Het is half zes ’s middags, afgelopen zaterdag 8 juni, als Sherida Spitse in haar hotelkamer in Frankrijk plaatsneemt voor haar laptop en belt met Loran Vrielink.

(29) is middenvelder van het Nederlands vrouwenelftal en met 164 interlands recordinternational. Vrielink (27) is een voetbaltrainer uit Groningen die een consultancybedrijf is begonnen: met geeft hij tactiekbijles aan profvoetballers die meer begeleiding willen dan ze bij hun clubs krijgen.

Spitse is zo’n speler. Sinds vorige zomer houden Vrielink en Spitse wekelijks coachingsessies via FaceTime. Vrielink vanuit zijn kantoor in Groningen, Spitse vanuit haar woning in Noorwegen, waar ze voor de club speelt.

De gesprekken verlopen via een vast stramien. Vrielink analyseert haar vorige wedstrijd, knipt er clipjes van enkele seconden uit, en stuurt die bestanden via Dropbox naar Spitse. Spitse bekijkt de beelden, maakt haar eigen aantekeningen, waarna ze de beelden scène voor scène bespreken, in sessies van zo’n anderhalf uur.

Precies zoals ze nu doen, op de zaterdagnamiddag voordat het WK van de Oranjevrouwen begint. Op het menu: 147 fragmenten van Spitse tijdens de ‘uitzwaaiwedstrijd’ tegen Australië van de week ervoor, gesorteerd op de leerpunten die ze met Vrielink het afgelopen seizoen heeft doorgenomen.

Kijken, bespreken, terugspoelen, kijken, bespreken, en door naar het volgende fragment.

Hoe een voetballer over voetbal praat als niemand kijkt

De details die zij bespreken en de taal die zij gebruiken, zijn gevoelsmatig sterrenstelsels verwijderd van de thema’s en stijl van de voetbalpraatprogramma’s op tv.

Geen holle clichés of sweeping statements, maar nauwkeurig, nerdy, emotieloos voetbaljargon van Zaken die klinken als details, bespreken zij met de aandacht alsof het een hoofdzaak is. Want: voor hen ís dit de hoofdzaak.

Een goed voorbeeld is de onderstaande scène, waarin Spitse iets doet waar ze het afgelopen seizoen met Vrielink veel aandacht aan heeft besteed. De bal ontvangen, de bal passen en – het leerpunt – direct doorbewegen.

Vimeo
Spitse ontvangt, passt, en biedt zich direct weer aan (vanaf 0:05).

Het lijkt vanzelfsprekend, dat je na het spelen van een pass niet stil blijft staan. Toch doen opvallend veel spelers dat, zegt Vrielink. Terwijl het zo belangrijk is om in beweging te blijven, en om te weten waar je heen moet lopen, zodat je direct weer een aanspeeloptie voor je ploeggenoot bent.

Niet dat Spitse dat eerder niet deed; ze deed het alleen niet structureel. Inmiddels is ze zich er bewuster van, en deze scène is volgens Vrielink voorbeeldig: Spitse ontvangt de bal van rechtsback Desiree van Lunteren, passt naar achteren op Dominique Bloodworth (‘Do’), en loopt direct door om weer vrij te komen.

Maar Vrielink geeft nog geen oordeel. Hij legt Spitse het fragment zonder commentaar voor. Wat vond ze ervan?

Spitse: ‘Goed, denk ik... Mijn bal op Do is wel wat lastig, maar ik bied me wel direct weer aan.’

Vrielink: ‘Jaaaa, dit gedrag willen we zien. Dit is geweldig, dit is echt top. Het gaat erom dat je je er bewust van bent. Je weet van eerder dat je soms ook bleef staan. Nu is het: inspelen, BAM, vrijlopen.’

Geen spectaculair loopje, wel een effectief loopje. Want doordat Spitse vrijloopt, moet een Australische speelster haar volgen, waardoor ruimte ontstaat voor Spitses medespelers.

En door gaan ze, naar het volgende filmpje.

Spitses zoektocht naar de laatste stukjes verbetering

Het inhuren van een eigen tactiekcoach – bovenop de coaching die ze al bij haar club krijgt – is ongewoon in het voetbal. Maar voor Spitse is het een logische keuze.

Spitse is een liefhebber – als ze zelf niet speelt of traint, of training geeft aan jeugdploegen, dan kijkt ze voetbal, het liefst Barcelona en Ajax – en wil boven alles beter worden. ‘Hoe ik dat doe, maakt me niet uit’, zei ze recent tijdens een gesprek bij de KNVB in Zeist. ‘Ik grijp er alles voor aan.’

Toen ik in december assistent-trainer vroeg wie van de Oranjevrouwen het meest bezig waren met tactiek, noemde hij een lange lijst op, maar de eerste naam op die lijst was die van Spitse. Ze beaamt dat. ‘Ik kan vrij lang denken over kleine onderdelen van het spel.’

Het was dan ook niet zo verbazingwekkend dat ze inging op het berichtje dat Vrielink haar vorige zomer via Instagram stuurde: of ze een keer een proefsessie met hem wilde doen. Hij zou enkele wedstrijden van Spitse kijken en specifieke verbeterpunten aanwijzen.

De keuze om Vrielink in te schakelen, is voor een vrouwelijke voetballer geen achteloze investering

Kortom: hij was net als zij. En Spitse was benieuwd wat Vrielink zou zien in haar spel. ‘Ik krijg wel vaker berichten van vreemden via Instagram’, zegt ze. ‘Vaak is dat onzin, maar dit leek me interessant. Een perspectief van iemand anders op je spel, daar kun je beter van worden.’

De keuze om iemand als Vrielink voor enkele honderden euro’s per maand in te huren, is geen achteloze investering, zoals voor veel mannelijke spelers. Zo bleek ook in februari dit jaar, toen Spitse de samenwerking tijdelijk stopzette. Ze had een huis gekocht en moest financiële keuzes maken.

Afgelopen zaterdag deden ze, zoals eerder afgesproken, een laatste sessie, als een soort opfrisbeurt voor het WK. Ze bespraken de thema’s waar ze in de voorgaande maanden aan hadden gewerkt. Onder meer: het kijkgedrag op het veld, het opeisen van de bal, het houden van haar positie in het centrum, en het nut en de noodzaak van snelle passes.

De naam van een speler viel regelmatig: Frenkie de Jong.

1. Niet meer passen om het passen, maar ‘fixen’ à la Frenkie de Jong

Eén doelstelling die Spitse en Vrielink formuleerden ging over passing. Heel simpel gezegd: elke pass van Spitse moet een bedoeling hebben.

Dat lijkt nogal vanzelfsprekend. Maar Vrielink ziet veel middenvelders en centrale verdedigers gedachteloze passes geven. Ze krijgen de bal van een back, kaatsen op een van de centrale verdedigers, waarna die de bal naar de andere back speelt.

‘Direct spelen, snel spelen; het wordt er in Nederland ingeramd’, schampert Vrielink. ‘Maar wat heb je daaraan?’ Niets, vindt hij. De bal is weliswaar van de ene naar de andere flank verplaatst, maar de tegenstander breng je er niet mee in de problemen.

‘Het zijn passes waarmee je eigenlijk niets bereikt’, zei ook Spitse, toen ik haar in januari voor het eerst (kort) sprak. ‘Soms doe je dat toch. Automatisch. Ik ook. Loran dwong me om meer na te denken over het waarom van een pass.’

Een voorbeeld van een pass-zonder-bedoeling die Vrielink haar liet zien, was tijdens Denemarken-Nederland, de play-offwedstrijd van vorig jaar oktober voor het WK: Spitse ontvangt de bal, heeft tijd om er iets mee te doen, maar speelt hem uiteindelijk breed op linksback Kika van Es, die in de problemen komt. Bovendien is het tempo uit de Nederlandse aanval.

Vimeo
Spitse passt waar een dribbel beter was geweest.

Het alternatief waar Vrielink op hamert, ook met andere spelers die hij begeleidt, is om soms juist níét te passen. Soms is het een betere optie om juist te dribbelen met de bal, één of twee tegenstanders naar je toe te lokken, en pas dan te passen. Dan heb je die spelers ook daadwerkelijk uitgespeeld. In dit geval had dat prima gekund.

Fixen noemt Vrielink dit. Een speler die dat goed doet, en een speler waar Spitse graag naar kijkt, is ‘Hij maakt andere keuzes. Vaak naar voren, soms ook naar achteren’, zegt ze. ‘Maar hij blijft vooral aan de bal. Hij passt niet meteen, maar zodra het moment er is.’

Tegen Australië doet ze het soms goed, maar ze laat vaker mogelijkheden tot fixen onbenut. Spitse klinkt schuldbewust. Oude gewoonten slijten langzaam.

2. Elke fractie van een seconde pakken om informatie in te winnen

Een tweede aspect waar Spitse en Vrielink tijdens hun FaceTime-gesprek minutenlang bij stilstaan, is Spitses kijkgedrag. Het idee is dat Spitse vaker om zich heen kijkt, om informatie in te winnen: wie staat waar? Waar liggen de ruimtes? Kan ik mijn lichaam opendraaien?

Vrielink zag het als leerpunt. ‘Dat was ik met hem eens’, zegt Spitse. ‘Ik probeerde het altijd al wel te zien, maar het vergt aandacht. Nu ben ik er bewuster van geworden. Elk moment dat de bal onderweg is, geeft mij een moment om een headcheck te doen.’

‘Headcheck’ is de term die Vrielink hanteert voor een snelle blik over schouders. De video hieronder gaf hij Spitse als goed voorbeeld. Al voordat de pass komt, heeft Spitse de omgeving met enkele rappe headchecks verkend. Ze weet dat ze vrijstaat, ze weet hoe het spel voor haar eruitziet, ze weet wat ze kan doen.

Vimeo
Let op het hoofd van Spitse: één, twee, drie keer scant ze de omgeving voordat ze bal krijgt.

Ook tijdens Nederland-Australië gaat dat vrij goed. Met name als de tegenstander in het midden van het veld balbezit heeft, kijkt Spitse goed om zich heen, waardoor ze bijvoorbeeld ook haar medespelers kan coachen.

Terwijl de tegenstander ongevaarlijk is, scant Spitse snel het speelveld: wie staat waar?

Uit diverse clipjes die Vrielink en Spitse bespreken, wordt duidelijk hoe belangrijk kijkgedrag kan zijn. En hoe ingewikkeld het spel kan zijn, zonder dat je dat als toeschouwer in de gaten hebt. Bijvoorbeeld in de scène hieronder.

Als Australië een aanval opzet, staat linksbuiten Lieke Martens opgesteld tussen de speler in balbezit en de Australische rechtsback. De back staat in Martens’ ‘dekkingsschaduw’ en is daardoor niet aanspeelbaar. Dat is op zichzelf mooi, maar Martens’ positionering aan de buitenkant betekent dat Spitse extra ruimte in het centrum moet afdekken.

Vimeo

Immers: als Martens meer aan de binnenkant zou staan, heeft de speler in balbezit minder ruimte om de bal naar voren te spelen. Prettig, want je wilt niet dat de Australische spits diep en centraal op Nederlandse helft in balbezit komt.

Maar Martens stapt juist verder naar buiten. En dus moet Spitse twee spelers in de gaten houden: zowel haar directe tegenstander als de Australische spits zijn aanspeelbaar. En die laatste krijgt de bal uiteindelijk ook.

De vraag: is dit aan Spitse te wijten?

Vrielink vindt van niet: ‘Hier zullen mensen jou misschien op aankijken. Zo van: je hebt hem net niet. Maar als Lieke iets meer naar binnen komt, dan kun jij ook centraler blijven.’

Spitse: ‘Ik weet deze nog precies. Ik dacht: godver, als ik iets meer word gecoacht naar rechts, dan heb ik die bal. Al kijk ik zelf ook niet goed. En als ik dat wel doe, dan zie ik die spits komen, en had ik hem ook gehad.’

Conclusie: niet goed, niet fout, een beetje ertussenin. Eentje om met de collega’s te bespreken. Maar meer kijken had dit probleem kunnen oplossen.

3. Je moet de bal opeisen, anders krijg je hem niet

Door actiever te kijken, weet je waar er ruimte is, sta je vaker vrij. Maar aanspeelbaar zijn en de bal daadwerkelijk krijgen, zijn twee zeer verschillende dingen.

Om de bal te krijgen, moet je hem vragen. Dat is niet iets egoïstisch: je helpt er simpelweg je medespeler mee, door hem of haar een afspeeloptie te geven. De bal vragen of zelfs opeisen lijkt derhalve logisch tactisch gedrag.

‘Maar je zult verbaasd staan hoe weinig spelers dat aangeleerd hebben’, zegt Vrielink. ‘Coaches gaan er te vaak van uit dat spelers dat vanzelf doen. Nee! Je moet hen er blijvend op wijzen.’

Op dit punt – het opeisen van de bal – heeft Spitse misschien wel de meeste vooruitgang geboekt. Dat wil niet zeggen dat het altijd goed gaat; in de WK-wedstrijd tegen Nieuw-Zeeland waren er momenten dat Spitse de bal meer had moeten vragen, zoals ex-international Daphne Koster

In de oefenpot tegen Australië ging het wel weer goed. Een scène, fragment 43 in Vrielinks bestand, illustreert dit mooi. Nog terwijl rechtsbuiten Shanice van de Sanden de bal naar Stefanie van der Gragt speelt, gebaart Spitse dat ze de bal van Van der Gragt wil krijgen, gevolgd door drie snelle klappen in haar handen.

Vimeo
Spitse eist de bal op (vanaf 0:04).

En er gaat meer goed in deze scène: terwijl Van der Gragt haar de bal toespeelt, doet Spitse een headcheck naar voren, om alvast opties te hebben voor het vervolg.

Vrielink: ‘Je kan nog zeggen dat als de bal van Shanice naar beneden gaat [je] dan al een headcheck [kan] doen [...] maar je ziet dat je lichaam mooi opengedraaid is.’

Spitse: ‘Ja, en dan kan ik ook vooruit [passen] dus.’

Vrielink: ‘Juuuiiist, juist. Dan kan je ook die pass geven, dat is schitterend.’

Dat ze die pass uiteindelijk niet speelt, is bijzaak. De grote winst is dat het hád gekund. De beloning voor het headchecken en het – klap-klap-klap – opeisen van de bal.

Wat ijsjes, zebrapaden en dobbelstenen met voetbal te maken hebben

Van alle lessen die Spitse de afgelopen maanden heeft geleerd, heeft ze een spiekbriefje gemaakt. Een wit papiertje met enkele afbeeldingen: een ijsje, een zebrapad en een dobbelsteen.

Het ijsje staat voor ‘bal opeisen’ – ijs/eis is het ezelsbruggetje. Het zebrapad staat voor ‘om je heen kijken’ – ‘dat doe je namelijk ook als je oversteekt’, zegt Spitse. Ofwel: denk aan de headchecks, verzamel informatie.

De dobbelsteen staat voor gokken, of beter gezegd: niet gokken. Spitse: ‘Als een speler met haar gezicht naar voren op me afkomt, moet ik niet vol voor de bal gaan, maar meelopen en de aanval vertragen.’

Het briefje was een curieus gezicht in de kleedkamer bij Vålerenga. ‘Daar kreeg ik soms wel rare blikken over.’ Voor het WK verving Spitse het papiertje voor een digitale versie. In de notitie-app van haar iPhone heeft ze enkele vergelijkbare plaatjes opgeslagen.

Spitses spiekbriefje (lees het stuk voor uitleg)

Vlak voordat ze de kleedkamer ingaat – dus ook zaterdagmiddag voor de wedstrijd tegen Kameroen – zal Spitse geconcentreerde blikken werpen op die ezelsbruggetjes. De ijsco is ingeruild voor een bal – eis die bal op. Het zebrapad is ingeruild voor een helm en twee woorden: ‘head check’ – verzamel informatie.

Hoe moeilijk het is om tijdens de wedstrijd aan dit soort dingen te denken? Ze kan ook niet continu bewust zijn van elke situatie, zegt Spitse. ‘Het gaat om split-seconds. Het idee is dat het [juiste gedrag] er langzaam insluipt, dat het steeds meer onbewust gebeurt.’

Vrielink herkent dat. Spelers, zegt hij, doen bepaalde dingen al jarenlang op een bepaalde manier. Dat veranderen kost tijd, aandacht, geduld en herhaling.

Spitse heeft het ervoor over. ‘Beter worden’, zegt ze. ‘Dat is écht bevredigend.’

Meer lezen?

Nu in de Eredivisie: een consultant voor voetballers die bijles willen Eind 2016 schreef ik voor het eerst over Loran Vrielinks werk. Hij was net begonnen met Your Tactical Analyst, toen nog als eenmanszaak. Een van de spelers die in het stuk aan het woord komt is Mark Diemers, een speler met wie Vrielink nog steeds werkt, en die toen bij De Graafschap in de Eerste Divisie speelde. Toeval of niet: Diemers is sindsdien merkbaar vooruitgegaan en is basisspeler bij Fortuna Sittard, in de Eredivisie. Lees het stuk hier terug Voor Stefan de Vrij telt elke honderdste van een seconde. Zo analyseert hij z’n eigen spel Vrielink werkte in de jaren erna met telkens bekendere spelers bij grotere clubs. Bijvoorbeeld met Stefan de Vrij, international en, toen, speler van het Italiaanse Lazio Roma. Inmiddels werken Vrielink en De Vrij niet meer samen, want bij De Vrijs nieuwe club Internazionale is de begeleiding prima op orde. De Vrij was het antwoord van Vrielink op mijn vraag welke speler het scherpst nadacht over zijn spel. Lees het stuk hier terug Maak kennis met Jackie Groenen, de beste voetballer van Oranje Twee jaar terug interviewde ik Jackie Groenen, middenvelder van het Nederlands elftal. Ze was destijds nog relatief onbekend voor het grote publiek: veel interlands had ze nog niet gespeeld en ze had haar hele carrière in het buitenland gespeeld. Ze was ook vreselijk goed en op het EK was ze een van de absolute uitblinkers van de ploeg. Lees het stuk hier terug