Paul Teule die als econoom verbonden is aan de Universiteit van Amsterdam. Teule doet onderzoek naar hoe beleidsmedewerkers, economen en statistici het bbp gebruiken.

Het bbp is de waarde van alles wat binnen een bepaald tijdsbestek wordt geproduceerd, geconsumeerd of verdiend. In het dagelijks woordgebruik staat het bbp synoniem voor de economische welvaart en is groei gereduceerd tot verschil in het bbp. Het is dus een belangrijk cijfer. De politieke discussie over of en hoeveel te bezuinigen gaat over het bbp: de rijksoverheid mag geen begrotingstekort hebben van 3 procent van het bbp. Ook de houdbaarheid van de staatsschuld wordt voor een belangrijk deel afgemeten aan dit cijfer.

Maar volgens Teule is het bbp een matig cijfer om economische welvaart mee uit te drukken. Het is vooral een afspraak die nogal achterhaald is. Ik dronk met Teule een kop koffie en vroeg hem om uitleg.

Wat bedoel je met de opmerking dat het bbp een afspraak is?

‘Er is een grote institutionele kracht die het bbp op zijn plaats houdt. De methodologie van het vaststellen ervan is vastgelegd door de Verenigde Naties, de Europese Unie en alle statistische bureau’s. Iedere tien jaar komen statistici bij elkaar om de methodologie verder te verfijnen en te harmoniseren. Mijn bbp moet te vergelijken zijn met jouw bbp. Dat is belangrijk voor internationale statistiek, maar ook voor verdeling van gelden. De afdrachten van Europese lidstaten aan de Unie worden mede bepaald door omvang van het bbp. Het is echter nooit de bedoeling geweest dat het bbp zo belangrijk werd. De Verenigde Naties zijn heel genuanceerd over de waarde van het bbp, dat het niet zonder meer een afspiegeling van economische waarde is.’

Kun je kort de geschiedenis van het bbp schetsen?

‘De meting van het nationaal inkomen begon eeuwen geleden. De Engelse econoom William Petty was een van de eerste die in de zeventiende eeuw het nationaal inkomen probeerde te becijferen. In de achttiende eeuw meenden de Franse fysiocraten (een economische school, DT) dat je alleen landbouwopbrensten tot het nationale inkomen kon rekenen. Dat was de enige sector, in hun ogen, die waarde toevoegde. Alle andere sectoren parasiteerden daarop. Adam Smith was het daar niet mee eens. Volgens hem voegden handelaren wel degelijk waarde toe, al was het niet zoveel.’

‘Onze huidige opvattingen over het bbp bouwen voort op het werk van de Amerikaan Simon Kuznets in de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij probeerde het nationaal inkomen in kaart te brengen. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog was daar veel belangstelling voor. Beleidsmakers wilden graag weten wat een oorlogseconomie kon dragen. Kuznets trok door het land met zijn medewerkers en ging simpelweg alles tellen waar geld voor betaald werd. In de naoorlogse jaren zijn Kuznets’ methoden verfijnd. Opvallend is dat Kuznets zelf al waarschuwde dat er niet te veel betekenis aan zijn werk toegeschreven werd. ‘Wat ik aan het meten ben, komt niet overeen met welvaart,’ heeft hij gezegd.’ 

Waarom is het bbp nu zo belangrijk?

‘Het bbp lijkt waardenvrij en dat maakt het aantrekkelijk om te gebruiken. Dit is een neo-klassieke opvatting. Het idee is dat wat waarde is, bepaald wordt door de transactie zelf, niet de mensen of ideeën die erachter zitten. Maar niet alle transacties zijn waardevol, dat hebben we met de kredietcrisis wel gezien. Sommige transacties zijn gebaseerd op lucht en vertegenwoordigen geen echte waarde.’

‘Voor politici is het bbp echter een prettig cijfer. Het geeft ze een vrij heldere opdracht. Zorg ervoor dat het bbp stijgt. Daaraan kun je succesvol beleid afmeten, zo is de gedachte. Hoe groter het bbp, hoe kleiner het verdelingsvraagstuk en dus hoe minder problemen. We zijn al lang voorbij de vraag of groei van het bbp ook economische groei is.’

Wat zou het antwoord op die laatste vraag kunnen zijn?

‘Het grootste probleem van het bbp is dat het een stroom beschrijft en dat je veranderingen daarin per jaar meet. Die stroom bestaat uit wat geproduceerd is, wat gekocht is en wat verdiend is. Die drie moeten grofweg overeenkomen. Dit is allemaal geld dat van a naar b is gegaan. Maar in deze berekening weet je niet wat je hebt, of wat je nog moet betalen, dus je bezittingen en schulden. Met de huidige crisis zien we dat dat laatste toch wel heel belangrijk is. Het kan lijken alsof je veel hebt verdiend, maar als dat allemaal schulden blijken te zijn, wat is dan de economische waarde?’

‘De vraag moet zijn, waar maak je economie mee? Tel je schaliegas mee, dat mogelijk gewonnen gaat worden? Tel je de aanwezige kennis mee waarmee je over een paar jaar economie kunt maken? Stel een bedrijf heeft dit jaar veel geproduceerd en verkocht en daarmee een goed ‘micro-bbp’. Maar wat als de werknemers en het materiaal volkomen uitgeput zijn? Wat is zo’n getal dan waard? Een slim bedrijf kijkt naar wat bezitten we en wat zijn we schuldig, wat hebben we verdiend en wat gaan we verdienen en zijn we een beetje gelukkig met de manier waarop we dit bereiken? In de berekening van de omvang van onze nationale economie stellen we deze vragen niet.’

Hoe moet het dan wel?

‘Er wordt al veel gesproken over alternatieven om economische welvaart uit te drukken. Een stroming wil het bbp aanpassen, zoals de Index for Sustainable Economic Welfare. Een tweede stroming wil het bbp complementeren, met meer langetermijnindicatoren, zoals de ecologische voetafdruk en uitgaven in het onderwijs. De meest radicale vernieuwers willen het bbp helemaal vervangen door bijvoorbeeld de Happy Planet Index, dat een uitdrukking is van levensverwachting, geluk en ecologische voetafdruk. Andere belangrijke economen, zoals Joseph Stiglitz, pleiten voor een wijziging. Hij wil bijvoorbeeld een verschuiving van economische productie op macroniveau naar welzijn op huishoudelijk niveau en welzijn, dus wat economische welvaart voor individuen betekent.’ 

‘Ik denk niet dat we snel van het bbp afkomen. Daarvoor is het te veel institutioneel ingekapseld. Iedereen lijkt vast te zitten. Individuele statistici zijn maar radertjes in een groter systeem. Het CBS is compleet vertakt met nationale en internationale instituties en kan niet eigenhandig de methodologie wijzigen. Politici hebben baat bij heldere indicatoren waarop ze hun koers kunnen uitzetten. Economen zitten vast in dominante denkrichtingen in hun vakgebied. Probeer maar eens in een traditioneel wetenschappelijk tijdschrift te komen als je het bbp niet gebruikt.’