zijn aanbeland in een tijdperk van een nieuw type waarheid. Het tijdperk van de waarheid als product.
De post-postmoderniteit: waarheid als product
De wortels van dit type waarheid kunnen worden gevonden in het postmodernisme. Het was namelijk in deze filosofische inbedding dat het ideaal van de vrije markt − niet die van Adam Smith, maar die van Milton Friedman en Ayn Rand − aan populariteit won. Als waarheid niet gevonden maar gemaakt wordt, en alleen het subjectieve individu daarin leidend kan zijn, dan is − zo luidde de redenatie − de vrije markt de enige weg naar een ‘ideale’ samenleving zonder een sturende autoriteit aan het hoofd. Het idee van een ‘algemeen belang’, dat het moderne tijdperk nog typeerde, werd ingewisseld voor de ‘optelsom’ van individuele belangen. Die vrije markt zou tot een perfect evenwicht leiden, zonder gestuurd te hoeven worden door een geconstrueerde ideologie afkomstig van een valse autoriteit.
Hoewel het neoliberale vrijemarktdenken dus begon als een deconstructie van ideologie en autoriteit, groeide ze niettemin zelf uit tot een ideologisch dogma. Een verregaande economisering van ons wereldbeeld was het gevolg. Morele en ontologische dogma’s werden vervangen door economische criteria. In Waarheid, Kennis en Moraal met een hoofdletter werd niet langer geloofd, de als ‘neutraler’ beschouwde begrippen productiviteit, efficiëntie en rendement namen hun plaats in.
In de politiek, de zorg, het onderwijs, de wetenschap, de media en de kunst: overal werden economische criteria de maatstaf voor alles. Burgers werden klanten, patiënten zorgconsumenten, studenten afnemers van het onderwijsaanbod, immigranten goedkope arbeidskrachten, bejaarden groeiende kostenposten, kunstenaars creatieve ondernemers en het bbp de graadmeter van ons collectieve welzijn.
De commercialisering van onze informatie
Deze economisering van ons wereldbeeld resulteerde in de commercialisering van de samenleving. Een cruciaal onderdeel hiervan was de commercialisering van onze informatievoorziening. Ook onze belangrijkste informatiebronnen, van nieuwsmedia tot onderwijs- en onderzoeksbureau’s tot, meer recent, zoekmachines en sociale netwerken: alle vonden ze in een commerciële logica hun fundament. Bereik, marktaandeel en rendement werden de graadmeters voor succes.
Zoals de olie-, voedsel-, medicijnen- en financiële industrie gedomineerd zou raken door Big Oil, Big Food, Big Pharma en Big Banks, zo zou in de ‘informatiemarkt’ een Big Media ontstaan
Deze commercialisering van de informatievoorziening ging vanaf de jaren tachtig gepaard met een golf aan fusies en overnames. Zoals de olie-, voedsel-, medicijnen- en financiële industrie gedomineerd zou raken door Big Oil, Big Food, Big Pharma en Big Banks, zo zou in de ‘informatiemarkt’ langzaam maar zeker een Big Media ontstaan.
Precieze cijfers over marktaandelen zijn moeilijk te geven, maar zeker is dat een groot deel van alle nieuwsmedia, tv- en radiozenders, filmstudio’s, uitgeverijen en websites die het nieuws, de tv- en radioprogramma’s, de boeken, de tijdschriften en de films produceren die ons wereldbeeld voeden en vormgeven, anno 2014 terug te voeren zijn op niet veel meer dan dertig multi-multinationals van ongekende omvang − samen goed voor een omzet van meer dan 300 miljard dollar per jaar.
Een cruciale ontwikkeling die hier parallel aan liep, was de professionalisering van de communicatie. Het fenomeen public relations (pr) raakte geïnstitutionaliseerd en zou in enkele decennia uitgroeien tot een van de grootste en meest invloedrijke industrieën in de westerse wereld (alleen al de reclametak is anno 2014 goed voor 500 miljard dollar omzet per jaar).
Communicatiestrategen, pr-medewerkers, spindoctors, marketeers en reclamemakers werden de allesbepalende architecten van onze informatievoorziening. Nagenoeg alle belangrijke informatiestromen − van nieuws tot politiek tot wetenschap tot kunst − raakten onderhevig aan de wetten van de pr: afstemming op doelgroepen en beoordeling op bereik en rendement.
De economisering van ons wereldbeeld, de vermarkting van de samenleving, de commercialisering van de informatievoorziening en de professionalisering van de communicatie vormen tezamen de vier pijlers op grond waarvan je het nieuwe tijdperk zou kunnen onderscheiden: het tijdperk van waarheid als product. Waarheid wordt niet langer gegeven (premodern), gevonden (modern) of gemaakt (postmodern), waarheid wordt verkocht. Of, anders geformuleerd: we gingen van de openbaring, naar de ontdekking, naar de constructie, naar de productie van waarheid. Van Preek naar Presentatie naar *Pauze* naar Pitch.
Waarheid als de bevrediging van een behoefte
Nu is het moeilijk een harde grens te trekken tussen de waarheid als constructie die de postmoderne tijd typeert en de waarheid als product die in mijn ogen deze tijd kenmerkt. Beide manieren van naar de wereld kijken vinden hun filosofische wortels namelijk in het idee dat waarheid ‘maakbaar’ is - een kwestie van hoe je de wereld wenst uit te leggen. PR en marketing zijn in die zin postmoderne fenomenen: ze zijn gestoeld op het besef dat wat mensen voor ‘waar’ aannemen geen transcendente bron of feitelijke bodem heeft, maar een kwestie is van hoe de wereld ‘overkomt’.
Toch is er wel een verschil tussen het soort maakbare waarheid dat wij postmodern zijn gaan noemen en de maakbare waarheid waarmee wij tegenwoordig omringd worden. Waarheid als constructie had als doel de mens te bevrijden van onheuse autoriteiten en de universele pretenties van Waarheid met een hoofdletter W, teneinde het individu zichzelf te laten creëren. Waarheid als product heeft dezelfde filosofische wortels, maar een ander doel: het wil ons niet bevrijden, maar onze behoeften bevredigen.
Anders gezegd, alles wat we tegenwoordig doen of maken luistert naar de logica van een product. Of het nu politiek bedrijven, informatie verstrekken, onderwijs geven, wetenschappelijk onderzoek doen of kunst creëren is: alles wordt getoetst aan de vraag welke behoefte ermee wordt bevredigd.
Je eigen mening consumeren
Zo is politiek niet ‘zo veel mogelijk burgers overtuigen van bepaalde idealen ten dienste van een algemeen belang’, maar: het peilen, verwoorden en uitvoeren van wat een bepaald segment van het electoraat (‘doelgroep’) denkt en wil. Of, zoals socioloog Willem Schinkel het ooit mooi verwoordde: het doel is ‘kiezers hun eigen mening laten consumeren’. Niet voor niets bepaalt de burger zijn stem op een manier die sterke gelijkenis vertoont met hoe hij een wasmachine uitzoekt: via een stemwijzer.
Het is deze logica die maakt dat, bijvoorbeeld, Alexander Pechtold zich nu − waarschijnlijk op advies van een communicatiestrateeg − profileert als ‘eurokritisch’ en Geert Wilders − vermoedelijk om dezelfde reden − de grootste bedreiging van onze samenleving (de islam) ingewisseld heeft voor een nieuwe grootste bedreiging van de samenleving (de EU), zonder dat iemand dat vreemd vindt: daar wen je aan als politiek een kwestie van marktwerking is.
Ook onze informatievoorziening luistert naar dezelfde logica. Leek zoekmachine Google ooit opgericht vanuit het moderne ideaal alle informatie in de wereld te ontsluiten en toegankelijk te maken, inmiddels is het bedrijf geëvolueerd naar het post-postmoderne ideaal: informatie afstemmen op door algoritmes bepaalde behoeften van de informatieconsument. Daarom krijgt de zoeker met het profiel ‘politiek geëngageerd’ revoluties en protesten te zien als hij ‘Egypte’ googelt en een zoeker met het profiel ‘hedonistische consument’ zonvakanties en resorts.
Hetzelfde gaat in grote lijnen op voor hoe nieuws tegenwoordig tot stand komt. Nieuws maken is niet ‘het agenderen van bepaalde gebeurtenissen en ontwikkelingen op grond van een onderliggend idee van maatschappelijke relevantie’, maar: het volgen en reflecteren van ‘waar men over praat’ teneinde aansluiting te vinden bij interesses en behoeften van ‘de doelgroep’.
Om dezelfde redenen draait het onderwijs minder om het overbrengen van kennis met inherente waarde, maar om het afstemmen van kennis op de behoeften van de leerling en die van de arbeidsmarkt waarvoor hij wordt opgeleid; wordt de wetenschap steeds minder gedreven door onderzoek omwille van fundamentele inzichten en steeds meer door onderzoek omwille van het economische rendement; en heeft kunst in afnemende mate als doel bestaande denkbeelden te ondermijnen of te vernieuwen en in toenemende mate als doel aan te sluiten op de reeds bestaande interesses van het beoogde publiek.
Met andere woorden: had waarheid als constructie nog een emancipatoire en bevrijdende kern, waarheid als product is in hoofdzaak een vorm van behoeftebevrediging en zelfbevestiging.
Waarheid zonder waarom
Het ontbreken van zo’n bevrijdende, emancipatoire kern is in mijn ogen de belangrijkste eigenschap waarmee het soort waarheid dat onze tijd typeert zich onderscheidt van de soorten waarheid hiervoor. Al die waarheden hadden namelijk wél een emancipatoire danwel bevrijdende doelstelling.
Waarheid als Geloof beoogde mensen te bevrijden van een onveranderlijke, door ziekte en gebrek geteisterde wereld door ze een transcendente wereld voor te spiegelen waar verlossing in het verschiet lag. Waarheid als Kennis beoogde mensen te bevrijden van de onderdanigheid en passiviteit die dit geloof in transcendentie met zich meebracht door ze een kenbare en maakbare wereld voor te spiegelen waar vooruitgang mogelijk was. En waarheid als constructie beoogde mensen te bevrijden van de destructieve krachten van het universalisme en utopisch denken die het geloof in Waarheden met een hoofdletter W met zich mee hadden gebracht door ze een gedeconstrueerde wereld voor te spiegelen waar het individu het voor het zeggen had.
Onze waarheid beoogt verlossing noch vooruitgang noch verandering, alleen verzadiging
Maar wat beoogt onze waarheid? Wat beoogt waarheid als product anders dan de bevrediging van reeds bestaande en steeds weer nieuwe behoeften − ad infinitum?
Je zou kunnen stellen: het soort waarheid dan onze tijd typeert heeft weliswaar een nieuwe vorm gekregen, maar geen nieuwe inhoud. Het beoogt verlossing noch vooruitgang noch verandering, alleen verzadiging.
Nu zou ik kunnen proberen uit te leggen wat ik daar precies mee bedoel, maar een sketch van de briljante − helaas overleden − Amerikaanse comedian Bill Hicks doet dat veel beter.
In deze sketch spoort Hicks alle reclamemakers en marketeers in de zaal aan zelfmoord te plegen. En hij méént het, zegt hij er steeds bij: ‘Really, there is no joke coming, kill yourself.’ Vervolgens laat de comedian op ingenieuze wijze zien wat marketing is door het toe te passen op zijn eigen boodschap: ‘Do you know what Bill is doing? He is going for the anti-marketing dollar, that is a good market!’ Nee, zegt Hicks vervolgens boos, dat doe ik helemaal niet! Waarop de marketeer weer antwoord: ‘Ah, the anger-dollar! That’s a very good market.’ Enzovoorts. Bekijk de sketch zelf even:
Het briljante aan deze sketch is dat het haarfijn laat zien dat ‘waarheid als product’ geen eigen filosofische kern heeft: waar is wat verkoopt, waar een markt voor is. Waarheid als product reduceert alles − van politiek tot informatie tot wetenschap tot onderwijs tot kunst − tot een vorm van behoeftebevrediging zonder onderliggend doel.
Het maakt van politiek een ‘pitch’, van informatie een ‘format’; van kunst een ‘concept’, van onderwijs een ‘formule’. Niet om te overtuigen, te informeren, aan het denken te zetten of te leren, maar om ‘te bevredigen’.
Hierin schuilt, volgens mij, de kern van onze tijd. Het verklaart waarom de meeste politieke partijen nauwelijks nog van elkaar verschillen, behalve in koopkrachtplaatjes. Het verklaart waarom onderwijsinstellingen zijn uitgegroeid tot diplomafabrieken op zoek naar de hoogste score in de ‘rankings’. Het verklaart waarom solidariteit afbrokkelt en winstbejag op korte termijn regeert.
En, het verklaart waarom 80 procent van de (westerse) burgers zo tevreden is met het eigen leven en een even groot percentage zo bezorgd over de samenleving als geheel: onze behoeften worden ruimschoots bevredigd, maar we hebben nauwelijks een idee van het waarom en waartoe.