Het waarmaken van idealen begint bij de belasting die we betalen
121 miljonairs en miljardairs pleiten vandaag in een open brief voor hogere belastingen. In 2014 schreef ik dit verhaal over hoe je met de juiste belastingen de wereld kunt veranderen.
Het was de zomer van het jaar 1698. Tsaar Peter de Grote had net een grand tour door Europa afgerond, langs Brandenburg-Pruisen, Saksen, Oostenrijk en de Republiek der Verenigde Nederlanden. Eenmaal terug in Moskou riep hij de machtigste edelen van het land bijeen. Hij haalde een schaar tevoorschijn. Op dat moment wisten de verzamelde mannen dat ieder verzet zinloos was. De boomlange tsaar greep ze een voor een bij de haren.
De baard ging eraf.
Eeuwenlang was de baard een symbool van eer, mannelijkheid en traditie geweest. Maar Peter had maling aan traditie. Hij wilde zijn land moderniseren naar het Europese, gladgeschoren voorbeeld. In de ochtend van 5 september 1698 ging hij zelfs nog een stap verder. Hij had zich gerealiseerd dat er één ding nog effectiever zou zijn dan geweld: belasting. Baardenbelasting om precies te zijn.
Vanaf dat moment moesten alle edelen een speciale munt kopen om te bewijzen dat ze voor hun baard hadden betaald. Kosten: honderd roebel per jaar – een klein fortuin. Op de ene kant van de munt stond: ‘De baardenbelasting is betaald.’ En op de andere kant: ‘De baard is een overbodige last.’
In de daaropvolgende jaren dwong Peter de Grote zijn land de moderne tijd in, met ijzeren hand. Hij begon met een grondige hervorming van het hele belastingsysteem. Iedereen moest meebetalen aan de pracht en praal van de nieuwe hoofdstad: Sint-Petersburg. De tsaar had namelijk een tijdloze les geleerd:
Wie de wereld wil veranderen, moet bij de belasting beginnen.
Het grote belastingmysterie
Het is een vergeten les.
Natuurlijk, over de inhalige fiscus wordt een boel geklaagd. Maar over de aard van ons belastingstelsel hebben we het nauwelijks. ‘Niets is zeker in deze wereld, behalve de dood en belastingen’, schreef Benjamin Franklin eens. Belastingen horen er gewoon bij, nietwaar? Misschien dat we daarom zo weinig reflecteren op het effect van al die accijnzen, tarieven en heffingen.
Wie de wereld wil veranderen, moet bij de belasting beginnen
Maar effect hebben ze. Onze belastingen vormen de natuurwetten van ons samenleven. Iedere dag worden we erdoor gestuurd, betutteld en gemanipuleerd – tot in de kleinste details. Simpel voorbeeld: in 2010 voerde de staat Washington een minibelasting op plastic tasjes door van 5 cent. Een kleine maatregel, met overdonderend resultaat. In december 2009 deelden supermarkten nog 22,5 miljoen tasjes uit, de maand erop waren het er nog maar 3 miljoen.
Of neem sigaretten: economen hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar die paar euro aan accijns op ieder pakje. Wat blijkt: geen duizend uur aan propaganda van SIRE kan ertegen op. Voor iedere 10 procent aan extra accijns daalt de tabaksconsumptie met 5 procent. Vooral mensen met weinig geld (jongeren bijvoorbeeld) zijn gevoelig voor prijsveranderingen: 10 procent duurder betekent voor hen 15 procent minder nicotine. Voorlichting, leeftijdsgrenzen en lugubere foto’s zijn allemaal leuk en aardig, maar mensen stoppen pas echt met roken als het te duur wordt.
Het lijkt dan ook simpel: belast wat je stom vindt (plastic tasjes, baarden) en laat de goede dingen des levens met rust (hardwerkende Nederlanders, digitale journalistiek). Maar dan stuiten we op een groot mysterie. Hoe kan het dat iets wat we allemaal belangrijk vinden, wat van links tot rechts wordt bejubeld als de ruggengraat van de samenleving en wat zelfs de kern van de moderne identiteit is gaan vormen - hoe kan het dat zoiets het allerzwaarst belast wordt?
Ik heb het over werk.
Dat je arbeid veel minder moet belasten, is economisch gezien eigenlijk een no-brainer
Eerlijk, legaal, betaald werk. Maar liefst de helft van de 5 biljoen euro die de landen van de Europese Unie aan belasting innen, komt van werknemers. En het aandeel van de arbeidsbelasting stijgt al sinds de jaren zeventig. In Nederland kost het een werkgever twee keer zo veel om iemand in dienst te nemen als deze werknemer aan netto loon ontvangt. Als arbeid nu schaars was (en we er dus zuinig op moeten zijn), dan zou dat misschien nog te rechtvaardigen zijn. Maar arbeid is niet schaars. Banen zijn schaars. Nederland telt op dit moment bijna 700.000 onvrijwillige belastingontwijkers. ‘Werklozen’, worden ze ook wel genoemd.
‘Dat je arbeid veel minder moet belasten, is economisch gezien eigenlijk een no-brainer,’ zegt Femke Groothuis, voorzitter van Ex’tax, een stichting die pleit voor een verschuiving van belastingen van arbeid naar natuurlijke hulpbronnen. ‘Onze technologische innovatie is er al decennia op gericht zo veel mogelijk mensen overbodig te maken,’ vertelt ze in de lobby van een Amsterdams hotel. ‘Efficiëntie is synoniem geworden aan minder werknemers.’
Logisch ook. Terwijl robots steeds slimmer en goedkoper worden, wordt het leger aan werklozen steeds duurder om in dienst te nemen. En ironisch genoeg wordt dat wat wél schaars is – grondstoffen bijvoorbeeld – nauwelijks belast. Alle ‘groene’ belastingen bij elkaar (op transport, energie, vervuiling en grondstoffen) vormen op dit moment slechts 6 procent van de totale Europese belastingopbrengst. Vijftien jaar geleden was dat nog 7 procent.
‘Investeren in technologie om zuiniger te produceren is nu niet interessant genoeg voor bedrijven,’ vertelt Groothuis. ‘Het wordt tijd om onze hang naar arbeidsefficiëntie om te ruilen voor een focus op grondstoffenefficiëntie.’
Dat klinkt saai, maar het is revolutionair.
Zouden we grondstoffen meer belasten, dan wordt recyclen en repareren aantrekkelijker dan kopen en weggooien. Zouden we arbeid minder belasten, dan krijgen we meer handen aan het bed, kleinere klassen en meer blauw op straat. Dan heb je eerder een chauffeur dan een dikke BMW, eerder een kapper dan een scheerapparaat en eerder een medewerker van de klantenservice dan een robot aan de lijn.
Een paar verschuivingen in wat tarieven en accijnzen kunnen meer doen dan een miljoen demonstranten bij elkaar. ‘Het is niet echt een sexy onderwerp,’ lacht Groothuis. ‘Maar serieus, belastingen kunnen de wereld veranderen.’
De gans die het gemakkelijkst te plukken is
Dat is geen controversieel standpunt. In Europa roepen de Commissie en het Parlement al jaren dat arbeid minder moet worden belast. De OESO, de Internationale Arbeidsorganisatie, het Internationaal Monetair Fonds en een legioen aan hoogleraren zeggen hetzelfde. Politici van links tot rechts, de werkgeversclubs VNO-NCW en MKB-Nederland, Dijsselbloem – allemaal vinden ze het een prachtidee.
Het is alleen de praktijk die tegenvalt.
Jean-Baptiste Colbert, de schatkistbewaarder van Lodewijk XIV (1638-1715), vatte het probleem eens treffend samen: ‘Belastingen bestaan erin de gans zo te plukken dat je zo veel mogelijk veren, en zo min mogelijk gesis krijgt.’ Wat blijkt: de gans die ‘arbeid’ heet, valt het makkelijkste te plukken.
Natuurlijk, in de loop van de geschiedenis hebben overheden heel wat andere ganzen te grazen genomen. Neem de raambelasting die Engeland in 1696 invoerde. In no time metselden de Engelsen hun ramen dicht. Of neem de bakstenenbelastingen die een eeuw later volgde. Al snel werden de bakstenen groter en groter. Wie nu door oude Engelse wijken loopt, ziet het nog steeds: dichtgemetselde ramen, grote bakstenen.
De glibberigste gans van onze tijd is het grootkapitaal. Volgens een conservatieve schatting hebben de superrijken maar liefst 21.000.000.000.000 dollar (21 biljoen) weggesluisd naar belastingparadijzen. De gans die kapitaal heet vliegt van nest naar nest, naar het land waar de tarieven het laagste zijn. En dus gaan de lasten voor het internationale bedrijfsleven al decennia omlaag. Er is een wedstrijd aan de gang om de vetste kapitaalganzen te lokken en Nederland Gidsland loopt hierin voorop. Zo betaalt Google door een ingewikkelde constructie via Ierland, Bermuda en Nederland slechts 2,4 procent belasting over de overzeese winst.
De MKB’er op de hoek van de straat die jouw televisie wil repareren, kan niet op tegen de multinational die maar 2 procent hoeft af te dragen
In 2013 nam een overgrote meerderheid in de Kamer een motie aan waarin werd afgesproken dat Nederland geen ‘belastingparadijs’ mag worden genoemd. Het kabinet spreekt liever van een ‘competitief fiscaal vestigingsklimaat’, waar menig dictator over mee kan praten. Niet toevallig was het financiële hoofdkwartier van de Libische kolonel Kadhafi in Ridderkerk gevestigd.
Voor Nederlanders is Nederland natuurlijk geen belastingparadijs. ‘De MKB’er op de hoek van de straat die jouw televisie wil repareren, kan niet op tegen de multinational die maar 2 procent hoeft af te dragen,’ verzucht Groothuis. Toch is ook voor binnenlandse ondernemingen de belastingdruk sterk afgenomen. Begin jaren tachtig was de Nederlandse winstbelasting nog 48 procent. Sindsdien daalde deze van 35, naar 31 en vervolgens naar 25 procent. In Nederland dekt de winstbelasting nog maar 6 procent van de Rijksuitgaven. Tien jaar geleden was dat nog het dubbele.
Eén gans is de pineut. Adam Smith, de vader van de moderne economie, noemde het rondvliegen van dit gevogelte (‘de vrije circulatie van arbeid’) nog ‘de kern’ van de vrijhandel. Maar terwijl iPhones, bananen en kapitaalstromen de hele wereld overgaan, worden er steeds hogere muren opgetrokken voor arbeidsmigranten.
De gans die arbeid heet, heeft een ketting om zijn nek.
Leuker kunnen we het niet maken, wel beter
Maak kennis met Henk Hofstra. Er is geen man die zo’n grote stempel op het Nederlandse belastingstelsel heeft gedrukt als hij – ‘de Hercules van het Nederlandse belastingrecht’. Als zoon van een Friese onderwijzer had Hofstra, in de jaren twintig van de vorige eeuw, geen geld om te studeren. En dus ging hij na de hbs meteen aan de slag als belastinginspecteur. Opleiding of niet, Hofstra maakte snel carrière en werd aangetrokken door het ministerie van Financiën.
Niet de revolutie, maar het belastingstelsel moest de idealen van de sociaaldemocratie verwezenlijken
Tijdens de Tweede Wereldoorlog leerde hij via een bridgevriend Willem Drees kennen. De verzetsman en latere premier was onder de indruk van Hofstra’s expertise. ‘Het moet anders met die belastingen,’ zei Drees tegen hem. ‘Wil jij dat voor me uitzoeken?’ Het antwoord van Hofstra was een dikke pil, geschreven tijdens de Hongerwinter in een ijskoude kamer in Den Haag. Titel: Socialistische belastingpolitiek. Deze ‘Rode Belastingbijbel’ stond vol met accijnzen op luxeproducten als alcohol, tabak en dure mode. Ook onbebouwde gronden, rente uit obligaties, groot woningbezit en ondernemingswinsten zouden flink worden belast.
Maar één categorie moest de dans juist ontspringen: arbeid.
Hofstra wilde de wereld veranderen en had de les van Peter de Grote goed in zijn oren geknoopt. Als minister van Financiën vond hij dat belastingen ‘openlijk en doelbewust’ moesten bijdragen aan ‘de opheffing van de uit het kapitalistische stelsel voortvloeiende sociale onrechtvaardigheden’. Een stevige vermogensbelasting zou voorkomen dat er een klasse van grootkapitalisten zou ontstaan, wier winsten ‘van nauwelijks hogere morele waarde’ zouden zijn dan die van collaborateurs tijdens de bezetting. Niet de revolutie, maar het belastingstelsel moest de idealen van de sociaaldemocratie verwezenlijken.
Hofstra’s dood in 1999 markeerde het einde van een tijdperk. Inmiddels is er weinig meer over van zijn rode evangelie. Eén vraag is steeds belangrijker geworden op het ministerie van Financiën: welke gans is het makkelijkst te plukken? ‘Ik vind het inningscriterium niet alleen belangrijk omdat het lekker makkelijk is voor het ministerie van Financiën,’ zei Gerrit Zalm (VVD) eind jaren negentig tegen Elsevier. ‘Maar ook omdat het rechtvaardiger is om belastingen te innen op zaken die je niet kunt ontlopen, dan dat je een mooi draagkrachtbeginsel hebt dat links en rechts wordt ontdoken.’
Vrij vertaald: je moet plukken wat je plukken kan.
En daar is ook best wat voor te zeggen. De overheid heeft nu eenmaal een stabiele bron van inkomsten nodig: een gans die stilzit. Een werknemer kan zijn loon niet zomaar naar de Kaaimaneilanden wegsluizen. Het voordeel van de inkomstenbelasting is bovendien dat er gemakkelijk mee kan worden herverdeeld. En wie het systeem echt wil hervormen moet dat in internationaal verband doen – de snelle ganzen kunnen alleen samen worden geplukt.
De natuurwetten van het samenleven moeten op de schop - radicaal
Zou iedereen profiteren van zo’n revolutie in ons belastingstelsel? Nee. Veel bedrijven zullen hun verdienmodel moeten aanpassen. Sommigen zullen kopje-onder gaan. Eigenlijk weten we niet wat er precies zou gebeuren - het is immers nog nooit eerder geprobeerd. Eckart Wintzen, de excentrieke ondernemer die al in de jaren negentig voor een belastingrevolutie pleitte, was er toch van overtuigd dat de essentie van zijn plan overeind zou blijven. Dat wil zeggen: meer vakmanschap, meer dienstverlening en meer zuinigheid. ‘Niet uit ideële overwegingen, maar puur uit fiscale overwegingen,’ voegde hij er grijzend aan toe. ‘Dat zijn dingen die de ondernemer begrijpt.’
Twintig jaar later is ons belastingstelsel nog altijd in handen van ambtenaren die slechts de korte termijn in de gaten houden. Niet dat we terug kunnen, of willen, naar de tijd van Peter de Grote, toen een alleenheerser nog kon bepalen hoe zijn land zou worden klaargestoomd voor de volgende eeuw. Maar anno 2014 is er nauwelijks meer debat over de toekomst van ons belastingstelsel dan in de zomer van het jaar 1698.
De revolutie
Kan het anders?
Als ik het aan Femke Groothuis vraag, daar in de lobby van het Amsterdamse hotel, kijkt ze me even niet-begrijpend aan. ‘Het móét anders. Het is een illusie om te denken dat we de grote uitdagingen van deze tijd – werkloosheid, klimaatverandering, schaarste – aankunnen zonder het systeem om te gooien.’
Met alleen de schaar van de tsaar komen we er niet. Er is veel meer nodig dan een boete hier en een subsidie daar. Stel dat we de belasting op arbeid flink verlagen, terwijl we de belastingen op grondstoffen, vervuiling, olie, grond, vermogen en bonussen omhoog brengen. Ik ben geen econoom, dus pin me niet vast op de details. Maar je hoeft ook geen rekenmeester te zijn om één ding zeker te weten: de natuurwetten van het samenleven moeten op de schop - radicaal.
Er is veel meer nodig dan een boete hier en een subsidie daar
Als het nu over belastingen gaat, dan gaat het te veel over procenten en te weinig over ideeën. In zijn laatste grote interview, in 1992, maakte Henk Hofstra zich nog boos dat geen politieke partij meer nadenkt over hoe de ideale samenleving eruitziet. ‘Een heleboel productie in onze welvaartsmaatschappij bevordert ons geluk helemaal niet, noch onze gezondheid, noch ons welzijn,’ brieste hij.
De Friese belastingman benadrukte het belang van een stevige dosis realisme - en van een sluitende begroting. Door historici wordt hij zelfs gezien als een van de zuinigste ministers die we ooit hebben gehad. Toch vond Hofstra dat politiek over meer, veel meer, zou moeten gaan dan alleen de omvang van het begrotingstekort.
‘Je kunt wel bezieling geven met een concreet toekomstbeeld, maar niet met verhalen over de betalingsbalans en dergelijke technische aangelegenheden’, zei hij in 1953. ‘Men moet een beeld van de toekomst hebben, dat radicaal anders is dan nu.’